nr. 149
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2010
Tijdens de behandeling van de defensiebegroting heb ik naar aanleiding
van de motie van de leden Knops (CDA), Voordewind (CU) en Eijsink (PvdA) (32 123
X, nr. 66) toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang van de gekozen
aanpak op het terrein van digitale verdediging.
In deze brief informeer ik u over de stand van zaken.
In onze technologisch hoogontwikkelde, open samenleving is sprake van
een toenemende afhankelijkheid van ICT. Ook in de toekomst blijft ICT zich
snel ontwikkelen en tot nieuwe toepassingen en afhankelijkheden leiden. Dit
brengt ook dreigingen met zich mee. Het digitale domein wordt moedwillig gebruikt
en misbruikt voor criminele of verstorende activiteiten. Deze activiteiten
worden aangeduid met begrippen als digitale criminaliteit, digitale inlichtingen,
digitaal terrorisme en digitale oorlogsvoering. Maatschappelijke ontwrichting
kan ontstaan wanneer kwaadwillenden vitale ICT-systemen ontregelen, open informatiesystemen
misbruiken en zich onbevoegd toegang verschaffen tot afgeschermde (persoons-)gegevens,
gevoelige bedrijfsinformatie of overheidssystemen om deze te manipuleren.
Digitale verdediging en digitale oorlogsvoering zijn thema’s die
nauw verbonden zijn met het veelomvattende beleidsterrein digitale veiligheid,
waarvoor meer departementen een verantwoordelijkheid dragen. In de brief van
12 december 2007 (Kamerstuk 26 643, nr. 103) van de ministers van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en de staatssecretaris
van Economische Zaken is beschreven hoe de coördinatie en de samenhang
aangaande het ICT-veiligheidsbeleid worden versterkt. De interdepartementale
samenwerking wordt voor een belangrijk deel vorm gegeven binnen het door het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gecoördineerde
Programma Nationale Veiligheid. Op het gebied van digitale criminaliteit is
het ministerie van Justitie leidend en wat digitaal terrorisme betreft is
dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Wat digitale verdediging
betreft hebben mijn departement en het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties het voortouw. Het ministerie van Economische
Zaken vervult een leidende rol als het gaat om de veiligheid en betrouwbaarheid
van de nationale informatie-infrastructuren. Vanzelfsprekend wordt ook het
bedrijfsleven betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleid rondom
digitale veiligheid.
Defensie gebruikt digitale netwerken voor haar bedrijfsvoering in Nederland
en voor training, oefening en inzet over de gehele wereld. Deze netwerken
worden beschermd tegen verstoring of manipulatie door derden. Daartoe beschikt
Defensie onder meer over een eigen Computer Emergency Response
Team (DE FCERT) en over eigen beveiligde netwerken.
Gezien de onderkende dreiging werkt Defensie momenteel aan de ontwikkeling
van een beleidsvisie op het terrein van digitale verdediging. Hierin zal worden
ingegaan op de rol die Defensie moet spelen bij het beschermen en garanderen
van netwerken en ICT-infrastructuren voor de eigen taakuitvoering. Daarbij
wordt uiteraard gekeken naar de relatie tot de hoofdtaken van Defensie. Naast
bescherming van de eigen infrastructuur zal ook aandacht worden besteed aan
thema’s zoals respons en inlichtingenvergaring. Ook de relevante juridische
aspecten worden onderzocht en er zal worden bezien welke rol onderzoeksinstellingen
en de industrie kunnen spelen. De uitwerking van deze studie geschiedt nadrukkelijk
in overleg met de andere betrokken departementen.
Van belang zijn voorts de ontwikkelingen in de Navo en het Cooperative Cyber Defence Centre of Excellence, het aan de Navo gelieerde
onderzoeksinstituut in Estland. Daarnaast zijn er bilaterale contacten om
informatie en ervaringen te delen en te komen tot best
practices. Met interesse worden ontwikkelingen gevolgd in landen
zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Ook in deze
landen wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van nationale strategieën
en daarbij passende capaciteiten.
Ik zal u voor de zomer nader informeren over de voortgang van dit dossier.
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop