26 588
Analyse en aanbevelingen voor verantwoording over beleidsprestaties

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 oktober 1999

De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd over het rapport Analyse en aanbevelingen voor verantwoording over beleidsprestaties. De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 september 1999.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van commissie,

Van Walsem

De griffier van dit verslag,

Atkins

PVDA-FRACTIE

1

Is het mogelijk aan de hand van de criteria voor de vraagstelling onder de aanbeveling te komen tot een voor alle beleidsprioriteiten geldende standaard formulering en checklist met betrekking tot de vereisten voor een goede evaluatie, bijvoorbeeld aan de hand van bijlage 1?

De checklist die de Rekenkamer heeft opgesteld voorziet in een aantal normen en criteria waaraan prestatiegegevens minimaal moeten voldoen om op termijn het gewenste inzicht te kunnen geven in de realisatie van de beleidsprestaties als zodanig en de relatie ervan met de doelen en middelen. Deze normen en criteria gelden voor alle beleidsprioriteiten. Standaardisering van de criteria voor de evaluatie van de beleidsprioriteiten is daardoor in principe mogelijk. Dit laat echter onverlet dat de prioriteiten zo van elkaar kunnen verschillen, dat steeds afgewogen moet worden welke gegevens voor een specifieke beleidsprioriteit relevant zijn. Het kan daardoor noodzakelijk zijn voor de verschillende beleidsprioriteiten verschillende combinaties van normen en criteria voor evaluatie te formuleren.

2

Zal bij de verslaglegging worden aangesloten bij de systematiek van de nieuwe begrotingsopstelling en jaarverslagen?

Ja, daar zal bij aangesloten worden.

3/4

Zal jaarlijks voor ieder departement een doelstelling inzake de vermindering van de administratieve lastendruk geformuleerd worden? Zal hierover in de jaarverslagen worden gerapporteerd?

Om daadwerkelijk zicht te krijgen op hetgeen departementen presteren, zal dit naar de mening van de Rekenkamer wel nodig zijn.

VVD-FRACTIE

1

Wat is de regering van plan te doen met niet- of moeilijk kwantificeerbare doelstellingen van beleid, zoals bij het ministerie van Justitie of het ministerie van Buitenlandse Zaken?

Vrijwel in alle gevallen is het mogelijk om tenminste deels beleid ook uit te drukken in meetbare (tussen)doelen. Verder wijst de Rekenkamer er op dat prestaties ook kwalitatief kunnen worden weergegeven. Overigens kan de regering deze vraag beter beantwoorden.

2/3

Wat vindt de AR ervan dat de controle van de prestatiegegevens door de departementale accountantsdiensten wordt verricht? Zijn de departementale accountantsdiensten hier voldoende voor toegerust?

De Algemene Rekenkamer vindt het een goede zaak dat de controle van de prestatiegegevens wordt verricht door de departementale accountantsdiensten; dat past in de controlesystematiek binnen de rijksoverheid. Afhankelijk van de definiëring van het begrip «prestatiegegevens» en van de mate van betrouwbaarheid van de gegevens, is het gewenst dat de accountantsdiensten hun controles verbreden en eventueel aanvullende deskundigheid verwerven.

4/5

Welke aanbevelingen acht de Algemene Rekenkamer op korte termijn realiseerbaar? Welke effecten verwacht de AR hiervan?

Naar de mening van de Rekenkamer is het van belang dat de Tweede Kamer met de Regering op korte termijn afspraken maakt over welke aanbevelingen wanneer gerealiseerd moeten zijn. Met name de verdere operationalisering, zoals het duidelijk krijgen van doelen en de door de Regering aan de Staten-Generaal aan te leveren prestatiegegevens, betreft een activiteit die noodzakelijk is om op termijn het gewenste inzicht in de realisatie van de beleidsprestaties te verkrijgen.

CDA-FRACTIE

1/2

Zijn er beperkingen verbonden aan het analyseren van de doelmatigheid van het beleid met behulp van prestatiegegevens? Komen alle terreinen in aanmerking voor analyse met behulp van prestatiegegevens? (zo nee, welke gevolgen heeft dit dan voor de financiële verslaglegging nieuwe stijl?)

De analyse van de doelmatigheid van beleid via prestatiegegevens is moeilijker wanneer de doelen van het beleid weinig toetsbaar zijn geformuleerd. Gekwantificeerde doelen zijn in het algemeen wel toetsbaar. Kwalitatieve doelen zullen waar mogelijk toetsbaar moeten worden geformuleerd. In principe kunnen in deze gevallen prestatiegegevens voldoende inzicht opleveren, mits ervoor wordt zorg gedragen dat de te kiezen gegevens (indicatoren) aansluiten op de doelen. Indien de Tweede Kamer onder prestatiegegevens tevens maatschappelijke effecten verstaat, is er in het algemeen diepgravend evaluatie onderzoek nodig om na te gaan in hoeverre beoogde effecten optreden. Vervolgens dient de causaliteitsvraag nog beantwoord te worden of de geconstateerde effecten op het conto van het gevoerde beleid zijn te schrijven. In de financiële verslaglegging nieuwe stijl is in principe voorzien in de opname van de uitkomsten van deze evaluaties.

3/4

Welke gevaren ziet de AR in de constatering dat beleidsprioriteiten soms niet kunnen worden verbonden met één begrotingsartikel maar met meerdere begrotingsartikelen die soms betrekking hebben op meerdere departementen? Zijn deze gevaren verbonden aan het niet aansluiten van de beleidsprioriteiten met de tot nu toe geldende departementale indeling, zodat niet duidelijk wordt welk departement verantwoordelijk is voor de genoemde beleidsprioriteiten?

