Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26616 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26616 nr. 4 |
Vastgesteld 22 december 1999
De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegnheid2 hebben een aantal vragen aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd over het rapport inzake Uitvoering toezicht gemeentelijke sociale-zekerheidswetten.
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 december 1999.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,
Van Walsem
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Terpstra
De griffier van de commissie,
Van der Windt
Welke delen van het toezicht, zoals de Rijksconsulentschappen dat uitoefenen, komen niet overeen met welke wetsartikelen? (blz. 5)
In de Abw, Ioaw, Ioaz, de WIW en de WSW worden de verantwoordelijkheden van minister en Burgemeester en wethouders expliciet genoemd. De daarbij beoogde toezichtstructuur is niet expliciet in de wet geregeld, maar onder meer vastgelegd in de Nota van wijziging (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993 -1994, 22 545, nr. 18): «De bij de gemeente fungerende accountant controleert de administratie en het beheer op recht- en doeltreffendheid (eerstelijnscontrole). De toereikendheid van deze controles wordt gewaarborgd door reviews bij de gemeentelijke accountants door de departementale accountant (tweedelijnscontrole)». Deze beoogde toezichtstructuur voor de Abw, Ioaw en Ioaz is nog geen werkelijkheid en de rijksconsulentschappen doen met name in het repressieve onderzoek (blz. 11) nog veel eerstelijnscontroletaken. Het ontwikkelingstraject naar een veranderde toezichtsorganisatie verloopt traag.
Voor de WIW en WSW is de nieuwe toezichtstructuur wel ingericht conform de toelichtingen bij de wetten.
Is de Algemene Rekenkamer van mening dat in de desbetreffende wetten voldoende is geregeld welk toezicht de rijksconsulentschappen moeten uitoefenen? Zo neen, wat is niet voldoende geregeld?
In het kader van de deregulering is niet meer expliciet in formele regelgeving vastgelegd wat het takenpakket van de rijksconsulentschappen is, maar in de desbetreffende wetgeving is voldoende geregeld dat de uitvoerders van de wetten de minister alle inlichtingen die hij voor het uitoefenen van toezicht nodig heeft verstrekken en ook hem inzage verlenen in de administraties. De wetgeving in combinatie met de Memorie van Toelichtingen en de Nota van wijziging geven naar de mening van de Rekenkamer de toezichtsstructuur voldoende weer.
Op welke wijze kan op korte termijn bereikt worden dat de gemeenten hun primaire verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid en de doeltreffendheid van hun wetsuitvoering naar behoren waarmaken? Welke wetswijzigingen zijn daarvoor nodig? (blz. 5)
De minister dient de gemeenten aan te sturen om te komen tot een systeem van verantwoording door de gemeenten over de rechtmatigheid en doeltreffendheid. Daarbij dient de minister op korte termijn een deugdelijk systeem te ontwikkelen om de gemeentelijke verantwoordingsinformatie te valideren. Dit betreft zowel de informatie over de Abw, Ioaw en Ioaz als de WIW en de WSW.
De wetten bieden de mogelijkheid om via nadere regels meer gegevens inclusief een verklaring van een deskundige omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens te vragen. Wetswijzigingen zijn daarvoor niet nodig.
Welke maatregelen zou de minister moeten nemen om in het jaar 2000 wel aan de eisen van rechtmatigheid van de uitgaven te kunnen voldoen? (blz. 5)
De Rekenkamer spoort de minister aan haast te maken met de verdere ontwikkeling van het toezicht. Echter, naar de mening van de Rekenkamer dient de minister pas over te gaan op het single-audit systeem, wanneer er een waarborgingssysteem is voor de betrouwbaarheid van de verantwoordingsinformatie. Dit zou serieuze risico's voor de rechtmatigheid vermijden.
Op basis van welke besluitvorming heeft de invoering van een volledig single-audit systeem voor de bijstand een einddatum van het jaar 2000 gekregen? (blz. 6)
Bij de beantwoording van de kamervragen bij de begrotingsbehandeling van het jaar 1999 is een tijdsplan geschetst, waarin single audit verplicht wordt ingevoerd in 1999 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 200 XV, nr. 8, vraag 68). Daarnaast bleek in het onderzoek dat er in het bestuurlijk overleg met de gemeenten op 11 mei 1998 overeenstemming is bereikt over de landelijke invoering van het principe van single audit over het vergoedingsjaar 1999. In dat overleg is overeenstemming bereikt dat het einddoel is dat in 2001 de gemeenten zelf in een verslag verantwoording afleggen over de uitvoering. De taak van de accountant hierbij betreft certificering van de daarvoor in aanmerking komende gegevens in het verantwoordingsverslag van de gemeente.
Heeft, naar het inzicht van de Rekenkamer, de minister in voldoende mate zelf gedefinieerd welke informatie van de gemeenten nodig is om de doelmatigheid van de uitvoering van de wet te kunnen beoordelen? (blz. 13)
Voor de duidelijkheid moet er onderscheid gemaakt worden tussen doelmatigheid en doeltreffendheid. Voor de doelmatigheid van de uitvoeringsorganisatie en uitvoeringsprocessen is alleen het gemeentebestuur verantwoordelijk. Over de doeltreffendheid van de wetsuitvoering en het toezicht daarop moet de gemeente zich verantwoorden bij de minister. De huidige invulling van toezicht op de doeltreffendheid door de minister betreft eigen onderzoek door de rijksconsulentschappen. De Rekenkamer beveelt in haar rapport de minister aan de gemeenten meer aan te sturen om het toezicht op de doeltreffendheid op zich te nemen en zich over de uitkomsten te verantwoorden. Onderdeel van die aansturing is het definiëren van de informatie die de gemeenten de minister moeten verschaffen om deze in staat te stellen de doeltreffendheid van de uitvoering van de wet te beoordelen.
