26 637
Licht Verkennings- en bewakingsvoertuig (LVB)

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 22 juni 1999

Inleiding

Op 25 november 1994 (Kamerstuk 23 900 X, nr. 24) bent u geïnformeerd over de voorstudie/studie-fase van het project «Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB)». Met het project is de vervanging voorzien van de verouderde verkenningsvoertuigen van de Koninklijke landmacht door een nieuw, te ontwikkelen licht verkennings- en bewakingsvoertuig. Het project wordt gezamenlijk met Duitsland uitgevoerd. Nederland treedt daarbij op als «Lead Nation».

Op 27 maart 1997 (briefnr. M97001221) bent u vertrouwelijk op de hoogte gesteld van onder meer organisatorische en technische problemen bij de ontwikkeling van het voertuig. Met de brief van 20 november 1997 (Kamerstuk 25 600 X nr. 19) heeft mijn voorganger u nader geïnformeerd over de, in overleg met Duitsland en de industrie, uitgewerkte oplossingen voor deze problemen. De door de industrie voorgestelde maatregelen vormden voor Nederland en Duitsland voldoende basis om het project met vertrouwen voort te zetten.

Als gevolg van herziene inzichten over de inzet van verkenningseenheden, de resultaten van de beproeving van de huidige prototypen en in het bijzonder «lessons learned» bij vredesoperaties hebben Nederland en Duitsland aanvullende kwalitatieve behoeften voor het LVB geformuleerd. Een deel van deze aanvullende behoeften betreffen alleen de Nederlandse LVB'n omdat de desbetreffende voorzieningen al standaard waren in de Duitse versie.

In deze aanvullende A/C-brief ga ik in op de inzet van verkenningseenheden in het algemeen en het LVB in het bijzonder. Tevens informeer ik u over de stand van zaken van de ontwikkeling van het nieuwe verkenningsvoertuig. Daarna stel ik u op de hoogte van de aanvullende kwalitatieve behoeften en de hieraan verbonden financiële consequenties. Vervolgens licht ik de, mede naar aanleiding van de voornemens uit de Hoofdlijnennotitie (Kamerstuk 26 382 nr. 1), geactualiseerde kwantitatieve behoefte toe. Tot slot besteed ik aandacht aan de positie van de firma SP Aerospace and Vehicle Systems uit Geldrop binnen het project.

De operationele inzet

Begin jaren negentig was voor het LVB een uitrusting voorzien die berustte op de toen gangbare wijze van optreden en inzet van het voertuig. In de afgelopen jaren zijn echter, in nauwe samenwerking met bondgenoten, de opvattingen over het optreden van verkenningseenheden geactualiseerd. Het ongezien, met een hoge flexibiliteit en over grote diepte en breedte in vijandelijk gebied opereren, vormen de belangrijkste kenmerken van de vernieuwde verkenningsfilosofie. Het afzonderlijke verkenningsvoertuig gaat autonomer optreden en dient door een combinatie van bepantsering en voertuigcapaciteiten, de bemanning een optimale bescherming te bieden. Daarnaast moet waarneming over grote afstand en onder omstandigheden van verminderd zicht mogelijk zijn. Deze eisen vergen uitbreiding van de destijds voorziene uitrusting.

Naast de uitvoering van verkenningstaken in het kader van de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, is uit ervaringen in de afgelopen jaren gebleken dat verkenningseenheden ook een belangrijke bijdrage leveren aan de uitvoering van vredesoperaties. Zij vervullen de rol van «ogen en oren» van de operationele commandant en verschaffen hem essentiële informatie voor de besluitvorming over de gewenste wijze van optreden. Het belang van verkenningseenheden bij vredesoperaties wordt ook in de Hoofdlijnennotitie onderstreept. Een van de concrete voornemens betreft het paraat stellen van de verkenningseskadrons die bij de brigades zijn ingedeeld. Hiermee wordt bereikt dat elke brigade eigen parate verkenningsmiddelen krijgt, waardoor de voorbereiding op en de uitvoering van vredesoperaties doelmatiger kan geschieden. Tevens kan het brigadeniveau zelfstandig worden getraind voor het optreden in het kader van alle mogelijke (gewelds)scenario's.

