Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26593 nr. 1;256 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26593 nr. 1;256 |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 8 juni 1999
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 9 juni 1999.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 juli 1999.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 25 mei 1998 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Turkmenistan, anderzijds (Trb. 1998, 200)1 .
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Toelichtende nota
| I | Algemene inleiding | 3 |
| II | Artikelsgewijze toelichting | 4 |
| Preambule | 4 | |
| TITEL I | Algemene beginselen (artikelen 2 en 3) | 5 |
| TITEL II | Politieke dialoog (artikelen 4 tot en met 6) | 5 |
| TITEL III | Handel in goederen (artikelen 7 tot en met 17) | 5 |
| TITEL IV | Bepalingen inzake handelsverkeer en investeringen (artikelen 18 tot en met 40) | 7 |
| Hoofdstuk I | Arbeidsvoorwaarden (artikelen 18 tot en met 20) | 7 |
| Hoofdstuk II | Bepalingen inzake de vestiging en de exploitatie van ondernemingen (artikelen 21 tot en met 27) | 8 |
| Hoofdstuk III | Grensoverschrijdend dienstenverkeer tussen de Gemeenschap en Turkmenistan (artikelen 28 tot en met 31) | 10 |
| Hoofdstuk IV | Algemene bepalingen (artikelen 32 tot en met 38) | 10 |
| Hoofdstuk V | Betalings- en kapitaalverkeer (artikel 39) | 11 |
| Hoofdstuk VI | Bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom (artikel 40) | 12 |
| TITEL V | Samenwerking op het gebied van wetgeving (artikel 41) | 12 |
| TITEL VI | Economische samenwerking (artikelen 42 tot en met 66) | 12 |
| TITEL VII | Samenwerking op het gebied van democratie en de mensenrechten (artikel 67) | 15 |
| TITEL VIII | Samenwerking bij de preventie van illegale activiteiten en de preventie van en controle op illegale immigratie (artikelen 68 tot en met 71) | 15 |
| TITEL IX | Culturele samenwerking (artikel 72) | 16 |
| TITEL X | Financiële samenwerking (artikelen 73 tot en met 76) | 16 |
| TITEL XI | Institutionele, algemene en slotbepalingen (artikelen 77 tot en met 101) | 16 |
| III | Koninkrijkspositie | 16 |
Partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden, hieronder partnerschapsakkoorden genoemd, zijn verdragen met een gemengd karakter. Zij gelden voor een eerste periode van tien jaar en worden daarna telkens automatisch verlengd met een jaar. Vooruitlopend op de inwerkingtreding ervan, zijn tijdelijk communautaire voorzieningen getroffen, de zogenoemde interim-akkoorden, die de voorlopige toepassing van een deel van de verdragen, voornamelijk aangaande de handel in goederen, mogelijk maken.
De partnerschapsakkoorden zijn voor het communautaire gedeelte gebaseerd op de artikelen 54, tweede lid, 57, tweede lid, laatste volzin, 66, 73 C, tweede lid, 75, 84, tweede lid, 99, 100, 113, 235 en 228, tweede en derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag). Ingevolge laatstgenoemd artikel zal het Europees Parlement met de partnerschapsakkoorden dienen in te stemmen. De materie, die door de verdragen wordt bestreken, is evenwel breder dan de bevoegdheden van de Gemeenschap (onder meer politieke dialoog en cultuur), reden waarom ook de lidstaten partij dienen te worden en daartoe de constitutioneel vereiste procedure dienen te doorlopen.
Met de formule van de partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden worden van de Unie-zijde de volgende doelstellingen nagestreefd:
– het scheppen van een passend kader voor een politieke dialoog met het oog op de bevordering van nauwe politieke betrekkingen;
– het bevorderen van handel en investeringen en harmonische economische betrekkingen op grond van de beginselen van de economie ten einde een duurzame ontwikkeling te stimuleren;
– het leggen van de grondslag voor economische, sociale, financiële, juridische en culturele samenwerking;
– het ondersteunen van de inspanningen van het betreffende land om zijn democratie te consolideren en te versterken, zijn economie te ontwikkelen en de overgang naar een markteconomie te verwezenlijken.
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie eind 1991 zag de Gemeenschap zich geplaatst voor de opgave met de twaalf zelfstandig geworden republieken afzonderlijk een nieuwe verdragsrelatie aan te gaan, die tot dan toe was vastgelegd in de op 18 december 1989 totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap (EG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken inzake handel en commerciële en economische samenwerking (PbEG 1990, L 68). In afwachting van de totstandkoming van deze nieuwe verdragen worden de betrekkingen met de zelfstandig geworden landen voortgezet op basis van het verdrag van 1989.
Het fundamenteel gewijzigde Europa-beeld en de inmiddels in deze landen soms meer, soms minder op gang gekomen politieke en economische hervormingsprocessen hebben op vorm en inhoud van de nieuwe verdragsrelaties hun stempel gezet. Het onderhandelingsmandaat voor de partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden werd in oktober 1992 door de Raad van de Europese Unie (de Raad) te Luxemburg vastgesteld (kamerstukken II 1992/93, 21 501-02, nr. 72, punt 10). Het brede kader van dit mandaat liet een gedifferentieerde benadering toe bij de onderhandelingen over de te sluiten verdragen, zodat zoveel mogelijk rekening kon worden gehouden met de specifieke omstandigheden van de verschillende landen. Inmiddels zijn dergelijke verdragen totstandgekomen met Rusland (Trb. 1994, 242), Oekraïne (Trb. 1994, 230), Moldavië (Trb. 1995, 71), Kazachstan (Trb. 1995, 144), Kirgizstan (1995, 145), Wit-Rusland (1995, 143), Georgië (Trb. 1996, 190), Armenië (1996, 228), Azerbeidzjan (Trb. 1996, 289) en Oezbekistan (Trb. 1996, 290). Door de gedifferentieerde benadering was het mogelijk om met Rusland, Oekraine, Moldavië en Wit-Rusland verdergaande verdragen te sluiten dan met Kazachstan, Kirgizstan, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan (de drie Kaukasische republieken), Oezbekistan en thans ook met Turkmenistan. Van de zijde van de Europese Unie wordt er groot belang aan gehecht dat met Onafhankelijke Staten (staten van de voormalige Sovjet-Unie, behalve de Baltische Staten) waar aantoonbare stappen genomen zijn op weg naar verdergaande hervormingen, een nieuwe volkenrechtelijke relatie aan wordt gegaan. Een partnerschapsakkoord, waarin onder meer voorzien is in een politieke dialoog, zal -zo mag worden verwacht- de hervormingen in het partnerland positief beïnvloeden. De Europese Unie levert op deze manier een bijdrage aan het gehele transformatieproces in de partnerlanden. Het Europees Parlement heeft nog geen advies uitgebracht over het verdrag met Turkmenistan op grond van artikel 228 van het EG-verdrag. In het geval van het verdrag met Georgië kwam het advies van het Europees Parlement bijna een jaar na de totstandkoming van het verdrag.
Het onderhavige verdrag met Turkmenistan bevat geen vrijhandelsperspectief en geen politieke dialoog op staatshoofden/regeringsleiders-niveau, wel op een lager niveau. Evenmin kent het onderhavige verdrag een samenwerkingsprocedure in geval van antidumping.
Het onderhavige verdrag heeft dezelfde structuur als de partnerschapsakkoorden met Rusland, Oekraine, Kazachstan, Kirgizstan, Moldavië, Wit-Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Oezbekistan. Bij de behandeling van de goedkeuringswetten van de eerste partnerschapsakkoorden hebben beide Kamers der Staten-Generaal uitgebreid de gelegenheid gehad om deze verdragen te beoordelen, reden dat ervoor gekozen is het onderhavige verdrag, evenals de soortgelijke verdragen met Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Oezbekistan ter stilzwijgende goedkeuring in te dienen.
Omdat het verdrag gebaseerd is op het verdrag met Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Oezbekistan en hieraan grotendeels gelijk is, stemt de toelichting voor een belangrijk deel overeen met de toelichting behorende bij de partnerschapsakkoorden met Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Oezbekistan (kamerstukken I/II 1997/98, 26 068).
II Artikelsgewijze toelichting
De preambule bevat een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van het verdrag. Tevens wordt hierin verwezen naar de erkenning en ondersteuning van de status van permanente neutraliteit van Turkmenistan door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Bij het onderhavige verdrag is de overweging met betrekking tot het op 17 december 1994 te Lissabon totstandgekomen Verdrag inzake het Energiehandvest (Trb. 1995, 108) uitgebreid met een referentie aan het belang van eerlijke voorwaarden voor doorvoer voor de export van energieproducten, gezien de strategische ligging van deze landen voor de doorvoer van energieproducten. In het onderhavige verdrag wordt een accent gelegd op het versterken van democratie en mensenrechten alsmede bestrijding van internationale georganiseerde misdaad en drugshandel. In Titel VIII «Samenwerking bij de preventie van illegale activiteiten en de preventie van en controle op illegale immigratie» is een bepaling opgenomen met betrekking tot het belang van samenwerking ten behoeve van preventie en controle op illegale immigratie (artikel 68).
TITEL I Algemene beginselen (artikelen 2 en 3)
Zoals inmiddels gebruikelijk is bij de voorgaande verdragen van de Europese Unie met derde landen wordt ook in het onderhavige verdrag de eerbiediging van de mensenrechten als een essentieel onderdeel aangemerkt. In samenhang met artikel 94, tweede lid, kunnen maatregelen genomen worden bij schending van het verdrag.
TITEL II Politieke dialoog (artikelen 4 tot en met 6)
Op grond van de bepalingen in Titel II wordt voorzien in een regelmatige politieke dialoog tussen partijen. In navolging van de verdragen met Rusland, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Oezbekistan is in het onderhavige verdrag expliciet gesteld dat zal worden gestreefd naar nauwere samenwerking ter versterking van de stabiliteit en veiligheid, bij de naleving van democratische beginselen, de eerbiediging en bevordering van mensenrechten, vooral die van minderheden. Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten vloeit overigens reeds voort uit artikel 2 van het verdrag waarin de algemene beginselen worden verwoord. In het onderhavige verdrag worden deze principes in Titel VII «Samenwerking op het gebied van democratie en mensenrechten» uitgewerkt.
TITEL III Handel in goederen (artikelen 7 tot en met 17)
Deze bepalingen zijn identiek aan de desbetreffende bepalingen in de voorafgaande partnerschapsakkoorden. Partijen zullen bij de handel in goederen uitgaan van het beginsel van meestbegunstiging, zoals neergelegd in artikel I, eerste lid, van de op 30 oktober 1947 te Genève totstandgekomen Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) (Trb. 1966, 1). Dit artikel wordt niet expliciet genoemd, maar in het verdrag wordt een parafrase daarvan gegeven. Het meestbegunstigingbeginsel houdt in dat, indien aan een bepaald land een preferentie is verleend, deze preferentie niet aan een ander land onthouden mag worden. Op het beginsel kunnen de in het kader van de GATT gebruikelijke uitzonderingen worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval partijen zouden besluiten een vrijhandelszone of een douane-unie op te richten (artikel XXIV van de GATT) of als buurlanden de onderlinge grenshandel zouden willen vergemakkelijken (artikel XXIV, derde lid, onder a, van de GATT). De uitzonderingen laten ook toe, dat de EG onder het Algemeen Preferentieel Systeem (Verordening (EG) nr. 3281/94 van de Raad van 19 december 1994 betreffende een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties voor bepaalde industrieprodukten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden (1995–1998) en Verordening (EG) nr. 3282/94 van de Raad van 19 december 1994 tot verlenging in 1995 van de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 3833/90. (EEG) nr. 3835/90 en (EEG) nr. 3900/91 houdende toepassing van algemene tariefpreferenties voor bepaalde landbouwprodukten van oorsprong uit ontwikkelingslanden (beide: PbEG 1994, L 348)) tariefpreferenties verleent voor de invoer van producten van oorsprong uit Turkmenistan (en de overige Onafhankelijke Staten). Evenals Rusland en Oekraine kan Turkmenistan ook minder gebruikelijke uitzonderingen op de meestbegunstiging maken. Deze uitzonderingen zijn opgenomen in bijlage I bij het verdrag en kunnen onder meer betrekking hebben op invoer van graan, babyvoeding, door de staat gesubsidieerde goederen en voertuigen uit GOS-landen.
Bijlage 1 bij het onderhavige verdrag is indicatief van aard en geeft geen volledige opsomming van uitzonderingsmogelijkheden. De uitzonderingen kunnen worden herzien bij eventuele toetreding van Turkmenistan tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
Evenals in de voorgaande partnerschapsakkoorden wordt onder verwijzing naar artikel V van de GATT, tweede tot en met vijfde lid, de vrije doorvoer van goederen door partijen gewaarborgd.
Overeenkomstig de voorgaande partnerschapsakkoorden worden geen kwantitatieve beperkingen bij de invoer in de Gemeenschap van producten uit Turkmenistan toegepast. Gebruikelijke uitzonderingen vormen nog de handel in textielproducten (artikel 15) en producten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staat (EGKS) (artikel 16).
Het spreekt voor zich dat ook vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 12 tot kwantitatieve invoerbeperkingen kunnen leiden (of invoerbeperkende maatregelen van tarifaire aard).
Voor wat betreft de invoer in Turkmenistan van producten uit de Gemeenschap zijn bovengenoemde uitzonderingen in het verdrag enkel in de vrijwaringsmogelijkheid van artikel 12 opgenomen.
Evenals de voorgaande partnerschapsakkoorden, met uitzondering van het partnerschapsakkoord met Rusland, bevat het onderhavige verdrag een clausule die inhoudt, dat goederen tegen marktprijzen zullen worden verhandeld. Een dergelijke prijzenclausule is in het partnerschapsakkoord met Rusland, dat op het pad van de economische hervormingen verder gevorderd was en als «overgangseconomie» werd gedefinieerd, achterwege gebleven.
Het verdrag bevat de GATT-conforme vrijwaringsclausule: namelijk dat passende maatregelen genomen kunnen worden wanneer een product op het grondgebied van een van de partijen wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden of onder dusdanige voorwaarden dat dit schade toebrengt of dreigt toe te brengen aan de binnenlandse producenten van soortgelijke of concurrerende producten. Dit artikel bevat eveneens de gebruikelijke bepaling die partijen in staat stelt anti-dumpingmaatregelen te nemen of compenserende maatregelen in het geval ongeoorloofde subsidies worden gegeven. De verwijzing naar de desbetreffende GATT-regelingen is aangepast aan de veranderingen naar aanleiding van de uitkomsten van de Uruguay-ronde. Inhoudelijk komt de verwijzing echter overeen met de dienovereenkomstige bepaling in de voorgaande partnerschapsakkoorden.
Artikel 13 schept de mogelijkheid uitbreiding van het verdrag voor wat betreft Titel III in overweging te nemen, naar aanleiding van mogelijke toetreding van Turkmenistan tot de WTO.
Het verdrag vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op in-, uit- of doorvoer van goederen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van onder meer de openbare zedelijkheid, openbare orde en veiligheid.
Sedert 1 januari 1996 is tussen de EG en Turkmenistan een textielakkoord in werking getreden (PbEG 1994, L123) In beginsel is het voorheen voor de Sovjet-Unie geldende regime van kwantitatieve beperkingen voor textiel- en kledingproducten verdeeld over de twaalf afzonderlijke republieken van de Onafhankelijke Staten. Binnen deze groep zijn Rusland, Oekraine en Wit-Rusland de belangrijkste exporteurs, die nog geconfronteerd worden met kwantitatieve beperkingen. Voor de overige negen landen, waaronder Turkmenistan, zijn praktisch geen kwantitatieve beperkingen meer van kracht. Deze kunnen wel worden ingesteld voor afzonderlijke categorieën van deze producten, wanneer de import uit deze landen een bepaald percentage van de totale invoer in de Gemeenschap overschrijdt.
Zoals bij de toelichting op artikel 10 al is opgemerkt, vormen EGKS-producten een uitzondering op de regel inzake de afschaffing van kwantitatieve invoerbeperkingen. Invoer van deze producten in de Gemeenschap uit bepaalde derde landen is onderworpen aan voorafgaand communautair toezicht ingevolge Verordening (EG) nr. 2914/95 van de Commissie van 18 december 1995 tot instelling van voorafgaand communautair toezicht op de invoer van bepaalde onder het EGKS-Verdrag en het EG-Verdrag vallende ijzeren staalprodukten van oorsprong uit bepaalde derde landen (PbEG 1995, L 305). Deze verordening betreft instelling van voorafgaand communautair toezicht op de invoer van bepaalde onder het EGKS-Verdrag en het EG-Verdrag vallende ijzer- en staalproducten van oorsprong uit bepaalde derde landen.
In het verdrag is overeengekomen dat op de handel in kernmaterialen het Euratom-verdrag, dat specifieke bepalingen kent ten aanzien van de handel in kernmaterialen, van toepassing is. Zo nodig kunnen over deze materie nog bijzondere verdragen worden gesloten. Thans zijn er nog geen verdragen op dit gebied gesloten met Turkmenistan. De Commissie van de Europese Gemeenschappen (de Commissie), op verzoek van de lidstaten, wacht hiermee totdat er een mandaat is afgesloten voor een nucleair handelsverdrag met de Russische Federatie.
TITEL IV Bepalingen inzake handelsverkeer en investeringen (artikelen 18 tot en met 40)
Hoofdstuk I Arbeidsvoorwaarden (artikelen 18 tot en met 20)
In de soortgelijke verdragen met Kazachstan, Kirgizstan, Wit-Rusland en Moldavië stond onder deze titel opgenomen dat de Samenwerkingsraad na zal gaan welke gemeenschappelijke actie kan worden ondernomen om toezicht te houden op illegale immigratie, met inachtneming van het beginsel en de praktijk van wedertoelating. Dit artikel is, net zoals in de verdragen met de drie Kaukasische republieken en Oezbekistan, opgenomen in Titel VIII met betrekking tot samenwerking bij de preventie van illegale activiteiten en de preventie van en de controle op illegale immigratie. In het onderhavige verdrag is geen bepaling opgenomen met betrekking tot coördinatie van de sociale zekerheid, zoals dat wel het geval is in de partnerschapsakkoorden met Rusland en Oekraine.
Wel is in dit hoofdstuk de gebruikelijke anti-discriminatiebepaling opgenomen (artikel 18).
Hoofdstuk II Bepalingen inzake de vestiging en de exploitatie van ondernemingen (artikelen 21 tot en met 27)
Bij vestiging in de Gemeenschap van ondernemingen uit Turkmenistan kennen de Gemeenschap en haar lidstaten een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de behandeling van ondernemingen uit enig derde land. Dit geldt ook voor de exploitatie van filialen. Na vestiging wordt bij de exploitatie van deze ondernemingen nationale behandeling toegekend. Op de nationale behandeling bestaan enkele beperkingen die voor de Gemeenschap zijn vastgelegd in bijlage II en betrekking hebben op bijvoorbeeld mijnbouw, visserij en aankoop van onroerend goed. In beginsel wijken deze regelingen niet af van de met Rusland, Oekraine, Kazachstan, Moldavië, Wit-Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Oezbekistan overeengekomen regelingen.
Voor de vestiging van ondernemingen en exploitatie van dochterondernemingen en filialen uit de Gemeenschap in Turkmenistan kent dit land de meest voordelige behandeling toe die ze aan eigen vennootschappen of filialen of aan vennootschappen of filialen uit enig derde land toekent. De wens buitenlandse investeringen te bevorderen ligt hieraan ten grondslag. Op het beginsel van nationale behandeling zijn door Turkmenistan (bijlage II) beperkingen aangebracht.
In bijlage III staan enkele voorbehouden genoemd die van toepassing zijn op buitenlandse personen en vennootschappen die bepaalde economische activiteit in Turkmenistan willen ontplooien.
Zoals gebruikelijk zijn de in het voorgaande artikel neergelegde beginselen inzake vestiging niet van toepassing op het vervoer door de lucht, over binnenwateren en over zee. Deze uitzondering geldt echter niet voor scheepvaartondernemingen die activiteiten verrichten op het gebied van het internationale vervoer over zee. Aan deze ondernemingen wordt, naar gelang wat beter is, nationale behandeling toegekend of een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling toegekend aan derde landen. Ook buiten het grondgebied van de partijen gevestigde onderdanen en scheepvaartondernemingen krijgen deze behandeling, mits partijen een meerderheidsbelang in die ondernemingen hebben en de vaartuigen van die ondernemingen geregistreerd zijn volgens de voorschriften van partijen.
Evenals in de voorgaande partnerschapsakkoorden, is voor de toepassing van het onderhavige verdrag een aantal begrippen gedefinieerd, zoals een «vennootschap uit de Gemeenschap» en «economische activiteiten», waaronder ook activiteiten zijn begrepen van personen die een vrij beroep uitoefenen. Het onderhavige verdrag voorziet overigens niet in de vestiging van onderdanen, zoals de Europa-akkoorden waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en, respectievelijk, de Republiek Polen (Brussel, 16 december 1991; Trb.1992, 184), de Republiek Hongarije (Brussel, 16 december 1991; Trb. 1992, 185), Roemenië (Brussel, 1 februari 1993; Trb.1994, 16), de Republiek Bulgarije (Brussel, 8 maart 1993; Trb. 1994, 17), de Republiek Tsjechië (Luxemburg, 4 oktober 1993; Trb.1994, 73), de Republiek Slowakije (Luxemburg, 4 oktober 1993; Trb. 1994, 72), de Republiek Estland (Luxemburg, 12 juni 1995; Trb. 1996, 8), de Republiek Letland (Luxemburg, 12 juni 1995; Trb. 1996, 300), de Republiek Litouwen (Luxemburg, 12 juni 1995; Trb. 1996, 303) en Slovenië (Luxemburg, 10 juni 1996; Trb. 1996, 333).
Zoals gebruikelijk kunnen partijen in het kader van de financiële dienstverlening maatregelen nemen met het oog op het gewenste vertrouwen in de financiële stelsels van de partijen. In het onderhavige verdrag is voor de duidelijkheid een verwijzing opgenomen naar bijlage IV waar het begrip «financiële diensten» nader gedefinieerd wordt.
