26 594
Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Russische Federatie inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie; 's-Gravenhage, 22 december 1998 (Trb. 1999, 19)

nr. 257
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 juni 1999

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 9 juni 1999.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 juli 1999.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 22 december 1998 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Russische Federatie inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie (Trb. 1999, 19)1.

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Als partij bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens van 13 januari 1993 (hierna te noemen het CW-verdrag; Trb. 1993, 162) heeft de Russische Federatie de verplichting op zich genomen om de eigen voorraden chemische wapens, dat het heeft aangegeven te bezitten, in de komende tien tot vijftien jaar volledig te vernietigen. De Russische Federatie bezit nog 40 000 ton chemische wapens en schat de totale kosten van het vernietigingsproces op 6 miljard Amerikaanse dollars.

Verschillende landen, onder meer de Verenigde Staten en Duitsland, hebben de Russische Federatie steun toegezegd. In totaal kan het rekenen op ongeveer 250 miljoen Amerikaanse dollars aan internationale hulp bij de vernietiging van de voorraad chemische wapens.

Tijdens het debat in de Tweede Kamer inzake de goedkeuring van het CW-verdrag werd op 25 april 1995 de motie van het lid Roethof c.s. ingediend (kamerstukken II 1994/95, 23 190 (R1515) en 23 911, nr. 8). In die motie, die kamerbreed werd gesteund en door de Minister van Buitenlandse Zaken werd verwelkomd, werd de regering verzocht extra inspanningen te leveren om de vernietiging van chemische wapens op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie te realiseren.

Reeds eerder heeft een Clingendael-conversiewerkgroep, onder voorzitterschap van de toenmalige Directeur van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, Prof. Dr. Ir. J. J. C. Voorhoeve, gesuggereerd dat Nederland een speciaal programma zou kunnen opzetten ter ondersteuning van de militair-civiele conversie in de Russische Federatie en Oekraïne. Ook ondersteuning bij de vernietiging van chemische wapens zou hier onderdeel van kunnen zijn.

Het Russische parlement stelde de ratificatie van het CW-verdrag afhankelijk van de vraag of het land in staat zou zijn de grote hoeveelheid chemische wapens op verantwoorde wijze te vernietigen. Ratificatie door de Russische Federatie was niet alleen van belang gelet op de grote voorraden chemische wapens in dat land, maar ook om andere grote landen tot deze stap te kunnen bewegen en bij te dragen tot de universaliteit van het CW-verdrag. Ondersteuning van de vernietiging door Nederland zou daarom een duidelijke politieke betekenis hebben.

Op 20 mei 1996 zegde Nederland hulp toe aan de Russische Federatie bij de vernietiging van het chemische strijdmiddel lewisiet, waarvan ongeveer 6500 ton is opgeslagen nabij het plaatsje Kambarka. In december 1996 ondertekenden Minister-President Kok en zijn toenmalige Russische Ambtgenoot Tsjernomyrdin in Moskou een «letter of intent», waarin het voornemen is vastgelegd om een verdrag inzake de Nederlandse assistentie bij de vernietiging van voorraden chemische wapens in de Russische Federatie af te sluiten. Sindsdien hebben vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Defensie overleg gevoerd met hun collega's in Moskou over de nadere invulling van de samenwerking en de inhoud van het verdrag, waarin afspraken worden vastgelegd over de gebieden waar de Nederlandse hulp zich op zal richten, alsmede over onderwerpen als de uitvoeringsaspecten, de vrijstelling van belastingen en aansprakelijkheid.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Dit artikel legt de basisverplichting van het verdrag neer. Hoewel in het verdrag de regeringen als partijen worden aangemerkt, geldt het verdrag uiteraard tussen de staten.

Nederland assisteert de Russische Federatie kosteloos bij specifieke projecten voor de vernietiging van chemische wapens nabij Kambarka in de Republiek Oedmoertië. De vernietiging zal veilig en milieuvriendelijk moeten plaatsvinden met inachtneming van de doelstellingen van het CW-Verdrag.

De Nederlandse assistentie bestaat uit vier projecten. Begonnen zal worden met een project voor de zuivering van de verontreinigde grond rondom de opslagplaats en, tijdens de vernietiging, rondom de installatie. Dit project mag maximaal 10 miljoen gulden kosten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken betaalt daarvan 9 miljoen gulden, het Ministerie van Defensie 1 miljoen. Deze bedragen zijn voorzien in de begrotingen van beide ministeries.

De overige Nederlandse hulp zal bestaan uit drie aparte projecten. De Nederlandse regering zal een nieuw besluit moeten nemen over de vrijmaking van middelen voor de uitvoering van een van deze projecten. De projecten betreffen de levering van analyse- en/of monitoringsapparatuur voor milieudoeleinden, de bouw van een installatie voor het overpompen van lewisiet en een derde nog te bepalen project. In de besluitvorming over deze projecten zullen de voortgang in het grondzuiveringsproject en het verloop van de samenwerking tot dan toe nadrukkelijk een rol spelen.

De totale bijdrage aan de uitvoering van de vier projecten bedraagt maximaal 25 miljoen gulden. Naast Nederland is ook Finland voornemens de Russische Federatie te assisteren bij de vernietiging van chemische wapens in Kambarka door het leveren van 12 gasdetectoren, ter waarde van ongeveer 725 000 gulden.

De beheersstructuur van de projecten bestaat uit een projectleider en een stuurgroep. Het Ministerie van Defensie levert de projectleider die verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken. Hij onderhoudt contacten met zijn Russische counterpart en met de – na aanbesteding geselecteerde – bedrijven. De projectleider legt verantwoording af aan de interdepartementale stuurgroep onder voorzitterschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De stuurgroep is verantwoordelijk voor de rapportage aan de ambtelijke en politieke top, de aansturing van de projectleider, de grotere uitgaven en voor de evaluatie. Voorts adviseert de stuurgroep de bewindslieden inzake mogelijke vervolgprojecten. Voor deze structuur is gekozen omdat de voor een projectleider benodigde technische kennis bij het Ministerie van Defensie aanwezig is, terwijl de oprichting van een stuurgroep het mogelijk maakt kennis van verschillende andere facetten van het hulpprogramma (onder andere financieel, technisch, politiek) bijeen te kunnen brengen. Ook draagt de oprichting van een stuurgroep bij aan de continuïteit van het project.

Artikel II

Dit artikel bevat een omschrijving van het doel van het verdrag. In het artikel wordt ook aangegeven waaruit de Nederlandse hulp zal bestaan en worden de projecten kort omschreven.

Het eerste project heeft betrekking op het ontwikkelen en leveren van een grondsaneringsinstallatie.

Het tweede project richt zich op de levering van analyse- en/of monitoringsapparatuur voor milieu-doeleinden die zal worden gebruikt op de locatie waar de chemische wapens worden vernietigd.

Het derde project betreft de bouw van een installatie om het lewisiet van de bulkcontainers over te pompen in transporteerbare containers die op de feitelijke plaats van vernietiging kunnen worden afgeleverd.

Het vierde project zal in een later stadium in onderling overleg worden vastgesteld. Daartoe zal te zijner tijd in overleg met de Russische autoriteiten worden nagegaan in welke behoefte Nederland het beste kan voorzien.

Artikel III

Dit artikel bepaalt dat de Ministeries van Defensie van Nederland en van de Russische Federatie het verdrag uitvoeren. Zij zullen voor elk project een uitvoeringsakkoord aangaan. Ook zullen zij in onderling overleg de voorwaarden opstellen voor de aanbesteding van de werkzaamheden.

Artikel IV

Dit artikel handelt over het kosteloos verlenen van visa door de Russische Federatie voor de Nederlandse functionarissen alsook het geven van vrije toegang tot de locatie van de projecten.

Artikel V

Dit artikel bepaalt dat de te verlenen assistentie alleen wordt aangewend voor de doelen die in het verdrag of de uitvoeringsakkoorden genoemd worden.

Artikel VI

In dit artikel is vastgelegd dat, ter bevordering van de juiste uitvoering van elk project, de verdragspartijen elkaar van relevante informatie zullen voorzien en dat de bescherming van de ontvangen vertrouwelijke informatie gegarandeerd wordt.

Artikel VII

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de door Nederland geleverde uitrusting en materialen bij invoer in Rusland vrij zijn van douanerechten en andere belastingen en heffingen. De opname van dit lid was noodzakelijk omdat in de Russische Federatie geen nationale wetgeving bestaat ten aanzien van belastingvrijstelling op buitenlandse hulpgoederen.

Volgens het tweede lid worden de uitrusting en materialen na de beëindiging van een project door Nederland aan de Russische Federatie overgedragen. Beide partijen kunnen anders overeenkomen.

Artikel VIII

Dit artikel omschrijft de vrijwaring tegen wettelijke aansprakelijkheid van de Nederlandse partij en de personen die voor Nederland het project uitvoeren.

Artikelen IX, X, XI en XII

Deze artikelen bevatten de gebruikelijke slotbepalingen. In het geval dat het verdrag wordt opgezegd, zullen de projecten waar inmiddels aan begonnen is, worden afgemaakt. Het verdrag wordt met ingang van 1 februari 1999 voorlopig toegepast, hetgeen noodzakelijk werd geacht met het oog op een spoedige aanvang van het eerste project. Het uitvoeren van een project onder de bescherming van het verdrag is in het belang van Nederland.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen- taire Documentatie.

Naar boven