Het onderzoek van de Rekenkamer was niet gericht op de inhoud van de verantwoording over de doeltreffendheid.
Wat is het oordeel van de Rekenkamer over het feit dat de minister na jarenlang verzoek van de Kamer, nog steeds niet in staat is te melden wat jaarlijks de instroom in de bijstand is? (blz. 13)
Het antwoord op deze vraag is gecombineerd met het antwoord op vraag 8.
Deelt de Rekenkamer de opvatting, dat de doeltreffendheid van de Abw als het gaat om uitstroom uit de bijstand (een doel van de wet) en een sluitende aanpak naar werk – alleen zichtbaar is te maken indien gegevens over instroom, uitstroom en verblijfstijd in de bijstand van doelgroepen beschikbaar zijn? (blz. 13)
Met betrekking tot het toezicht op de doeltreffendheid wordt door het ministerie onderwerpsgewijs bij een aantal gemeenten onderzoek gedaan. De Rekenkamer oordeelde dat dit niet alle onderwerpen van doeltreffendheid voldoende afdekte en dat de minister daardoor slechts een beperkt inzicht heeft in de doeltreffendheid van de uitvoering van de sociale-zekerheidswetten bij de gemeenten.
Het lijkt plausibel dat de in de vraag genoemde aspecten van belang zijn voor het bepalen van de effectiviteit. De Rekenkamer heeft niet onderzocht over welke kengetallen de minister zou moeten beschikken en wat de gewenste inhoud van de verantwoording over de doeltreffendheid van de gemeenten zou moeten zijn.
Wat is naar het oordeel van de Rekenkamer de oorzaak van het feit dat de doelmatigheid van de Algemene bijstandswet tot op heden niet meetbaar is? (blz. 13)
Beleidsinformatie is geen expliciet onderwerp van onderzoek geweest. De Rekenkamer kan geen oordeel vellen over de oorzaak van problemen bij het meten van doelmatigheid bij de Algemene bijstandswet. Gemeenten zijn volgens de wet verplicht verantwoording af te leggen over hun toezicht op de doeltreffendheid. De Rekenkamer is van oordeel dat het belangrijk is dat gemeenten snel ook daadwerkelijk deze taak op zich nemen.
«Verantwoordingen van gemeenten over de eigen toezicht activiteiten ontbreken m.b.t. de doeltreffendheid». Geldt dit voor alle gemeenten, of zijn er ook uitzonderingen? (blz. 13)
Op het ministerie is geen gecertificeerde informatie over de doeltreffendheid bij de gemeenten. De minister maakt voor zijn toezicht geen gebruik van gemeentelijke verantwoordingen inzake doeltreffendheid. Tijdens het onderzoek bleek uit gesprekken met en de dossiers bij de rijksconsulentschappen dat de gemeenten zich nog nauwelijks verantwoorden over de doeltreffendheid. In hoeverre dergelijke verantwoordingen bij gemeenten aanwezig zijn (wellicht voor intern gebruik) heeft de Rekenkamer niet onderzocht.
Binnen welke termijn wordt het doeltreffendheidonderzoek door de gemeente overgenomen? (blz. 13)
Tijdens het onderzoek was er nog geen exacte planning bekend.
Indien de beleidsafdelingen van het ministerie alleen signalen van het politiek/bestuurlijk niveau (VNG/gemeentebestuurders) oppakken, welke garanties zijn er dan dat in voldoende mate het zicht op de uitvoeringpraktijk op het ministerie terecht komt? Op welke wijze zou de minister hierin verbetering moeten aanbrengen? (blz. 14)
Signalen van de rijksconsulentschappen over opvallende ontwikkelingen geven de betrokken beleidsdirecties wel zicht op de uitvoeringspraktijk, maar deze signalering had niet helemaal het beoogde effect, namelijk bijdragen aan bijsturing en beleidswijziging. Oorzaken daarvoor waren de verschillende werkwijze in de regio's en de tijdigheid van de signalen. De Rekenkamer deed de aanbeveling aan de beleidsdirecties om naast verzoeken om uitgebreide actuele onderzoeken ook meer gerichte vragen bij de rijksconsulentschappen neer te leggen. Dit zou de toegevoegde waarde van rijksconsulentschappen voor beleidsontwikkeling kunnen verbeteren.
Samenstelling: Leden: Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), ondervoorzitter, Van Heemst (PvdA), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Walsem (D66), voorzitter, Th. A. M. Meijer (CDA), De Haan (CDA), Wagenaar (PvdA), Van den Akker (CDA), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Vendrik (GL), Remak (VVD), Weekers (VVD), Kuijper (PvdA), Udo (VVD), Blok (VVD).
Plv. leden: Harrewijn (GL), Van Zuijlen (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Koenders (PvdA), Bos (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Lambrechts (D66), Kant (SP), Feenstra (PvdA), Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Schimmel (D66), Stroeken (CDA), Wijn (CDA), Hindriks (PvdA), Rietkerk (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Reitsma (CDA), Rabbae (GL), Van Blerck-Woerdman (VVD), Geluk (VVD), Smits (PvdA), De Vries (VVD), Balemans (VVD).
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GL), Van Gent (GL), Balkenende (CDA), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD).
Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GL), Rosenmöller (GL), Mosterd (CDA), Schoenmakers (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Klein Molekamp (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26616-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.