26 631
Modernisering AWBZ

nr. 323
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2009

Ter voorbereiding van het Algemeen Overleg op 17 december 2009 over Meavita en haar rechtsopvolgers stuur ik u hierbij mijn toegezegde brief naar aanleiding van de besluiten van de NZa om steun te verlenen aan Haagse Wijk- en Woonzorg (HWWzorg) en Thuiszorg Groningen (TZG-nieuw) alsmede de antwoorden op de door uw Kamer schriftelijk gestelde vragen. Ik zal in onderhavige brief beginnen met een chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen rond Meavita en haar rechtsopvolgers beginnende in 2008. Voorts zal ik nader ingaan op de inhoud van de NZa-besluiten inzake toekenning van steun aan HWWzorg en TZG-nieuw en sta ik stil bij enkele overwegingen bij die besluiten. Vervolgens zal ik aangeven wat naar de toekomst toe verwacht mag worden met betrekking tot HWWzorg en TZG-nieuw.

Alvorens een samenvattend chronologisch overzicht te geven van de belangrijkste gebeurtenissen rond Meavita en haar rechtsopvolgers, hecht ik er echter aan te benadrukken dat mijn bemoeienis met deze zaak, gedurende een langere periode, rechtstreeks voortvloeit uit de door mij gevoelde verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg. Vanuit het oogmerk de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk zo goed mogelijk te waarborgen – en daarmee zo veel mogelijk onrust en onzekerheid weg te nemen – heb ik steeds, voor zover aan de orde samen met betrokken partijen (de NZa, de VNG, de betrokken zorgkantoren en gemeenten) de noodzakelijke maatregelen genomen. Op verschillende momenten in 2008 en 2009 heb ik naar aanleiding van de actuele ontwikkelingen rond Meavita uw kamer per brief (Kamerstuk 26 631, nrs 267, 290, 292, 293, 296, 301, 303, 307, 308, 310, 314, 316, 319, 321, 322, 323) geïnformeerd. Met name in de maanden januari, februari en maart van 2009 heb ik met uw Kamer ook mondeling van gedachten gewisseld over de ontwikkelingen rond Meavita (29 januari Algemeen Overleg, 5 februari spoeddebat, 12 februari Algemeen Overleg en tenslotte 5 maart Algemeen Overleg).

1. Chronologie

Cliëntenstop zomer 2008

In juli 2008 kondigden onderdelen van Meavita Nederland (ic. Thuiszorg Groningen en Sensire) een cliëntenstop af. Ik berichtte uw Kamer daarover per brief van 8 juli 2008 (Kamerstuk 26 631, nr. 267). In deze brief meldde ik u dat ik met de NZa en zorgkantoor Menzis de problematiek rondom de cliëntenstop had besproken. Het zorgkantoor stelde alles in het werk om de continuïteit van zorg te garanderen. Dit heeft toentertijd ondermeer geleid tot een rechtszaak die door het zorgkantoor tegen Meavita is aangespannen; hetgeen leidde tot een einde aan de cliëntenstop.

Onderzoek CSZ en herstelplan Meavita

In de zomer van 2008 heeft het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) op verzoek van de NZa vervolgens een onderzoek gedaan naar de financiële situatie bij Meavita. Het onderzoeksrapport van het CSZ heb ik uw Kamer doen toekomen (Kamerstuk 26 631, nr. 314). Hangende dit eerste onderzoek van het CSZ heeft Meavita destijds (medio augustus 2008) een balanssteunverzoek bij de NZa ingediend. Dit verzoek betrof, zoals de NZa aangeeft, een verzoek om steun tot een bedrag van 26 miljoen euro. Dat verzoek om balanssteun ging vergezeld van een herstelplan waaruit bleek dat Meavita verwachtte in 2011 een positief eigen vermogen te zullen hebben. De NZa heeft dat verzoek op 25 november 2008 afgewezen, omdat Meavita op dat moment voldoende vertrouwen gaf dat zij zelf de problemen kon oplossen. Teneinde Meavita in staat te stellen het herstelplan uit te voeren diende zij te beschikken over voldoende liquide middelen. Op verzoek van de NZa hebben de zorgkantoren toen de bevoorschotting naar voren gehaald.

Signalen van ernstig verslechterde financiële positie Meavita Nederland

Op 11 december 2008 ontving ik signalen van Meavita dat de financiële positie zodanig was verslechterd dat het herstelplan niet kon worden uitgevoerd. In mijn brief van 19 december 2008 (Kamerstuk 26 631, nr. 290) aan uw Kamer informeerde ik u over deze signalen.

Ook de NZa geeft in de motiveringen bij de recent genomen besluiten aangaande steun voor TZG-nieuw en HWWzorg aan dat korte tijd later (ic.na NZa besluit 25 november 2008) echter bekend werd dat de eerder door Meavita geleverde prognoses onjuist waren en dat een zeer hoge voorziening nodig zou zijn om de organisatie in stand te houden. De NZa wijst er in genoemde motiveringen op dat in dat verband werd gesproken over bedragen van meer dan 50 miljoen euro.

