26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

nr. 138
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2009

In vervolg op de brief van 9 juli 2008 (TK, 29 668 en 26 643, nr. 22) waarin is aangekondigd u te zullen informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om een meldplicht in te voeren voor bedrijven en/of overheden indien sprake is van verlies van privacygevoelige gegevens uit datasystemen, bieden wij u hierbij het rapport «Melding maken?» aan.1 Het rapport dat is opgesteld door het onderzoeksbureau Research voor Beleid bevat een internationale «quick scan» van de wijze van invoering van een meldplicht in het geval van het verlies van privacygevoelige gegevens uit datasystemen.

Met dit rapport wordt voldaan aan de toezegging gedaan in het Algemeen Overleg over het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 en ICT van 3 april 2008 (TK, 29 668 en 26 643, nr. 21). Met bijgaand rapport wordt tevens tegemoet gekomen aan de motie van de leden Gerkens en Van Dam (TK, 26 671, nr. 20).

In opdracht van het ministerie van Economische Zaken is een verkennende studie uitgevoerd naar de invoering van een meldplicht in internationaal verband. Doel van de studie was om inzicht te krijgen in de factoren die van belang zijn bij de mogelijke vormgeving van een meldplicht in Nederland. De invoering van een meldplicht bij verlies van privacygevoelige gegevens is reeds onderdeel van de herziening van het EU-reguleringskader voor de elektronische communicatie. De studie zou vooral informatie moeten opleveren waarmee tijdens het implementatietraject van de meldplicht rekening kan worden gehouden. Enkele relevante bevindingen van de studie zijn:

– een meldplicht wordt vooral gezien als een instrument om organisaties te stimuleren om meer aandacht te besteden aan beveiliging;

– een meldplicht zou moeten gelden voor zowel overheid als bedrijfsleven;

– toezicht en handhaving van een meldplicht is van cruciaal belang;

– gewaarborgd dient te worden dat de toezichthouders over voldoende resources en middelen beschikken;

– er zijn diverse alternatieve (bestaande) toezichthouders denkbaar, waarbij het niet wenselijk is om een nieuwe organisatie in het leven te roepen.

Verder blijkt uit het onderzoeksrapport dat er onder de respondenten in het algemeen veel belang wordt gehecht aan een geharmoniseerde meldplicht. Door de invoering van een EU-brede meldplicht zouden de bedrijven gestimuleerd worden om hun beveiliging beter te regelen en op een gezonde wijze met andere branche-partners te concurreren. Ten slotte biedt de studie inzicht in mogelijke aandachtspunten en keuzes bij de vormgeving van een meldplicht.

Het regelgevend pakket voor telecommunicatie ligt nu voor ter behandeling door het Europees parlement. Op 27 november jl. is er tijdens de Raad van Telecom ministers in Brussel een politiek akkoord bereikt over de invoering van een meldplicht voor de aanbieders van de elektronische netwerken en diensten. De huidige voorstellen gaan uit van een meldplicht voor aanbieders van telecommunicatiediensten terwijl binnen het Europees Parlement steun is voor verbreding van de meldplicht naar de diensten van de informatiemaatschappij (zoals banken, webwinkels etc.). Omdat een goede privacybescherming – met name bij de diensten die via elektronische netwerken worden aangeboden – van cruciaal belang is voor het vertrouwen in de grensoverschrijdende arena van de internetdiensten, heeft het kabinet sympathie voor het voorstel van het Europees Parlement en zal zij dit ondersteunen in de verdere beraadslagingen. Ook bij het aanbieden van diverse diensten zoals internetbankieren moet de privacy goed worden beschermd.

Het kabinet zal na afronding van de besluitvorming op Europees niveau overgaan tot nationale implementatie en een meldplicht invoeren in geval van verlies van persoonsgegevens uit datasystemen. Bij de invoering van deze meldplicht zal te zijner tijd gebruik worden gemaakt van de kennis die is opgedaan op basis van het bijgevoegde rapport.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven