nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID KUIJPER
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel Ba, artikel 37ab komt te luiden:
Artikel 37ab
Onze Minister van Justitie is belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart.
De exploitant van een luchtvaartterrein, een luchtvaartmaatschappij en een
persoon als bedoeld in artikel 37p, eerste lid, zijn gehouden te voldoen aan
door Onze Minister van Justitie of namens deze door de Commandant van de Koninklijke
marechaussee gegeven aanwijzingen inzake de nakoming van een verplichting
die op hen rust ingevolge de artikelen 37b, zesde lid, 37f, 37g, 37h, 37hb,
37 hd, 37k, 37l, 37n of 37r.
II
In artikel I, onderdeel Ba, artikel 37ac, tweede lid, vervalt de zinsnede
«naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden».
III
In artikel I, onderdeel Ba, wordt na artikel 37ad, een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 37ae
1. Indien de naleving van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften
gevaar dreigt te lopen, doet de exploitant van een luchtvaartterrein, de betrokken
luchtvaartmaatschappij of een persoon als bedoeld in artikel 37p, eerste lid,
daarvan onverwijld mededeling aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.
2. De Commandant van de Koninklijke marechaussee is bevoegd het opstijgen
van een luchtvaartuig te verbieden en te beletten indien er een redelijk
vermoeden bestaat dat wegens het niet naleven van de bij of krachtens dit
hoofdstuk gestelde voorschriften de beveiliging van de burgerluchtvaart in
gevaar kan komen.
3. Onze Minister van Justitie kan de Commandant van de Koninklijke marechaussee
een aanwijzing geven omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in
het vijfde lid.
IV
Artikel I, onderdeel G, artikel 37f, derde lid, wordt na «wordt
aangetroffen» een zinsnede ingevoegd, luidende: of de naleving van het
gestelde in dit artikel met betrekking tot de uitvoering van de controle in
gevaar komt.
V
In artikel I, onderdeel H, artikel 37g, wordt na het tweede lid, een derde
lid toegevoegd, luidende:
3. Het bepaalde in artikel 37f, derde lid, is van toepassing.
VI
In artikel I, onderdeel L, artikel 37r, wordt in de tweede volzin na de
woorden «De artikelen» ingevoegd: 37f, derde lid,
VII
Artikel I, onderdeel M, artikel 37u, wordt gewijzigd als volgt:
A. Het tweede lid vervalt.
B. In het derde lid, wordt de zinsnede «eerste en tweede lid genoemde
bevoegdheden» vervangen door: eerste lid genoemde bevoegdheid.
VIII
Na artikel II wordt een nieuw artikel II A ingevoegd, luidende
ARTIKEL II A
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Luchtvaartwet, de artikelen
37ab, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, derde lid, of 37r.
Toelichting
In het wetsvoorstel is de beveiliging van het luchtvaartterrein en de
daarmee verband houdende controle opgedragen aan de exploitant van een luchtvaartterrein.
Voor zover het de controle van ruimbagage of vracht betreft dragen de luchtvaartmaatschappij
en de (geregistreerde) aanbieder de verantwoordelijkheid. Het gevolg van deze
constructie is dat er een belangenverstrengeling kan optreden indien veiligheidsmaatregelen
leiden tot vertraging. Dit amendement heeft tot doel deze belangenverstrengeling
te voorkomen. Daartoe wordt een meldingsplicht aan de Commandant van de KMar
voorgesteld in alle gevallen waarin de naleving van de controlevoorschriften
in gevaar is of komt. Deze heeft een geattribueerde bevoegdheid op grond van
de wet om aanwijzingen te geven en maatregelen te treffen. De meest vergaande
bevoegdheid is om het opstijgen van een vliegtuig te verbieden en te beletten
indien de veiligheid hiertoe noopt. Het behoeft geen betoog dat bij laatstgenoemd middel rekening wordt gehouden met subsidiariteit en proportionaliteit,
zoals vereist bij elk overheidsoptreden. Inherent aan de politieke verantwoordelijkheid
van de Minister van Justitie oefent de Koninklijke marechaussee zijn bevoegdheid
uit conform de aanwijzingen van deze minister.
Aan het overtreden van een verplichting dient een sanctie te worden verbonden.
Daarom wordt voorgesteld het overtreden van de meldingsplicht vooralsnog aan
te merken als een economisch delict (overtreding) in de zin van de Wet economische
delicten. Dit betekent dat een overtreding ingevolge artikel 6, eerste lid,
onder 4°, WED kan worden bestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden
of een geldboete van de vierde categorie. Gelet op artikel 23, zevende lid,
van het Wetboek van Strafrecht kan de boete oplopen tot een bedrag van f 100 000,–.
Het gaat om de naleving van een administratief voorschrift in de zin dat er
informatie-uitwisseling wordt voorgeschreven om de overheid goed te kunnen
laten functioneren. Wanneer te zijner tijd de vierde tranche Algemene Wet
bestuursrecht in werking treedt, zou kunnen worden bezien of de strafbepaling
kan worden vervangen door een administratieve boete.
Kuijper