Ik heb de NZa medio december 2008 verzocht om in het kader van haar toezicht op de zorgkantoren de betrokken zorgkantoren te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor enerzijds continuïteit van zorg en anderzijds een rechtmatige en doelmatige besteding van AWBZ-gelden.

Overleg met Meavita over diverse defusie- en saneringsplannen

In de periode tussen 18 december 2008 en 10 februari 2009 heb ik samen met betrokken partijen (zorgkantoren, VNG, vertegenwoordigers van gemeenten en de NZa) veelvuldig overleg gevoerd met Meavita. In die periode ontving ik diverse defusie- en saneringsplannen van Meavita. Uiteindelijk ben ik destijds tot de conclusie gekomen dat de door Meavita opgestelde plannen op geen enkele wijze het vertrouwen vestigden dat de omslag gemaakt kon worden naar een exploitatie die voor cliënten en werknemers op langere termijn de noodzakelijke zekerheid bood en daarmee de continuïteit van zorg zou waarborgen. In die periode was sprake van een voortdurend gebrek aan inzicht in de exacte financiële positie van Meavita. Het ontbreken van een gedegen financiële administratie wordt geïllustreerd door het feit dat de curatoren in hun verslag van 2 november 2009 constateren dat ze nog steeds niet over alle door hen gewenste financiële gegevens met betrekking tot Meavita West beschikken. Ook kwam er begin 2009 geen concreet businessplan beschikbaar. Dit maakte het moeilijk, zo niet onmogelijk, om op een korte termijn een kansrijke aanvraag voor balanssteun bij de NZa in te dienen. Een aannemelijke onderbouwing van de in die periode door Meavita genoemde 21 miljoen euro ontbrak. Daarmee was er geen enkele zekerheid dat met deze 21 miljoen euro Meavita zou zijn gered en het bij deze 21 miljoen euro zou blijven. Over voorgaande informeerde ik uw Kamer per brief 17 februari 2009 (Kamerstuk 26 631, nr. 303).

Vangnetstichtingen om bij faillissement continuïteit van zorg te kunnen waarborgen

Vanwege de ernst van de ontstane problematiek bij Meavita zijn destijds de nodige voorbereidingen getroffen voor het geval surseance of faillissement zou worden aangevraagd voor (onderdelen van) Meavita. Mijn bemoeienis met deze zaak vloeide ook toen voort uit de door mij gevoelde verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg. De door de gezamenlijke partijen (VWS, VNG, de betrokken zorgkantoren en gemeenten) getroffen voorbereidingen bestonden eruit dat, wanneer sprake zou zijn van faillissement en alle andere opties voor het waarborgen van de continuïteit van zorglevering niet haalbaar waren gebleken, er nieuwe rechtspersonen gereed zouden staan die na de faillissementsdatum de zorg konden overnemen. Daarbij ging het nadrukkelijk om een vangnet, waarbij het aan de curatoren zou zijn om te beslissen of zij op dit voorstel zouden willen ingaan. Over voorgaande informeerde ik uw Kamer per brief 17 februari 2009 (Kamerstuk 26 631, nr. 303).

Surseance Meavitagroep Den Haag en Stichting Thuiszorg Groningen

Meavita heeft op 24 februari 2009 surseance aangevraagd voor bedrijfsonderdelen1 van Meavitagroep Den Haag en Stichting Thuiszorg Groningen. Het ging in Den Haag om verpleeg- en verzorgingshuizen en de medisch geïndiceerde thuiszorg van de Meavitagroep. Voor de Haagse Meavita-onderdelen die huishoudelijke hulp en jeugdgezondheidszorg leverden, was geen sprake van surseance van betaling. Voor de huishoudelijke hulp in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) in Den Haag werd op 20 februari 2009 door Meavita een koper (Thuiszorg Service Nederland Holding B.V.) gevonden. Het onderdeel Meavita Opgroeiende Kinderen in Den Haag werd verzelfstandigd. Thuiszorg Groningen leverde verschillende thuiszorg diensten, variërend van huishoudelijke hulp tot verpleegkundige zorg.

De Meavita-werkmaatschappijen Sensire, Vitras/CMD en De Wielborgh zijn losgemaakt van de Meavita-organisatie, zoals uit een persbericht van Meavita van 24 februari 2009 blijkt. Deze onderdelen zijn niet in surseance en faillissement terecht gekomen.