Het nieuwe verkenningsvoertuig, met de aanvullende voorzieningen, is door zijn mobiliteit, lage silhouet, uitrusting en prestaties ook uitermate geschikt voor andere opdrachten, in het bijzonder bij vredesoperaties. De niet bedreigende uitstraling van het voertuig in combinatie met zijn optimale mobiliteit, bescherming en waarnemingsmogelijkheden dragen daaraan in hoge mate bij. De nieuwe voertuigen zullen dan ook bij alle krijgsmachtdelen worden ingezet voor monitormissies, de begeleiding van colonnes en algemene waarnemingstaken. Daarnaast kan het voertuig worden ingezet ter ondersteuning van de handhaving van de nationale rechtsorde en ter ondersteuning van civiele overheden bij rampenbestrijding.

Met het oog op de aangepaste verkenningsfilosofie en de praktijkervaring van de afgelopen jaren is aanpassing van de uitrusting van het LVB vooral op het gebied van waarneming en bescherming essentieel. Ook door de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie lopen bemanningen grotere risico's dan voorheen. In de Hoofdlijnennotitie wordt in het bijzonder de toegenomen dreiging met NBC-wapens genoemd. Ook op het gebied van NBC-bescherming zijn daarom aanvullende maatregelen nodig.

De stand van zaken van het project

Met de brief van 20 november 1997 bent u geïnformeerd over de door de industrie voorgestelde oplossingen voor destijds geconstateerde organisatorische en technische problemen. De industrie is daarna voor eigen rekening en risico gestart met de aanpassing van één van de vier oorspronkelijke prototypen tot een volledig herzien prototype. Hierin moeten alle destijds geconstateerde problemen zijn opgelost. Dit prototype zal volgens planning in juli 1999 beschikbaar komen voor met name technische en logistieke beproevingen en enige operationele verificaties. Voorzien is deze beproevingen in maart 2000 af te sluiten. Zowel Nederland als Duitsland hebben nu het vertrouwen dat het ontwikkelingsproject binnen de gestelde tijd en in overeenstemming met de technische en financiële voorwaarden zal worden verwezenlijkt.

Het eerste serievoertuig kan naar verwachting, conform de aangepaste planning, eind 2001 worden geleverd.

Een belangrijke algemene conclusie van de tactische beproevingen met de oorspronkelijke prototypen die in nauwe samenwerking met de toekomstige gebruikers zijn uitgevoerd, is dat het voertuigconcept uitstekend past in de voorziene wijze van inzet van zowel de Duitse als de Nederlandse krijgsmacht. Het gekozen concept wordt door de toekomstige gebruikers volledig onderschreven.

Aanvullende kwalitatieve behoeften

De thans voorziene aanpassingen dragen met name bij tot de verbetering van de bescherming en de waarnemingsmogelijkheden en betreffen onder meer: een verbeterde bescherming van de bemanning tegen antipersoneelmijnen en NBC-strijdmiddelen, uitbreiding van de waarnemingsopbouw met een daglichtcamera en een laserafstandmeter (naast de reeds geplande warmtebeeldcamera) en de plaatsing van navigatie-apparatuur en van voorzieningen voor de installatie van een «Battlefield Management Systeem». Met de voorgestelde aanpassingen voldoet het voertuig aan de nu geldende operationele eisen. Een aanpassing van deze eisen is niet voorzien.

Daarnaast hebben de eerder gehouden tactische beproevingen van de oorspronkelijke prototypen tot een aantal verbeteringsvoorstellen geleid. Deze worden reeds verwerkt in het herziene prototype. Het betreft verwarmde buitenspiegels, verbetering van de opbergruimtes, automatisering van de bandendrukregelinstallatie en het geluidsarmer maken van de mastbewegingen van de waarnemingsopbouw.

Als alle voorgestelde aanpassingen zijn ingevoerd, zullen de Duitse en Nederlandse voertuigen vrijwel identiek zijn waardoor maximale standaardisatie en interoperabiliteit worden bereikt.

De totale financiële omvang van de voorgestelde aanpassingen bedraagt f 68 miljoen (prijspeil 1999).