Als gevaren ziet de AR onder andere dat – in de geschetste situatie – de relatie met uitgaven moeilijk kan worden gelegd. Bij beleidsprioriteiten die relaties hebben met begrotingsartikelen die betrekking hebben op verschillende departementen speelt ook het probleem van budgetrecht en ministeriële verantwoordelijkheid. In de regeringsvoorstellen wordt het probleem ook voorzien en daarvoor oplossingen aangedragen, zoals het opnemen van overzichtsconstructies. Zo is het bijvoorbeeld van belang dat coördinatie en afstemming (bijvoorbeeld van definities) tussen ministeries plaatsvindt.

5

Is de AR voornemens onderzoek te verrichten naar de betrouwbaarheid van de prestatiegegevens waarover in het rapport twijfels geuit worden? Zijn hier maatstaven voor aan te leggen?

Ja, de Rekenkamer is voornemens onderzoek te verrichten naar de betrouwbaarheid van de prestatiegegevens. De normen hiervoor dienen nog ontwikkeld te worden.

Zie eveneens het antwoord op vraag 2 van de D66-fractie.

D66-FRACTIE

1

De leden van de D66-fractie constateren dat de AR veel beter is uitgerust de uitwerking van beleidsprioriteiten te voorzien van kanttekeningen dan de Kamer. Deze leden vinden het wenselijk als de AR bereid zou zijn de Kamer te helpen bij het selecteren van onderwerpen waarbij de regering prestatiegegevens meer expliciet moet verstrekken.

De Rekenkamer neemt kennis van het standpunt van D66. Het sluit aan op het rapport «Ambitieus maar haalbaar». Over de invulling van de bijdrage van de Rekenkamer is nader overleg, in eerste instantie met de Commissie voor de Rijksuitgaven van de Tweede Kamer, noodzakelijk.

2

Kan de AR toelichten welke normen zij hanteert om de betrouwbaarheid van de prestatiegegevens te controleren?

Naast relevantie is betrouwbaarheid een cruciaal kwaliteitsaspect van de te verstrekken (verantwoordings)informatie. Een complicerende factor is dat in de financiële verantwoordingen/departementale jaarverslagen verschillende soorten informatie worden opgenomen met verschillende gradaties in betrouwbaarheid.

Op dit moment zijn normen voor niet-financiële informatie nog niet uitgewerkt. De ontwikkeling van deze normen heeft de aandacht van de Rekenkamer.

3

Ziet de AR ook resultaten van de nieuwe opzet op korte termijn?

De eerste resultaten inzake de beleidsprioriteiten zullen volgend jaar in de verantwoording over 1999 door de ministeries zichtbaar moeten worden gemaakt. Dat zal een eerste stap zijn. De nieuwe opzet van de begroting en de verantwoording, waarin de beleidsprioriteiten een prominente rol gaan spelen, zal namelijk eerst over 2002 volledig in nieuwe stijl worden uitgebracht. Op korte termijn zal vooral de vorm veranderen, op lange termijn ook de inhoud.

GROENLINKS

1

Welke risico»s voorziet de AR bij het omgaan met de clustering van begrotingsartikelen naar beleidsprioriteiten?

Het groeperen van begrotingsartikelen die op een zelfde beleidsprioriteit betrekking hebben bevat als zodanig geen risico. Dat kan zich wel voordoen als elk jaar weer nieuwe beleidsprioriteiten worden gedefinieerd. Dit zou kunnen betekenen dat ook steeds weer een nieuwe groepering van artikelen noodzakelijk wordt. Het continu herindelen van begrotingsartikelen bemoeilijkt het volgen van uitgaven en prestaties in de tijd. Dit houdt een risico in voor budgetrecht en transparantie van ministeriële verantwoordelijkheid.

2/3

Zal de AR de betrouwbaarheid van de gegevens, die onderdeel zullen uitmaken van de verantwoording van de ministeries, zelf vaststellen? Heeft de AR normen, criteria of andere maatstaven waarmee de betrouwbaarheid kan worden vastgesteld?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 2 van de D66-fractie.

4/5/6

Ziet de AR een rol voor haarzelf weggelegd bij de concretisering van nieuwe beleidprioriteiten? Zo, ja hoe ziet zij die rol? Zou het hierbij kunnen gaan om voorafgaande advisering, dat wil zeggen voordat de Kamer de door haar gekozen onderwerpen aan de regering voorlegt?

De rol die de Rekenkamer wel zou kunnen vervullen, zou een soortgelijke kunnen zijn zoals vervuld bij haar analyse van de huidige beleidsprioriteiten, neergelegd in het rapport «Ambitieus maar haalbaar».

Als de Tweede Kamer van de expertise van de Rekenkamer gebruik wil maken bij de uitvoering van dergelijke operaties, is de Rekenkamer bereid naar de aard van haar taak en voor zo ver haar bevoegdheden strekken zowel gevraagd als ongevraagd aan dit proces een bijdrage te leveren.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), ondervoorzitter, Van Heemst (PvdA), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Walsem (D66), voorzitter, Th. A. M. Meijer (CDA), De Haan (CDA), Wagenaar (PvdA), Van den Akker (CDA), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Vendrik (GL), Remak (VVD), Weekers (VVD), Kuijper (PvdA), Udo (VVD), Blok (VVD).

Plv. leden: Harrewijn (GL), Van Zuijlen (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Koenders (PvdA), Bos (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Lambrechts (D66), Kant (SP), Feenstra (PvdA), Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Schimmel (D66), Stroeken (CDA), Wijn (CDA), Vacature (PvdA), Rietkerk (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Reitsma (CDA), Rabbae (GL), Van Blerck-Woerdman (VVD), Geluk (VVD), Smits (PvdA), De Vries (VVD), Balemans (VVD).

Naar boven