Positie werknemers

Na het aanvragen van surseance stelde de rechtbank twee bewindvoerders aan voor Meavitagroep Den Haag en twee bewindvoerders voor de Stichting Thuiszorg Groningen. De betrokken zorgkantoren droegen in deze periode middels een noodfonds bij aan het waarborgen van de continuïteit van zorg. Partijen met interesse om betrokken onderdelen van Meavita over te nemen, konden zich wenden tot de bewindvoerders. Over voorgaande berichtte ik uw Kamer per brief van 2 maart 2009 (Kamerstuk 26 631, nr. 307). Vervolgens spraken wij over de ontstane situatie in een algemeen overleg op 5 maart 2009. In dat overleg heeft uw Kamer er bij mij op aan gedrongen alles in het werk te stellen om medewerkers van de in surseance verkerende organisatie-onderdelen niet de dupe te laten worden van een eventueel faillissement. Daarbij stelden wij ook vast dat het ontslaan van medewerkers op het moment van faillissement een onaanvaardbare verstoring van de zorgverlening tot gevolg zou kunnen hebben. Ik deed u in desbetreffend algemeen overleg, op gezag van de bestuurder van de toen nog niet actieve vangnetstichtingen, de toezegging dat iedereen in dienst zou kunnen komen bij de nieuwe vangnetstichtingen in het geval zich geen overnamekandidaten zouden melden. Ik heb daarbij aangetekend dat in dat geval een daaropvolgende sanering noodzakelijk zou zijn. Ook heb ik erop gewezen dat de NZa de middelen ter beschikking zou moeten stellen om de nieuwe stichtingen te kunnen laten functioneren.

Faillissement Meavita-onderdelen Den Haag en Groningen; continuïteit van zorg gewaarborgd door vangnetstichtingen HWWzorg en TZG-nieuw

In mijn brief aan uw Kamer van 16 maart 2009 (Kamerstuk 26 631, nr. 308) gaf ik aan dat de voormalige Meavita-onderdelen in Den Haag en Groningen, waarvoor surseance van betaling was aangevraagd, op 9 maart failliet waren verklaard. Daarbij berichtte ik ook dat de curatoren zowel in Groningen (op 11 maart) als Den Haag (13 maart) een overeenkomst met de nieuwe vangnetstichtingen sloten, omdat zich op het moment van faillissement geen geschikte overnemende partijen meldden. Door het sluiten van deze overeenkomst werden de nieuwe stichtingen (HWWzorg in Den Haag en TZG-nieuw in Groningen) daadwerkelijk geactiveerd en werd de zorgverlening door hen overgenomen. Daarbij is het personeel met behoud van rechten overgegaan naar de nieuwe stichtingen. Van het begin af aan was het de intentie dat de nieuwe stichtingen tijdelijk zouden zijn.

In genoemde brief gaf ik wederom aan dat de nieuwe organisaties zouden moeten reorganiseren om gezonde organisaties te laten ontstaan, waarbij ook een verlies van werkgelegenheid aan de orde zou zijn. Reeds in mijn brief van 17 februari 2009 (Kamerstuk 26 631, nr. 303) aan uw Kamer wees ik erop dat als er onvoldoende financiële ruimte zou zijn om de noodzakelijke sanering uit te voeren, in dit uitzonderlijke geval bij de NZa (voor wat betreft de AWBZ-zorg) een verzoek voor steun zou kunnen worden ingediend ten behoeve van een bijdrage in de opstart- en saneringskosten. Ook in het daarop volgende algemeen overleg op 5 maart 2009 wees ik erop dat de NZa de middelen ter beschikking zou moeten stellen om de nieuwe stichtingen te kunnen laten functioneren.

Indienen steunaanvragen bij NZa door HWWzorg en TZG-nieuw

Bij brief van 23 juli 2009 heeft TZG-nieuw samen met het zorgkantoor een aanvraag ingediend om steunverlening als bedoeld in de NZa-beleidsregel «steunverlening AWBZ». Bij brief van 24 juli 2009 heeft HWWzorg samen met het zorgkantoor hetzelfde gedaan. Nadien heeft de NZa diverse keren aanvullende informatie gevraagd aan beide stichtingen en zijn de aanvragen geactualiseerd.

Stand van zaken De Wielborgh, Sensire en Vitras/CMD

Met een stand-van-zaken-brief (Kamerstuk 26 631, nr. 321) informeerde ik uw Kamer op 4 november 2009 over de doorstartoperatie van de onderscheiden rechtsopvolgers van Meavita Nederland. Ten aanzien van de onderdelen, die in de periode voorafgaand aan het faillissement van onderdelen van Meavita, ontvlochten zijn uit de Meavita-organisatie (ic. De Wielborgh, Sensire en Vitras/CMD) heb ik u in het kort het volgende bericht:

– De Wielborgh heeft volgens haar raad van bestuur het verleden achter zich gelaten en functioneert op eigen kracht.

– De situatie bij Sensire laat zien hoe ingrijpend de gevolgen van het opgaan in en vervolgens weer ontvlechten uit Meavita Nederland zijn geweest voor Sensire. Anderzijds lijkt het erop dat Sensire zich op eigen kracht verder kan ontwikkelen en dat de continuïteit van zorg in de regio Oost Gelderland niet in het geding is.

– Ook de situatie bij Vitras/CMD laat zien dat de gevolgen van het opgaan in en vervolgens loskomen van Meavita ingrijpend zijn geweest. Vitras/CMD heeft belangrijke strategische beslissingen genomen om te kunnen blijven voortbestaan en heeft ook, ondersteund door het zorgkantoor Utrecht, op 11 juni 2009 bij de NZa een steunaanvraag ingediend.