Evenals in de voorgaande partnerschapsakkoorden wordt in dit artikel bepaald, dat de bepalingen inzake vestiging door ondernemingen uit derde landen niet zullen worden misbruikt om toegang te krijgen tot de markt van partijen. Partijen kunnen in een dergelijk geval maatregelen nemen.
Artikel 26 bevat bepalingen inzake het recht om personeel van het moederbedrijf in dienst te stellen van de dochteronderneming die gevestigd is op het grondgebied van een van de partijen. Dit recht is beperkt tot werknemers in zogenoemde sleutelposities, zoals gedefinieerd in het tweede lid. Deze beperking wordt in artikel 38 nogmaals in algemene zin herhaald door de bepaling dat aan de hoofdstukken II (vestiging), III (diensten), IV (algemene bepalingen) van Titel IV geen recht kan worden ontleend op het verblijf van onder meer werknemers anders dan in een sleutelpositie.
Zoals gebruikelijk in partnerschapsakkoorden houdt de zogenoemde standstillbepaling slechts een streven in van partijen om de voorwaarden van vestiging en exploitatie van ondernemingen niet restrictiever te maken dan op de dag, voorafgaande aan de datum van ondertekening van het verdrag. Een uitzondering op deze «standstill» ontstaat, wanneer een van de partijen toetreedt tot de WTO en de daaronder vallende op 15 april 1994 te Genève totstandgekomen Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (Trb. 1994, 235; GATS) en blijkt, dat het onderhavige verdrag gunstiger voorwaarden biedt dan door die partij verleend aan GATS-leden. Deze betere behandeling zou strijdig zijn met het beginsel van meestbegunstiging onder de GATS. In dat geval moeten de voorwaarden worden aangepast aan het (dan restrictievere) GATS-niveau (zie voor deze aanpassing de toelichting op artikel 35).
Turkmenistan zal de Gemeenschap informeren wanneer restrictievere maatregelen worden voorgenomen. De Gemeenschap kan over deze voorgenomen maatregelen overleg vragen. Een dergelijk overleg dient vooral te worden gezien in de context van artikel 41, waarin Turkmenistan toezegt het nodige te doen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met die van de Gemeenschap en de Gemeenschap technische assistentie toezegt bij deze geleidelijke aanpassing van wetgeving. Tevens zegt Turkmenistan hierin toe de Gemeenschap in kennis te stellen van voorgenomen wijzigingen van relevante regelgeving. Indien restrictievere wetgeving wordt ingevoerd, zal deze voor een periode van drie jaar niet van toepassing zijn op reeds gevestigde dochterondernemingen en filialen van ondernemingen uit de Gemeenschap.
Hoofdstuk III Grensoverschrijdend dienstenverkeer tussen de Gemeenschap en Turkmenistan (artikelen 28 tot en met 31)
Partijen verbinden zich ertoe de nodige stappen te nemen om het grensoverschrijdend dienstenverkeer geleidelijk mogelijk te maken. De Gemeenschap en Turkmenistan zullen samenwerken met het oog op de ontwikkeling van een marktgerichte dienstensector. Voor bepalingen inzake vervoer zie artikelen 30 en 31.
Evenals in de voorgaande partnerschapsakkoorden is de verkregen liberalisering voor transport uiterst gering. Alleen voor het zeevervoer zijn de beginselen van een vrij vervoer neergelegd. Partijen verplichten zich tot de toepassing van het principe van onbeperkte toegang tot de markt en het vervoer op commerciële basis . De rechten en verplichtingen, die in het kader van het op 6 april 1974 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences (Trb. 1980, 165) zijn aangegaan, worden niet aangetast.
Over de wederzijdse toegang tot de markten en het verlenen van diensten met betrekking tot het vervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren, en eventueel het luchtvervoer, kunnen afzonderlijke verdragen worden gesloten.
Hoofdstuk IV Algemene bepalingen (artikelen 32 tot en met 38)
Beperkingen op de bepalingen van Titel IV (arbeidsvoorwaarden, vestiging, grensoverschrijdend dienstenverkeer) zijn mogelijk uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Evenmin zijn de bepalingen van Titel IV van toepassing op werkzaamheden verband houdend met de uitoefening van het openbaar gezag. Een soortgelijke uitzondering is neergelegd in artikel 14 met betrekking tot de in-, uit- en doorvoer van goederen.
Met betrekking tot toelating en verblijf, het verrichten van werk, arbeidsvoorwaarden, de vestiging van natuurlijke personen (geen nationale behandeling: zie de toelichting op artikel 23) en het verrichten van diensten blijft de nationale wetgeving van toepassing.
De bepalingen van Titel IV, uitgezonderd hoofdstuk I, zijn eveneens van toepassing op joint ventures. Hoofdstuk I heeft betrekking op arbeidsvoorwaarden en handelt niet over bedrijven of joint ventures. Voor werknemers geldt uiteraard een ander regime dan voor de vestiging van bedrijven, namelijk die van nationale (arbeidsrechtelijke) behandeling.
Na de inwerkingtreding van de WTO op 1 januari 1995, kan de Gemeenschap aan derde landen (in casu Turkmenistan) geen gunstiger behandeling geven dan onder de GATS verleend. Dit zou strijdig zijn met artikel II van de GATS inzake meestbegunstiging. Om die reden voorziet artikel 35 in de tijdige aanpassing van het onderhavige verdrag in die zin, dat na inwerkingtreding daarvan in geen geval een gunstiger behandeling wordt verleend dan in het kader van de GATS toegekend. Daar de Gemeenschap en de lidstaten reeds partij zijn bij de WTO, zal een dergelijke aanpassing vóór de inwerkingtreding van het onderhavige verdrag moeten plaatsvinden.
