Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2024
Hierbij bied ik uw Kamer de resultaten aan van het door de Auditdienst Rijk (ADR)
uitgevoerde onderzoek naar de implementatie en de werking van het besluit CIO-stelsel
2021, als ook een advies dat het Adviescollege ICT-toetsing m.b.t. het stelsel heeft
uitgebracht.
Zoals u weet is mijn voorganger gestart met de doorontwikkeling van het Besluit CIO-stelsel Rijksdienst 2021 (hierna: CIO-stelsel). Ik ben voornemens deze doorontwikkeling voort te zetten. Het
stelsel is opgezet als lerend stelsel, dat elke drie jaar geëvalueerd en indien nodig
doorontwikkeld wordt. Daartoe is de ADR in het najaar van 2023 gevraagd om, drie jaar
na inwerkingtreding van het huidige besluit, onderzoek te doen naar de implementatie
en de werking van het stelsel. De bevindingen van de ADR geven richting aan de verdere
doorontwikkeling.
Het adviescollege ICT-toetsing (AcICT) heeft in april van dit jaar ook een advies
uitgebracht m.b.t. het CIO-stelsel. Het Adviescollege heeft bij de uitvoering van
zijn advies- en kennistaak verschillende waarnemingen gedaan over de opzet en werking
van dit stelsel. Het college heeft daarom uit eigen beweging dit advies opgesteld,
gericht op een effectievere beheersing van ICT-activiteiten binnen het Rijk.
Om de kansen van digitalisering binnen het Rijk en in de dienstverlening optimaal
in te kunnen zetten, is een effectieve besturing op het i-domein essentieel. Het CIO-stelsel
speelt daarin een belangrijke rol. Door het stelsel naar een volgend volwassenheidsniveau
te brengen bevorderen we de samenwerking en slagkracht binnen het Rijk.
Zowel de ADR als het AcICT vermelden in hun rapporten dat er winst te behalen is in
de werking van het stelsel, bijvoorbeeld waar het gaat om de kaderstellende rol van
de CIO, zowel op het niveau van de departementale CIO als de CIO Rijk. Ik onderschrijf
deze bevinding en zie dit ook als een van de prioriteiten voor de doorontwikkeling
van het stelsel. Het huidige besluit biedt al veel ruimte om deze kaderstellende rol
beter in te vullen. Als blijkt dat de bevoegdheden uit het huidige besluit ontoereikend
blijken te zijn zal ik het stelsel daartoe aanpassen.
Daarnaast geeft de ADR aan dat er veel goede dingen gebeuren op het gebied van kennisdeling.
Ik ben blij dat te lezen. Tegelijkertijd adviseert het AcICT om de ICT-kennis en -ervaring
bij CIO’s en CIO-Offices en opdrachtgevers te versterken.
Ik zie ik het als een speerpunt van toekomstig beleid om verder te investeren in digitaal
goed toegeruste ambtenaren.
Ten tijde van het onderzoek zijn er al enkele verbeteringen doorgevoerd in het huidige
stelsel. Zo zijn een aantal «tijdelijke werkafspraken» als addendum op het CIO-stelsel
vastgesteld. Daarmee zijn o.a. de posities van de (Chief) Data Officers en (Chief)
Privacy Officers in het stelsel opgenomen. Ook is het realiseren van interoperabiliteit
tussen departemensen toegevoegd als verantwoordelijkheid van de departementale CIO
en is de het doen van een uitvoeringstoets bij de totstandkoming van nieuw beleid
verplicht gesteld.
Nu het ADR-onderzoek is afgerond, kunnen deze ingezette verbeteringen, aangevuld met
de adviezen van de ADR en het AcICT worden samengebracht tot een algehele herziening
van het stelsel. Ik zal u daar in toekomstige correspondentie over informeren.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F.Z. Szabó