Toekenning steun door NZa aan HWWzorg en TZG-nieuw

In hiervoor genoemde brief van 4 november 2009 (Kamerstuk 26 631, nr. 321) informeerde ik u tevens over de voortgang van de noodzakelijke sanering en reorganisatie bij HWWzorg en TZG-nieuw. Daarbij gaf ik aan dat het Mobiliteitscentrum Thuiszorg de afgelopen tijd actief betrokken is geweest bij de in gang gezette reorganisaties. Ten aanzien van de door HWWzorg en TZG-nieuw bij de NZa ingediende steunverzoeken was begin november nog niet helder wanneer de NZa een besluit zou nemen.

Inmiddels heeft de NZa op 27 november 2009 besloten steun te verlenen aan HWWzorg tot een bedrag van 22 143 000 euro en aan TZG-nieuw tot een bedrag van 15 235 000 euro. Over deze besluiten van de NZa berichtte ik uw Kamer per brief op diezelfde dag (Kamerstuk 26 631, nr. 322). Op 8 december 2009 heeft de NZa haar nadere onderbouwing van de besluiten tot steunverlening gepubliceerd en heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 26 631, nr. 323) hierover geïnformeerd.

2. Inhoud NZa-besluiten inzake steun HWWzorg en TZG-nieuw

Noodzaak steunverlening HWWzorg

Om tot steunverlening te kunnen overgaan, moet als eerste aangetoond worden dat de continuïteit van zorg in gevaar is wanneer geen steun wordt verleend. Blijkens de NZa-beleidsregel «steunverlening AWBZ» is de continuïteit van de zorgverlening in gevaar als het zorgkantoor, als gevolg van de financiële moeilijkheden van desbetreffende zorgaanbieder, niet in staat zal zijn (duurzaam) in voldoende mate in de regio te voldoen aan haar zorgplicht.

In de motivering bij het genomen besluit ten aanzien van steunverlening aan HWWzorg stelt de NZa dat naar haar oordeel in alle redelijkheid het standpunt van het betrokken zorgkantoor moet worden gevolgd dat bij het uitblijven van steun gevreesd moet worden voor de continuïteit van de zorgverlening in de intramurale zorg. De NZa stelt dat uit de door het betrokken zorgkantoor verstrekte informatie blijkt dat zij geen scenario paraat heeft waarbij de huidige cliënten in de intramurale zorg bij een eventuele sluiting in verband met faillissement zonder problemen kunnen worden ondergebracht bij andere zorgaanbieders in de regio. Voorts stelt de NZa dat gebleken is dat HWWzorg een tiental mogelijke overnamekandidaten heeft aangeschreven en dat daarop met een viertal partijen nadere gesprekken zijn gevoerd. Daarbij werd duidelijk dat deze partijen in de huidige omstandigheden geen mogelijkheden tot een overname zagen. De NZa heeft begrip voor de vaststelling van het zorgkantoor dat voor de intramurale zorg de continuïteit bij een eventueel faillissement van HWWzorg in gevaar is.

Vervolgens wijst de NZa in haar motiveringen erop dat voorgaande conclusie eveneens betekenis heeft voor de beoordeling van de continuïteit van de extramurale zorg geleverd door HWWzorg. Voor deze vorm van zorg mag in eerste instantie worden verwacht dat deze na eventueel faillissement kan worden gecontinueerd door een andere aanbieder. Ten aanzien van HWWzorg wijst de NZa op de organisatorische en financiële vervlechting van de intramurale zorg en de extramurale zorg. Het is daarom, volgens de NZa, voor met name de intramurale zorg van belang dat vooralsnog sprake blijft van één organisatorische eenheid waarbij het sterkere onderdeel (ic de extramurale zorg) in staat is het zwakkere onderdeel (ic de intramurale zorg) in stand te houden.

Concluderend stelt de NZa vast dat zonder steunverlening aan HWWzorg de continuïteit van zorg in de regio Den Haag in gevaar is.

Noodzaak steunverlening TZG-nieuw

In de motivering bij het genomen besluit ten aanzien van steunverlening aan TZG-nieuw stelt de NZa dat naar haar oordeel in alle redelijkheid het standpunt van het betrokken zorgkantoor moet worden gevolgd dat bij het uitblijven van steun gevreesd moet worden voor de continuïteit van de zorgverlening in de intramurale zorg. De NZa stelt dat uit de door het betrokken zorgkantoor verstrekte informatie blijkt dat zij geen scenario paraat heeft waarbij de huidige cliënten in de intramurale zorg bij een eventuele sluiting in verband met faillissement zonder problemen kunnen worden ondergebracht bij andere zorgaanbieders in de regio.

De NZa heeft begrip voor de vaststelling van het zorgkantoor dat voor de intramurale zorg de continuïteit bij een eventueel faillissement van TZG-nieuw in gevaar is.