Het verdrag verhindert niet dat een der partijen gunstiger of verdergaande liberalisatie-afspraken maakt op het punt van het grensoverschrijdend dienstenverkeer met andere landen in het kader van verdragen inzake «economische integratie» in de zin van artikel V van de GATS. In dat geval kunnen zij afwijken van het beginsel van meestbegunstiging.
Overeenkomstig de voorgaande partnerschapsakkoorden geldt het meestbegunstigingsprincipe niet voor de belastingvoordelen die de partijen elkaar nu toekennen of in de toekomst zullen toekennen op grond van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting of andere belastingregelingen. Partijen worden door het verdrag niet belet om, hetzij in hun belastingverdragen hetzij in hun nationale belastingwetgeving, maatregelen te nemen gericht op het voorkomen van het ontgaan en het ontwijken van belastingheffing. Evenmin worden zij belet om bij de toepassing van hun fiscale wetgeving onderscheid te maken tussen belastingplichtigen, die niet in gelijke omstandigheden verkeren, met name wat betreft hun woonplaats.
Evenmin als de voorgaande partnerschapsakkoorden, verschaft het onderhavige verdrag aan personen het recht van toegang tot en verblijf op het grondgebied van de andere partij of aan dochterondernemingen, filialen en ondernemingen het recht tot het in dienst hebben van personen uit de andere partij dan wel met hen een tijdelijke arbeidsovereenkomst aan te gaan.
Hoofdstuk V Betalings- en kapitaalverkeer (artikel 39)
De bepalingen in het onderhavige verdrag met betrekking tot het kapitaalverkeer zijn gelijkluidend aan die in de voorgaande partnerschapsakkoorden, met uitzondering van het partnerschapsakkoord met Oekraine. Deze bepaling voorziet in een zekere liberalisering ten aanzien van de lopende rekening van de betalingsbalans. Bepaald wordt dat de partijen zich verplichten om betalingen te liberaliseren voorzover deze betrekking hebben op het verkeer van goederen, diensten of personen in overeenstemming met de bepalingen van het verdrag. Verder wordt voorzien in enige liberalisering ten aanzien van de kapitaalrekening van de betalingsbalans. Vrij kapitaalverkeer wordt mogelijk gemaakt met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen opgericht volgens het recht van het land van vestiging en investeringen die in overeenstemming zijn met het verdrag. Tevens wordt het kapitaalverkeer vrijgemaakt dat samenhangt met het te gelde maken van gedane investeringen en het repatriëren van winsten. Vanaf de inwerkingtreding van het verdrag zullen geen nieuwe beperkingen op het betalings- en kapitaalverkeer worden ingevoerd en zullen bestaande beperkingen niet restrictiever worden gemaakt.
Het verdrag voorziet in overleg tussen partijen over het bevorderen van kapitaalverkeer niet verbonden met directe investeringen. Totdat sprake is van volledig convertibele valuta overeenkomstig artikel VIII van de op 27 december 1945 te Washington tot stand gekomen Artikelen der Overeenkomst van het Internationale Monetaire Fonds (Trb. 1977, 40), kunnen onder uitzonderlijke omstandigheden deviezenbeperkingen worden toegepast ten aanzien van het verlenen of opnemen van financieel krediet op korte of middellange termijn. Wanneer onder uitzonderlijke omstandigheden ernstige moeilijkheden dreigen voor de toepassing van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid, kan elk van de partijen vrijwaringsmaatregelen nemen met betrekking tot het betalings- en kapitaalverkeer voor een periode van niet meer dan zes maanden.
Hoofdstuk VI Bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom (artikel 40)
Zoals gebruikelijk, is met Turkmenistan overeengekomen dat binnen een overgangsperiode van vijf jaar na inwerkingtreding van het verdrag partijen elkaar een gelijkwaardig niveau van bescherming bieden van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten. In een gemeenschappelijke verklaring bij het betreffende artikel is (niet limitatief) omschreven wat onder deze rechten wordt verstaan. Een gelijkwaardig niveau van bescherming kan worden bereikt door onder meer de toetreding door partijen tot een aantal multilaterale verdragen inzake intellectuele eigendomsrechten. Deze verdragen zijn opgenomen in bijlage V bij artikel 40. Partijen kunnen elkaar ook andere multilaterale verdragen aanbevelen. Uit de bijlage blijkt tevens, dat partijen elkaar meestbegunstiging verlenen bij de erkenning en de bescherming van intellectuele eigendom. Uitzonderingen hierop zijn eventuele voordelen op grond van regelingen tussen Turkmenistan en andere Onafhankelijke Staten dan wel voordelen die zijn gebaseerd op effectieve reciprociteit.
TITEL V Samenwerking op het gebied van wetgeving (artikel 41)
Turkmenistan zal het nodige doen om ervoor te zorgen dat zijn wetgeving geleidelijk in overeenstemming wordt gebracht met die van de Gemeenschap. Het betreffen hier onder meer de volgende terreinen: douanewetgeving, vennootschapsrecht, bankrecht, financiële diensten, mededingingsregels en overheidsopdrachten. De Gemeenschap verleent daarbij technische assistentie. Deze geleidelijke aanpassing zal vooral afhankelijk zijn van de voortgang in de hervormingsprocessen. Ook onder de titel «Economische samenwerking» wordt in een aantal sectoren de harmonisatie van wetgeving speciaal vermeld: onder andere overheidsopdrachten, certificering en milieu. Tevens zal Turkmenistan de Gemeenschap in kennis stellen van voorgenomen wijzigingen van relevante regelgeving (zie art. 27). Ook zoeken de partijen naar methoden om de toepassing van hun respectieve concurrentievoorschriften, voor zover de onderlinge handel erdoor wordt beïnvloed, te coördineren.