In de oorspronkelijke behoefte voor het project waren slechts eenvoudige onderwijsleermiddelen voorzien voor in totaal f 0,5 miljoen. Nieuwe, in de afgelopen jaren ontwikkelde opleidingsmethoden gaan evenwel uit van het gebruik van geavanceerde en daardoor veelal kostbare onderwijsleermiddelen. Enerzijds zorgen deze middelen ervoor dat de opleidingsduur aanzienlijk kan worden bekort, anderzijds wordt het opleidingsresultaat verbeterd. Daarnaast leidt het gebruik van simulatoren doorgaans tot ontlasting van het milieu. De Koninklijke landmacht heeft thans een aanvullende behoefte met een verwachte financiële omvang van f 19 miljoen. In nauwe samenwerking met Duitsland zal evenwel nog nader onderzoek worden verricht naar de kosteneffectiviteit van de gewenste simulatoren en overige geavanceerde onderwijsleermiddelen. In de D-brief zal ik u nader informeren over de resultaten van het onderzoek en de definitieve financiële consequenties.

De kwantitatieve behoefte

Rekening houdend met de destijds voorziene organisatie van de Koninklijke landmacht is in 1994 een totale behoefte aan 220 LVB'n vastgesteld. De beide Nederlandse prototypen zouden op seriestand worden gebracht, terwijl voor de overige 218 voertuigen in het ontwikkelingscontract een optie was opgenomen met een vaste basisprijs. Inmiddels is vastgesteld dat de aanpassing van de twee prototypen technisch nauwelijks uitvoerbaar en niet rendabel is.

In de Memorie van Toelichting 1998 (Kamerstuk 25 600 X, nr. 1) is in het kader van de actualisering van de Prioriteitennota een herschikking van de gevechtskracht binnen de Koninklijke landmacht aangekondigd. Onder meer werden de gemechaniseerde brigades van eigen verkenningscapaciteit voorzien. Daarnaast is besloten het brigadeniveau van een «Tactical Air Control Party» te voorzien. Beide ontwikkelingen leidden tot een toename van het benodigde aantal LVB'n. Begin dit jaar is in de Hoofdlijnennotitie aangekondigd dat de drie reserve tankbataljons volledig worden opgeheven. Aangezien tankbataljons over een eigen verkenningspeloton beschikken, zal dit voornemen leiden tot een vermindering van het benodigde aantal LVB'n. Per saldo behelst de nieuwe, actuele behoefte 202 voertuigen, inclusief een algemene reserve van 5%.

In de brief van 25 november 1994 werd u gemeld dat het LVB de verkenningsvoertuigen van het type M113 C&V en Landrover 7,5kN gaat vervangen. Beide typen voertuigen hebben het einde van de technische en operationele levensduur bereikt en voldoen niet meer aan de eisen voor een verkenningsvoertuig. Zo beschikken ze niet over de vereiste mobiliteit en de noodzakelijke beschermings- en waarnemingsmogelijkheden. Om bij de parate eenheden toch over een technisch en beperkt operationeel inzetbaar voertuig te kunnen beschikken, is bij deze eenheden tijdelijk de YPR-765 als verkenningsvoertuig ingedeeld. Dit voertuig is echter niet geschikt om de verkenningstaken uit te voeren conform de huidige verkenningsfilosofie en zoals voorzien voor het LVB.

Bij dit project moet daarom worden afgeweken van de algemene beleidslijn dat parate eenheden het eerst in aanmerking komen voor nieuw materieel en dat ouder maar nog bruikbaar materieel doorstroomt naar de reserve-eenheden. Zowel de parate als de reserve-eenheden worden met de nieuwe verkenningsvoertuigen uitgerust. Een aanzienlijk deel van de reservevoertuigen zal in vredestijd echter niet in mobilisatiecomplexen komen te staan. Ze zullen worden gebruikt bij de tactische, logistieke en rij-opleidingen. Daarnaast zullen uit het reservebestand ook de voertuigen beschikbaar worden gesteld die bij vredesoperaties, buiten de organieke eenheid, voor andere dan verkenningsopdrachten worden ingezet.

In het in 1994 afgesloten ontwikkelingscontract is een serie met een vaste omvang van 218 stuks voor Nederland opgenomen. Voor dit aantal is in het contract een vaste, concurrerende stuksprijs overeengekomen. Het openbreken van het contract wordt niet wenselijk geacht. Daarom wordt thans zowel binnen als buiten Defensie een andere bestemming gezocht voor zestien voertuigen die overtollig zijn geworden. De potentiële opbrengst (ongeveer Mf 22) zal op het projectbudget in mindering worden gebracht.

De situatie rond SP

Met de brieven van maart en november 1997 bent u onder meer geïnformeerd over de financiële problemen bij SP die het voortbestaan van het bedrijf in gevaar brachten. Destijds is met een financiële injectie door de toenmalige aandeelhouders en de Nederlandse overheid een faillissement voorkomen.