Vervolgens wijst de NZa in haar motiveringen erop dat voorgaande conclusie eveneens betekenis heeft voor de beoordeling van de continuïteit van de extramurale zorg geleverd door TZG-nieuw. Voor deze vorm van zorg mag in eerste instantie worden verwacht dat deze na eventueel faillissement kan worden gecontinueerd door een andere aanbieder. Ten aanzien van TZG-nieuw wordt hierbij aangegeven dat zich ten tijde van het faillissement enkele gegadigden hebben gemeld, maar dat dit destijds niet tot een doorstart heeft geleid. In de motivering stelt de NZa voorts dat uit correspondentie van zowel het zorgkantoor als TZG-nieuw en uit brieven van zorgaanbieders aan de NZa blijkt dat sinds de oprichting van de nieuwe stichting interesse is getoond in overname van de zorg geleverd door TZG-nieuw. TZG-nieuw geeft hierover aan met vele partijen gesprekken te hebben gevoerd. Uiteindelijk heeft dit niet tot resultaten geleid. Daarbij bleek de inmiddels opgebouwde schuldenlast steeds in de weg te staan aan overname van de activiteiten en bleef de bereidheid tot investeren uit, aldus de NZa in haar motivering bij het besluit.

Concluderend stelt de NZa vast dat zonder steunverlening aan TZG-nieuw de continuïteit van zorg in de regio Groningen in gevaar is.

Argumentatie NZa voor afwijking van vigerende beleidsregel steunverlening

Eén van de verdere voorwaarden voor steunverlening op grond van de beleidsregel «steunverlening AWBZ» is dat de zorgaanbieder een substantiële eigen bijdrage (inverdientaakstelling) levert aan het wegwerken van het negatieve eigen vermogen. Volgens de vaste beleidslijn wordt onder«substantieel» verstaan: een eigen bijdrage van minimaal 1/3 van het totaal te compenseren negatief eigen vermogen. Uiteindelijk komt de NZa voor HWWzorg op een steunbedrag van 22 143 000 euro. Voor TZG-nieuw komt de NZa uit op een steunbedrag van 15 235 000 euro. De NZa komt vervolgens tot de conclusie voor zowel HWWzorg als voor TZG-nieuw dat een dergelijke inverdientaakstelling niet kan worden opgelegd. Voor HWWzorg zou dat betekenen dat de komende drie jaar een bedrijfsresultaat van minstens 2 676 000 euro per jaar behaald moet worden. TZG-nieuw zou de komende drie jaar een bedrijfsresultaat van minstens 1 759 000 euro per jaar moeten behalen. Uit de ingediende exploitatiebegrotingen blijkt echter dat dergelijke bedrijfsresultaten niet haalbaar zijn. Omdat daarmee niet aan alle voorwaarden uit de beleidsregel kan worden voldaan, concludeert de NZa dat toekenning van steun op basis van de beleidsregel «steunverlening AWBZ» niet aan de orde kan zijn. Op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht kan de NZa afwijken van de beleidsregel in het geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Afwijken kan/moet ook wanneer het volgen van de beleidsregel onevenredige gevolgen voor het met de beleidsregel te dienen doel met zich brengt.

Naar het oordeel van de NZa is sprake van bijzondere omstandigheden en levert het volgen van de beleidsregel onevenredige gevolgen op in het licht van de doelstelling van de beleidsregel. Daarom heeft de NZa besloten om onder toepassing van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht in afwijking van de beleidsregel «steunverlening AWBZ» tot steunverlening over te gaan. De NZa formuleert daarbij een aantal strikte voorwaarden waardoor het onevenredig ernstige gevolg van een nieuw faillissement en bijbehorende discontinuïteit in de zorg wordt afgewend zonder dat sprake is van een ernstige verstoring van de marktwerking in de zorg. Voor de inhoud van deze voorwaarden verwijs ik u naar de eerder aan u gestuurde besluiten met motiveringen (Kamerstuk 26 631, nr. 323).

Bepaling hoogte van te verlenen steun aan HWWzorg

Voor HWWzorg geldt dat de NZa uitgaat van een bruto aanvraag van 53 194 000 euro. HWWzorg stelt daarvan 20 240 000 euro voor eigen rekening te kunnen nemen door kostenbesparingen van 4 431 000 euro als gevolg van een voorspoediger verloop van de sanering en besparingen op de exploitatie over de jaren 2009, 2010 en 2011 van in totaal 15 809 000 euro. Er resteert een netto-steunaanvraag van 32 954 000 euro. De NZa verhoogt dat bedrag met 883 000 euro tot een bedrag van 33 837 000 euro (gecorrigeerde netto-steunaanvraag) omdat HWWzorg toekomstige postieve exploitatieresultaten al had afgetrokken van het aangevraagde steunbedrag. Dit omdat de NZa bij de beoordeling van de aanvraag geen rekening kan houden met toekomstige, onzekere exploitatieresultaten.

Van de genoemde 33 837 000 euro (gecorrigeerde netto-steunaanvraag) honoreert de NZa een bedrag van 22 143 000 euro. Het verschil met de gecorrigeerde netto-steunaanvraag bedraagt 10 811 000 euro. Dit komt voort uit:

– het niet honoreren van een aantal opgevoerde kostenposten van in totaal 3 150 000 euro. De NZa geeft aan dat het hierbij gaat om investeringen in de organisatie of om reguliere exploitatiekosten, waarbij geldt dat deze zaken niet door steun gefinancierd behoren te worden.

