26 607
Wijziging van de Luchtvaartwet inzake de beveiliging op luchtvaartterreinen

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID KUIJPER

Ontvangen 10 april 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel Ba, artikel 37ab komt te luiden:

Artikel 37ab

Onze Minister van Justitie is belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart. De exploitant van een luchtvaartterrein, een luchtvaartmaatschappij en een persoon als bedoeld in artikel 37p, eerste lid, zijn gehouden te voldoen aan door Onze Minister van Justitie of namens deze door de Commandant van de Koninklijke marechaussee gegeven aanwijzingen inzake de nakoming van een verplichting die op hen rust ingevolge de artikelen 37b, zesde lid, 37f, 37g, 37h, 37hb, 37 hd, 37k, 37l, 37n of 37r.

II

In artikel I, onderdeel Ba, artikel 37ac, tweede lid, vervalt de zinsnede «naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden».

III

In artikel I, onderdeel Ba, wordt na artikel 37ad, een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 37ae

1. Indien de naleving van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften gevaar dreigt te lopen, doet de exploitant van een luchtvaartterrein, de betrokken luchtvaartmaatschappij of een persoon als bedoeld in artikel 37p, eerste lid, daarvan onverwijld mededeling aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.

2. De Commandant van de Koninklijke marechaussee is bevoegd het opstijgen van een luchtvaartuig te verbieden en te beletten indien er een redelijk vermoeden bestaat dat wegens het niet naleven van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften de beveiliging van de burgerluchtvaart in gevaar kan komen.

3. Onze Minister van Justitie kan de Commandant van de Koninklijke marechaussee een aanwijzing geven omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het vijfde lid.

IV

Artikel I, onderdeel G, artikel 37f, derde lid, wordt na «wordt aangetroffen» een zinsnede ingevoegd, luidende: of de naleving van het gestelde in dit artikel met betrekking tot de uitvoering van de controle in gevaar komt.

V

In artikel I, onderdeel H, artikel 37g, wordt na het tweede lid, een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Het bepaalde in artikel 37f, derde lid, is van toepassing.

VI

In artikel I, onderdeel L, artikel 37r, wordt in de tweede volzin na de woorden «De artikelen» ingevoegd: 37f, derde lid,

VII

Artikel I, onderdeel M, artikel 37u, wordt gewijzigd als volgt:

A. Het tweede lid vervalt.

B. In het derde lid, wordt de zinsnede «eerste en tweede lid genoemde bevoegdheden» vervangen door: eerste lid genoemde bevoegdheid.

VIII

Na artikel II wordt een nieuw artikel II A ingevoegd, luidende

ARTIKEL II A

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Luchtvaartwet, de artikelen 37ab, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, derde lid, of 37r.

Toelichting

In het wetsvoorstel is de beveiliging van het luchtvaartterrein en de daarmee verband houdende controle opgedragen aan de exploitant van een luchtvaartterrein. Voor zover het de controle van ruimbagage of vracht betreft dragen de luchtvaartmaatschappij en de (geregistreerde) aanbieder de verantwoordelijkheid. Het gevolg van deze constructie is dat er een belangenverstrengeling kan optreden indien veiligheidsmaatregelen leiden tot vertraging. Dit amendement heeft tot doel deze belangenverstrengeling te voorkomen. Daartoe wordt een meldingsplicht aan de Commandant van de KMar voorgesteld in alle gevallen waarin de naleving van de controlevoorschriften in gevaar is of komt. Deze heeft een geattribueerde bevoegdheid op grond van de wet om aanwijzingen te geven en maatregelen te treffen. De meest vergaande bevoegdheid is om het opstijgen van een vliegtuig te verbieden en te beletten indien de veiligheid hiertoe noopt. Het behoeft geen betoog dat bij laatstgenoemd middel rekening wordt gehouden met subsidiariteit en proportionaliteit, zoals vereist bij elk overheidsoptreden. Inherent aan de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie oefent de Koninklijke marechaussee zijn bevoegdheid uit conform de aanwijzingen van deze minister.

Aan het overtreden van een verplichting dient een sanctie te worden verbonden. Daarom wordt voorgesteld het overtreden van de meldingsplicht vooralsnog aan te merken als een economisch delict (overtreding) in de zin van de Wet economische delicten. Dit betekent dat een overtreding ingevolge artikel 6, eerste lid, onder 4°, WED kan worden bestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Gelet op artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht kan de boete oplopen tot een bedrag van f 100 000,–. Het gaat om de naleving van een administratief voorschrift in de zin dat er informatie-uitwisseling wordt voorgeschreven om de overheid goed te kunnen laten functioneren. Wanneer te zijner tijd de vierde tranche Algemene Wet bestuursrecht in werking treedt, zou kunnen worden bezien of de strafbepaling kan worden vervangen door een administratieve boete.

Kuijper

Naar boven