TITEL VI Economische samenwerking (artikelen 42 tot en met 66)
De samenwerking is gericht op de bevordering van het hervormingsproces,op een duurzame ontwikkeling en op de versterking van de economische banden met de Gemeenschap. Technische assistentie speelt in het kader van deze samenwerking een belangrijke rol. Het belangrijkste instrument dat de Gemeenschap bij het verlenen van technische assistentie ter beschikking staat is het Tacis-programma (Verordening (Euratom,EG) nr. 1279/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie (PbEG 1996, L 165). In het kader van het Tacis-programma is voor Turkmenistan voor de periode 1996–1999 een zogenoemd indicatief programma opgesteld, waarin voor een beperkt aantal sectoren de hoofdrichtingen van de technische assistentie zijn vastgelegd. Om een zo optimaal mogelijk effect te bereiken, wordt slechts een beperkt aantal doelstellingen nagestreefd, waarbinnen de middelen worden geconcentreerd. Verder zijn de activiteiten in het Tacis-kader ingepast in het macro-economisch en sectoraal beleid van het betreffende land, dat zelf de prioriteiten bepaalt.
In Turkmenistan gaat de aandacht voornamelijk uit naar structurele en institutionele hervorming. Andere aandachtsgebieden zijn de ontwikkeling van de landbouw en agro-industrie en ontwikkeling van de infrastructuur, waarbij de nadruk wordt gelegd op de energiesector.
De opsomming van de terreinen van samenwerking onder Titel VI is niet limitatief.
In dit artikel wordt vermeld dat de partijen onder economische samenwerking ook samenwerking op het gebied van civiele nucleaire veiligheid verstaan. Dit laatste samenwerkingsgebied wordt niet genoemd in het soortgelijke verdrag met Georgië.
Deze bepaling is gericht op het scheppen van een gunstig investeringsklimaat. Voor zover dit de bescherming van de investeringen betreft, een nationale bevoegdheid, zullen de lidstaten invulling dienen te geven aan deze doelstelling. Thans heeft het Koninkrijk der Nederlanden nog geen verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen met Turkmenistan gesloten.
Bijzonder belang wordt gehecht aan het opstellen en uitwerken van een energiebeleid; dit strekt zich onder meer over de volgende terreinen uit: verbetering van de energievoorziening, de modernisering van de energie-infrastructuur en de bevordering van energiebesparing.
Met inachtneming van het in de preambule genoemde Energiehandvest en de verklaring van de Conferentie van Luzern inzake milieu-aangelegenheden van 30 april 1993 (door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer per brief van 10 december 1993 (kenmerk DGM/IMZ/07D 93 001) aan de voorzitter van de vaste commissie voor het Milieubeheer van de Tweede Kamer der Staten-Generaal toegezonden) wordt voorzien in uitbreiding van de samenwerking op milieugebied. De samenwerking richt zich zowel op preventie als op herstel. Het aspect milieubeheer is ook geïntegreerd in de artikelen met betrekking tot industriële samenwerking (artikel 44), mijnbouw en grondstoffen (artikel 48), landbouw (artikel 51) en energie (artikel 52). Daarnaast wordt uitbreiding van de samenwerking op het gebied van volksgezondheid voorzien.
Bijzondere aandacht wordt besteed in dit artikel aan het belang van herstructurering en privatisering van ondernemingen in Turkmenistan. De partijen erkennen het belang van privatisering voor een duurzaam economisch herstel. De Gemeenschap verstrekt daartoe technische bijstand die onder andere gericht is op de institutionele basis binnen de regering van Turkmenistan, hervormingen van het landgebruik en -bezit, de ontwikkeling van investeringsfondsen en op het midden- en kleinbedrijf.
De samenwerking op sociaal gebied valt uiteen in drie delen, namelijk de gezondheid en veiligheid met het oog op verbetering van het beschermings- en veiligheidsniveau van werknemers, de werkgelegenheid en de sociale bescherming in het algemeen.
Dit artikel voorziet in samenwerking die betrekking heeft op technische bijstand ten behoeve van de ontwikkeling van een wettelijk kader voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de ontwikkeling van een passende infrastructuur ter ondersteuning van het MKB onder andere door middel van opleidingen in vaardigheden voor het aantrekken van financiering.
Met betrekking tot douane bevat het onderhavige verdrag soortgelijke bepalingen als de voorgaande partnerschapsakkoorden. Deze bepaling over douanesamenwerking betreft de doelstelling van de samenwerking, de terreinen van douanesamenwerking en een verwijzing naar het bij het onderhavige verdrag totstandgekomen Protocol betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten in douanezaken (douaneprotocol). In het artikel inzake douanesamenwerking wordt in het laatste lid tevens verwezen naar titel VIII, waar bepalingen zijn opgenomen over het voorkomen van illegale activiteiten, het witwassen van geld, verdovende middelen (mede in verband met precursoren) en illegale immigratie. Op deze terreinen kan de douane tevens een taak vervullen. Tevens is de bescherming van persoonsgegevens bij uitwisseling van gegevens in het douaneprotocol aangescherpt, in overeenstemming met de EU-regelgeving terzake.