– het slechts voor 2/3e deel honoreren van de «beredderingskosten» van 6 867 000 euro, omdat deze kosten voor een deel tot de gebruikelijke exploitatie behoren, hetgeen een extra correctie van 1 944 000 euro oplevert.

– het niet meenemen van het onderdeel impairment van de waarde van het onroerend goed bij de vaststelling van de toe te kennen steun (6 600 000 euro).

Het toe te kennen steunbedrag is opgebouwd uit twee componenten: kosten sociaal plan en 2/3 deel van de opgevoerde posten «beredderingskosten».

HWWzorg

Bruto aanvraag € 53 194 000
   
Besparingen sanering en exploitatie 2009, 2010 en 2011 € 20 240 000 –
   
Netto aanvraag € 32 954 000
   
Correctie exploitatie 2010 en 2011 € 883 000 +
   
Gecorrigeerde netto aanvraag € 33 837 000
   
Niet gehonoreerd:  
Kosten naamswijziging€ 250 000 
Herstructurering werkprocessen€ 1 250 000 
Ziekteverzuim€ 1 650 000 +€ 3 150 000 –
Gedeeltelijk niet gehonoreerd € 1 944 000 –
Impairment € 6 600 000 –
   
Toegekend steunbedrag € 22 143 000

Bepaling hoogte van te verlenen steun aan TZG-nieuw

Uit op 30 oktober 2009 aangeleverde informatie maakt de NZa op dat de bruto-steunaanvraag 37 942 000 euro bedraagt. TZG-nieuw voert daarbij aan 17 244 000 euro voor eigen rekening te kunnen nemen door kostenbesparingen ad 6 841 000 euro als gevolg van een voorspoediger verloop van de sanering en besparingen op de exploitatie over de jaren 2009, 2010 en 2011 van in totaal 10 403 000 euro. Aldus resteert een netto-steunaanvraag van 20 698 000 euro.

Van de genoemde 20 698 000 euro (netto-steunaanvraag) honoreert de NZa een bedrag van 15 235 000 euro. Het verschil bedraagt 5 463 000 euro. Dit komt voort uit:

– het niet honoreren van een aantal opgevoerde kostenposten van in totaal 4 861 000 euro.

– het slechts voor 2/3e deel honoreren van de «beredderingskosten» van 1 850 000 euro, omdat deze kosten voor een deel tot de gebruikelijke exploitatie behoren, hetgeen een extra correctie van 602 000 euro oplevert.

Het toe te kennen steunbedrag is opgebouwd uit twee componenten: euro ter kosten van het sociaal plan en 2/3e deel van de «beredderingskosten».

TZG -nieuw

Bruto aanvraag € 37 942 000
   
Besparingen sanering en exploitatie 2009, 2010 en 2011 € 17 244 000 –
   
Netto aanvraag € 20 698 000
   
Niet gehonoreerd:  
Kosten inhuur transitie€ 3 000 000 
Afschrijving€ 113 000 
Risico exploitatie€ 1 748 000 +€ 4 861 000 –
Gedeeltelijk niet gehonoreerd € 602 000 –
   
Toegekend steunbedrag € 15 235 000

3. Overwegingen bij besluiten NZa inzake steun HWWzorg en TZG-nieuw

Algemeen

In de beoordeling van de NZa over geheel of gedeeltelijk geweigerde posten treed ik niet. Belanghebbenden hebben de gelegenheid om in bezwaar te gaan tegen de besluiten van de NZa. Wel wil ik benadrukken dat de nu voorliggende NZa-besluiten enkel kosten vergoeden die rechtstreeks voortvloeien uit de noodzaak de continuïteit van zorg te waarborgen. Het gaat om de kosten van doorbetaling en vervolgens afvloeiing van boventallig personeel alsmede om kosten die noodzakelijk waren om de nieuwe stichtingen draaiende te houden (bijv. kosten van dwangcrediteuren). Er is geen sprake van vorming van eigen vermogen met behulp van de nu toegekende steun of van financiering van leningen die in de boedel van de failliete Meavita-onderdelen zijn achtergebleven. In de overeenkomsten tussen de curatoren en de nieuwe stichtingen is nadrukkelijk uitgesloten dat eventuele NZa-steun ten goede zou komen aan de failliete boedel. Ook is geen sprake van NZa-steun voor het doen van investeringen als het introduceren van nieuwe werkwijzen of vormen van zorgverlening. HWWzorg en TZG-nieuw worden enkel op een niveau gebracht waarop eigenstandig functioneren weer mogelijk is. De NZa spreekt in zijn onderbouwing daarom van steun die bijdraagt aan het komen tot «een relatief gezonde bedrijfsvoering».

Staatssteunaspecten

Ten algemene wil ik mij onthouden van een oordeel aangaande de voorwaarden die de NZa heeft gesteld aan toekenning van de steunbedragen. Op één aspect wil ik echter wel ingaan, namelijk het advies van de NZa aan mij om de steunverlening aan de Europese Commissie voor te leggen. De NZa geeft aan dat de continuïteit van zorg niet gebaat is bij onduidelijkheid over de vraag of de verleende steun staatssteun is, als gevolg waarvan na ingrijpen van de Europese commissie mogelijk de verleende steun zou moeten worden terugbetaald. Daarom adviseert de NZa mij om de steunverlening aan de Europese Commissie voor te leggen. De NZa geeft daarbij aan dat de steunverlening naar haar mening geen steun is in de zin van artikel 87 EG-verdrag.