In de loop van 1998 verslechterde de situatie bij SP opnieuw. Het bedrijf vroeg op 22 juli 1998 surséance van betaling aan. De bewindvoerders hebben een oplossing gezocht waarbij het bedrijf integraal zou kunnen worden overgenomen en in stand kon blijven. RDM Technology Holding B.V. bleek hiertoe bereid. Met de aandeelhouders werd overeenstemming bereikt over de overname van alle aandelen. Op 3 oktober 1998 is de surséance formeel beëindigd. SP werd als industriële groep opgenomen in de RDM holding en zal zich richten op ontwikkelings-, productie- en onderhoudsactiviteiten op zowel luchtvaart- als voertuiggebied.

Als een gevolg van de hiervoor geschetste ontwikkelingen hebben de betrokken industrieën afgesproken dat het project LVB niet meer zal worden uitgevoerd door de Arbeitsgemeinschaft SP/ KRAUSS-MAFFEI WEGMANN (KMW), maar door de Arbeitsgemeinschaft DUTCH DEFENCE VEHICLE SYSTEMS (DDVS) b.v./KMW. Het bedrijf DDVS b.v., gevestigd te Geldrop, is voor 90% eigendom van KMW en voor 10% van de RDM holding. De industrieën zijn overeengekomen dat bij de serieproductie van het LVB, in principe RDM/SP als vaste onderleverancier het onderstel zal leveren. Tevens zullen KMW en RDM/SP rechten op het voertuigconcept krijgen.

De Nederlandse overheid is bereid, onder voorwaarden, in te stemmen met de onderbrenging van het ontwikkelingscontract in de Arbeitsgemeinschaft DDVS/KMW. Zo is onder meer geëist dat de afspraken uit het oorspronkelijke contract, waaronder de vaste basisprijzen voor de serie, onverkort van kracht blijven. Totdat overeenstemming is bereikt tussen de Nederlandse overheid en de industrie blijft het bestaande contract onverkort van kracht.

Financiële aspecten

De verwerving van het affuit maakte aanvankelijk deel uit van het project «automatische granaatwerper (AGL)». In de aanloop naar de behoeftestelling voor de AGL, waarover u op 17 februari 1997 (Kamerstuk 25 000 X, nr. 56) bent geïnformeerd, is evenwel besloten dat de projectvoering voor het affuit tot het project «LVB» zou moeten behoren. Het geld voor de verwerving van het affuit is van het project AGL naar het project LVB overgeboekt.

Het gereserveerde budget voor het totale project bedroeg in 1994, gebaseerd op prijspeil 1994, f 242 miljoen. Rekening houdend met de in de brief van maart 1994 reeds genoemde en in het contract vastgelegde prijsherzieningsformule en de overboeking uit het project «AGL» bedraagt het budget in prijspeil 1999, f 292 miljoen. De onderhandelingen met de industrie over de toerekening van de opgetreden vertraging kunnen nog leiden tot een neerwaartse bijstelling van dit bedrag.

Uitgaande van de geactualiseerde behoeften in deze brief is de nieuwe taakstellende financiële omvang van het project als volgt:

Financiële aspectenBedragen (in Mf)
Budget per 01 januari 1999 (pp 1999)292
Aanvullende technische en operationele behoeften68
Potentiële opbrengst herbestemming 16 voertuigen– 22
Totaal338

De benodigde financiële ruimte is binnen het budget van de Koninklijke landmacht gevonden door een «technische» herschikking van de geplande kasgeldreeksen van een groot aantal projecten.

Voortzetting

Ik ben voornemens, eventueel na overleg met u, in te stemmen met de bijgestelde kwantitatieve behoefte aan 202 LVB-voertuigen en de voorgestelde aanvullende kwalitatieve behoeften met een financiële omvang van in totaal Mf 68.

De Koninklijke landmacht zal in de volgende fase nader onderzoek verrichten naar de herbestemming van de zestien overtollige voertuigen en de aanvullende behoefte aan onderwijsleermiddelen.

Vóór aanvang van de realisatiefase zal ik u met een D-brief onder meer informeren over het resultaat van de verschillende onderzoeken, de uitkomst van de beproevingen en de resultaten van de onderhandelingen met de industrie.

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Naar boven