Het douaneprotocol met Turkmenistan vertoont grote overeenkomsten met de protocollen bij de eerder afgesloten partnerschapsverdragen. Het douaneprotocol zoals gehecht aan het onderhavige verdrag, geeft een hogere bescherming in vergelijking met bijvoorbeeld het partnerschapsverdrag met Rusland ten aanzien van de uitwisseling van persoonsgegevens. In artikel 1, onder d, is een definitie van persoonsgegevens opgenomen. Voorts zijn in de bepaling over «Uitwisselen van gegevens en geheimhouding» elementen samengebracht die eerder in twee aparte bepalingen over «Geheimhoudingsplicht» en «Gebruik van gegevens» stonden vermeld. Belangrijk is dat wordt bepaald dat voorwaarde voor de uitwisseling van gegevens is dat het niveau van bescherming van de ontvangende partij minimaal gelijkwaardig moet zijn aan dat van de verstrekkende partij (artikel 10, tweede lid). Onveranderd blijft dat verkregen informatie uitsluitend mag worden gebruikt voor de in het onderhavige protocol omschreven doeleinden (artikel 10, derde lid). De laatste bepaling van het protocol over de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van de lidstaten is op enkele punten gewijzigd. De nieuwe titel van de bepaling luidt «Andere overeenkomsten» (in plaats van «Complementariteit»). In het protocol staat nu met een nieuwe formulering dat de bepalingen geen afbreuk doen aan verplichtingen krachtens andere verdragen, zoals verdragen inzake wederzijdse bijstand in douanezaken tussen lidstaten en de partnerstaat. Toegevoegd is dat deze bepalingen prevaleren boven dergelijke bilaterale douaneverdragen in geval van onverenigbaarheid. Over kwesties betreffende de toepasselijkheid van het protocol beslist het Samenwerkingscomité. Deze wijzigingen zijn ontleend aan het Standaardprotocol betreffende wederzijdse bijstand in douanezaken tussen de administratieve autoriteiten, dat in 1997 door de EU is opgesteld.
De samenwerking op het gebied van statistiek beoogt de ontwikkeling van een efficiënt statistisch systeem dat de betrouwbare statistieken kan leveren die nodig zijn om het proces van economische hervorming te ondersteunen en te controleren en dat een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van het particulier ondernemerschap in Turkmenistan.
De partijen spreken de intentie uit informatie uit te wisselen over macro-economische resultaten en vooruitzichten. Het verstrekken van deskundigen en technische adviezen en de samenwerking terzake zal aangemoedigd worden ten einde de overdracht van know-how voor het uitstippelen van economisch beleid te bespoedigen. Verder zal de Gemeenschap technische bijstand verlenen bij onder andere de verbetering van de Turkmeense capaciteit om economische modellen op te stellen.
TITEL VII Samenwerking op het gebied van democratie en de mensenrechten (artikel 67)
Deze titel voorziet in samenwerking op het gebied van democratie en mensenrechten. De samenwerking krijgt voornamelijk gestalte in programma's voor technische bijstand en sluit aan op de artikelen 2 en 4 van het verdrag.
TITEL VIII Samenwerking bij de preventie van illegale activiteiten en de preventie van en controle op illegale immigratie (artikelen 68 tot en met 71)
Deze artikelen hebben respectievelijk betrekking op het voorkomen van illegale activiteiten (artikel 68), in het bijzonder het witwassen van geld (artikel 69) en verdovende middelen (artikel 70), en op illegale immigratie (artikel 71). In het artikel met betrekking tot illegale immigratie en het principe van wedertoelating zijn verschillende elementen nader uitgewerkt en gedefinieerd.
Onder illegale transacties wordt mede de illegale wapenhandel begrepen. In het artikel met betrekking tot verdovende middelen wordt verwezen naar de door de Gemeenschap en de desbetreffende internationale autoriteiten erkende normen, zoals die van de Chemical Action Task Force (CATF), wat betreft de controle op precursoren en andere essentiële stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
TITEL IX Culturele samenwerking (artikel 72)
Evenals in voorgaande partnerschapsakkoorden wordt in het onderhavige verdrag voorzien in samenwerking op het gebied van cultuur. Deze samenwerking kan tevens worden geplaatst in het kader van bestaande culturele samenwerkingsprogramma's van de Gemeenschap en de lidstaten.
TITEL X Financiële samenwerking (artikelen 73 tot en met 76)
Overeenkomstig de bestaande praktijk met betrekking tot het verlenen van technische assistentie aan republieken van de voormalige Sovjet-Unie, wordt in deze titel bevestigd dat Turkmenistan hiervoor in aanmerking komt. Deze assistentie zal, net als nu het geval is, worden verstrekt in de vorm van giften onder het Tacis-programma. Deze technische bijstand is bedoeld ter ondersteuning van de politieke, economische en sociale hervormingen. De vaststelling van het programma, met de daarin opgenomen prioriteitsstelling, vindt plaats in nauwe samenwerking tussen de Gemeenschap en het ontvangende land. Naar analogie van de voorgaande partnerschapsakkoorden wordt ten slotte gesteld dat het verstrekken van de bijstand door de Gemeenschap nauw gecoördineerd zal worden met andere donoren teneinde de effectiviteit van de hulp te optimaliseren.
TITEL XI Institutionele, algemene en slotbepalingen (artikelen 77 tot en met 101)
De bepalingen in titel XI zijn identiek aan de bepalingen van deze titel in de voorgaande partnerschapsakkoorden. Zo wordt ook in het onderhavige verdrag een Samenwerkingsraad, een Samenwerkingscomité en een Parlementair Samenwerkingscomité ingesteld. Andere belangrijke bepalingen betreffen de geschillenbeslechtingsprocedure, de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen, een territoriale clausule, alsmede een non-discriminatieclausule.
De bijlagen bij het verdrag vormen een integrerend bestanddeel daarvan. Deze bijlagen zijn van technische of uitvoerende aard, aangezien zij procedurele, beschrijvende of technische regels bevatten, die een nadere uitwerking vormen van de verdragsartikelen waarop zij betrekking hebben. Voor zover de bijlagen (mede) tot de bevoegdheden der lidstaten behoren, zullen eventuele wijzigingen ervan op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen hier te lande geen parlementaire goedkeuring behoeven, tenzij de Staten-Generaal thans terzake een voorbehoud maken.
Evenals de voorafgaande partnerschapsakkoorden zal het onderhavige verdrag, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
D. A. Benschop
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26593-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.