Ik wil bij voorgaande het volgende aantekenen: Tot de steunverlening waren geen potentiële overnamekandidaten bekend die de twee tijdelijke stichtingen inclusief de inmiddels ontstane schulden wilden overnemen. Dit leidde ertoe dat de continuïteit van de zorgverlening, zonder steunverlening, in gevaar kwam. Bij het verstrekken van steun aan HWWzorg en TZG-nieuw overweegt de NZa nadrukkelijk dat, nadat een aanzienlijk deel van de schuldenlast is weggenomen, HWWzorg en TZG-nieuw in staat worden gesteld uitvoering te geven aan hun eigen statutaire doelstelling om tot overdracht van zorgactiviteiten aan een derde partij te kunnen overgaan. De steunverleningsbesluiten komen er feitelijk op neer dat potentiële overnamekandidaten in staat worden gesteld de tijdelijke stichtingen zonder zware last uit het verleden over te nemen. Het gelijke speelveld wordt door deze steunverlening hersteld of gewaarborgd, waardoor bestaande marktpartijen onder gelijke condities – zonder de last van een aanzienlijk negatief eigen vermogen en het sociaal plan – in de gelegenheid worden gesteld de tijdelijke stichtingen over te nemen. Met de wijze waarop deze steun wordt verschaft is niet beoogd bepaalde ondernemingen te begunstigen en wordt geen voordeel verschaft, immers de marktpartijen kunnen onder gelijke condities de zorgverlening overnemen. De mededinging wordt hier dan ook niet vervalst. Gelet op het voorgaande volg ik de NZa in haar mening dat geen sprake is van steun in de zin van artikel 87 EG-verdrag («staatssteun»). Om die reden ben ik dan ook niet voornemens de steunverlening te melden bij de Europese Commissie.

4. Toekomst HWWzorg en TZG-nieuw

Toekomst: werven vast personeel, organisatie-ontwikkeling en kwaliteitsverbetering

Met de besluiten van de NZa inzake toekenning van steun aan HWWzorg en TZG-nieuw komt, naar ik hoop, in belangrijke mate een eind aan de periode van onzekerheid voor cliënten en medewerkers van beide organisaties. Uit contacten met de bestuurder, toezichthouders en vertegenwoordigers van Ondernemingsraden en Cliëntenraden bleek mij hoe het uitblijven van duidelijkheid over de ingediende steunaanvraag de organisaties belemmerde in hun functioneren. Tijdens een recent werkbezoek aan HWWzorg werd dat beeld nog eens bevestigd.

Met name het werven van nieuw personeel was welhaast onmogelijk omdat potentiële nieuwe medewerkers de overstap naar een organisatie met een onduidelijk perspectief niet wilden maken. Dat noopte tot tijdelijke inschakeling van externen (interim-managers en uitzendkrachten) op alle niveaus. Dat is niet alleen kostbaar maar het verhindert ook een gezonde organisatieontwikkeling.

Ook kwam het voor dat het uitblijven van een beslissing over de steunaanvraag medewerkers ertoe bracht te gaan werken bij andere organisaties waardoor vacatures ontstonden die vervolgens niet met vaste medewerkers konden worden ingevuld. Nu de NZa besloten heeft steun te verlenen aan HWWzorg en TZG-nieuw kunnen beide organisaties het benodigde personeel in vaste dienst gaan werven, de organisatie verder ontwikkelen en de kwaliteit van zorg verbeteren.

Kwaliteit van zorg bij HWWzorg

De neergang van het Meavitaconcern heeft ook zijn weerslag gehad op de kwaliteit van zorg. De medewerkers hebben zich te allen tijde ingezet om de cliënten goede kwaliteit van zorg te blijven bieden. De bestuurder van de nieuwe stichtingen heeft desondanks echter aangegeven dat hij een organisatie aantrof waarin onvoldoende aandacht is geweest voor en geïnvesteerd is in de kwaliteit van bijvoorbeeld de infrastructuur. Hierin verbeteringen aanbrengen vergt tijd. Onlangs heeft een incident plaatsgevonden op een van de locaties in Den Haag. De IGZ is hiervan direct op de hoogte gesteld door de organisatie en onderzoekt nu dit incident. De IGZ zal in de komende tijd bij een aantal locaties een toezichtsbezoek afleggen.

De onderkenning van de verbeterpunten ten aanzien van de kwaliteit, en het feit dat de huidige organisatie het incident direct gemeld heeft bij de IGZ, geven mij het vertrouwen dat er voldoende bewustzijn is van het belang van het verbeteren van de kwaliteit.

Afwikkeling faillissement oude Meavita-onderdelen

Toekenning van de steun betekent niet dat daarmee ook het faillissement van de oude Meavita-onderdelen is afgehandeld. Daarmee zijn de curatoren belast. Het eigendom van het vastgoed, de roerende goederen en de zorgactiviteiten bevindt zich nog in de failliete boedel. Er moeten door de curatoren de komende tijd besluiten genomen worden over de overdracht van de zorgactiviteiten alsmede de verkoop van de gebouwen en roerende goederen. Dat alles onder de bepalingen van de overeenkomsten die eerder gesloten werden tussen de curatoren en de nieuwe stichtingen. VWS was geen partij bij die onderhandelingen. De overeenkomsten stellen dat als verkoop van de zorgactiviteiten niet voor 1/1/2010 (in het geval van HWWzorg) en 1/1/2011 (in het geval van TZG-nieuw) is gerealiseerd de zorgactiviteiten definitief aan deze organisaties verblijven. De verschillende data zijn uitkomst van onderhandelingen tussen curator en bestuurder en reflecteren hun inschattingen en hun keuzes. Als de zorgactiviteiten definitief vervallen zijn aan HWWzorg en TZG-nieuw dan kunnen deze organisaties,vanaf dat moment, zoals elke organisatie, door derden worden overgenomen.

Toen faillissement van onderdelen van Meavita onontkoombaar leek, heb ik vanuit de door mij gevoelde verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg, samen met betrokken partijen (VNG, betrokken zorgkantoren en gemeenten) zorggedragen voor een achtervang. Die achtervang bestond uit nieuwe stichtingen die de zorgactiviteiten konden voortzetten als zou blijken dat zich geen andere gegadigden zouden presenteren. Op die manier was de continuïteit van zorg gewaarborgd.

De steunaanvraag van HWWzorg en TZG-nieuw zijn een rechtstreeks gevolg van de uitgesproken faillissementen van onderdelen van Meavita en de daaropvolgende overeenkomsten die gesloten zijn tussen de curatoren van de gefailleerde Meavita-onderdelen en de nieuw opgerichte vangnetstichtingen. In die overeenkomsten is opgenomen dat de nieuwe stichtingen de zorgverlening overnemen inclusief alle medewerkers. Overname van de zorgactiviteiten inclusief al het personeel was noodzakelijk om de continuïteit van zorg te kunnen waarborgen op het moment van faillissement, aangezien zich toentertijd geen andere partijen meldden om de zorg van de failliete Meavita-onderdelen over te nemen. Ontslag van medewerkers ten tijde van het faillissement zou geleid hebben tot onaanvaardbare verstoring van de zorgverlening. Die lijn is tijdens het Algemeen Overleg op 5 maart 2009 breed ondersteund door uw Kamer. Daarbij heb ik aangetekend dat een daaropvolgende sanering noodzakelijk zou zijn. Ook heb ik aangegeven dat steunverlening door de NZa ten behoeve van een bijdrage in de opstart- en saneringskosten noodzakelijk zou zijn. Deze steunverlening is met de NZa-besluiten gematerialiseerd.

Een belangrijk onderdeel van het opstellen van de steunaanvragen voor HWWzorg en TZG-nieuw vormde het verkrijgen van noodzakelijk inzicht in exploitatie en administratie. Op het moment van surseance/faillissement evenals in de periode daarvoor ontbrak dat inzicht volledig. Een aannemelijke onderbouwing van de in die periode door Meavita gevraagde 21 miljoen euro ontbrak. Daarmee was er geen enkele zekerheid dat Meavita hiermee zou zijn gered. Het ontbreken van een gedegen financiële administratie wordt geïllustreerd door het feit dat de curatoren in hun verslag van 2 november 2009 constateren dat ze nog steeds niet over alle door hen gewenste financiële gegevens met betrekking tot Meavita West beschikken.

Terugkijkend constateer ik dat ondanks de onrust en onzekerheid rond het faillissement van de Meavita-onderdelen, de daaropvolgende sanering bij HWWzorg en TZG-nieuw en het besluitvormingsproces ten aanzien van de steunaanvragen, de continuïteit van zorg en ondersteuning op korte termijn steeds gewaarborgd is geweest. Met de besluiten van de NZa komt, naar ik hoop, in belangrijke mate ook een eind aan de periode van onzekerheid voor cliënten en medewerkers van beide organisaties. Beide organisaties kunnen gaan werken aan de toekomst: werven van het benodigde personeel in vaste dienst, verder ontwikkelen van de organisatie en verbeteren van de kwaliteit van zorg. Ik besef terdege dat de onrustige en onzekere periode rond surseance en faillissement van onderdelen van Meavita Nederland is opgevolgd door een periode die wederom veel heeft gevraagd van de werknemers van HWWzorg en TZG-nieuw. Ik wil dan ook mijn waardering uitspreken richting de medewerkers van deze organisaties die zich het afgelopen jaar in een voor hen onzekere situatie hebben ingezet voor continuering van de dagelijkse zorg en hulp aan cliënten.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker


XNoot
1

Stichting Meavita Thuiszorg, de Stichting Meavita Woonzorg, de Stichting Meavita Flexwerk, de Stichting Meavita Dienstencentrum, de Stichting Meavitagroep, Meavita Participaties BV en Meavita Support Services BV.

Naar boven