26 586
Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot de strafmaat voor verboden wapenbezit en verboden wapenhandel

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 1 oktober 1999

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet tot wijziging, brengt als volgt verslag van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit voorstel van wet voldoende voorbereid.

INHOUD

I Algemeen 2

II Memorie van toelichting 3

Bezit 3

Handel 4

III Artikelsgewijs 5

I Algemeen

De leden van de PVDA-fractie stemmen in met de gedachte de strafmaat voor het bezit van verschillende soorten vuurwapens gelijk te schakelen. Dit past in de gedachte strakker te reageren op incidenten waarbij vuurwapens zijn gehanteerd.

De leden van de VVD-fractie heben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel «Wijziging van de Wet wapens en munitie (WWM) met betrekking tot de strafmaat voor verboden wapenbezit en verboden wapenhandel».

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van wet. In een samenleving waarin het bezit, de handel, maar helaas ook het gebruik van (vuur-)wapens toeneemt is het een verstandige aanpak de strafmaat voor verboden wapenbezit en verboden wapenhandel aan te passen c.q. te verhogen.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot de strafmaat voor verboden wapenbezit en verboden wapenhandel.

Genoemde leden zijn van mening dat één van de kernpunten van deze regering de veiligheid op straat betreft. In het recente verleden hebben zich schietincidenten voorgedaan, te denken valt aan onder andere Gorinchem en Arnhem, waardoor de samenleving ernstig is geschokt. Naar aanleiding van deze ernstige incidenten en andere heeft de minister van Justitie gezegd dat er harde maatregelen moeten komen om het vuurwapenbezit terug te dringen. Onderhavig wetsvoorstel is één van deze maatregelen.

In het algemeen zijn de leden van de fractie van D66 van mening dat er voor gewaakt dient te worden dat er onder invloed van de emotie van recente gebeurtenissen geen symboolwetgeving wordt gemaakt. Deze leden zijn echter van mening dat het onderhavige wetsvoorstel ( i.c. de verhoging van de strafmaat op illegaal wapenbezit en illegale wapenhandel) niet tot deze categorie behoort, maar daadwerkelijk kan leiden tot het terugdringen van vuurwapens in de samenleving, wat ten goede kan komen aan de veiligheid op straat. De leden van de fractie van D66 koesteren echter niet de illusie dat door de strafmaten in Nederland te verhogen, het probleem als zodanig wordt opgelost. In dit verband zijn genoemde leden dan ook benieuwd naar enkele andere initiatieven. Zo liet de regering enkele maanden geleden weten dat zij overwoog een generaal pardon in te stellen voor messen en andere verboden wapens. Gedurende een beperkte periode zouden deze wapens straffeloos bij de politie kunnen worden ingeleverd. De leden van de D66-fractie vragen welke wapens de regering precies heeft bedoeld en wat de stand van zaken is met betrekking tot dit initiatief? In het kader van het terugdringen van het illegale wapenbezit is tegenwoordig de roep in risicogebieden preventief fouilleren toe te staan te horen. Hoe staat de regering tegenover deze mogelijkheid? Dienen de bevoegdheden van politieambtenaren te worden verruimd? Zo ja, wat houdt een dergelijke voor te stellen verruiming in, zo vragen genoemde leden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De beweegredenen van de regering om tot wetswijziging over te gaan worden in de memorie van toelichting onvoldoende duidelijk gemaakt.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling en met instemming van het wetsvoorstel kennis genomen.

II MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre illegaal vuurwapenbezit met een dergelijke wetswijziging gekeerd kan worden zolang de repressie in nabuurlanden zoveel verschilt met die in Nederland. Kan de regering een overzicht geven van de strafrechtelijke situatie met betrekking tot vuurwapenbezit in de verschillende lidstaten van de Europese Unie? Wat doet de regering om scherpe verschillen op dit gebied tegen te gaan? In hoeverre is sprake van overleg op dit gebied in EU-verband?

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de aanpassing van de Wet wapens en munitie past in het totaalbeeld van reductie van het (illegaal) wapenbezit. Deze leden zien gaarne de relatie uiteengezet tussen dit voorstel van wet, het algemeen preventie- en voorlichtingsbeleid, de discussie over het zogenaamde «uitgaansgeweld», het thema geweld op straat en de notitie inzake aanpak illegaal wapenbezit en geweld van 22 april 1999. In hoeverre heeft internationaal afstemming plaatsgevonden aangaande dit voorstel van wet en de strafmaat in de onze omringende landen, zo vragen genoemde leden. Kan de regering een overzicht geven van de strafmaat ter zake in de onze omringende landen (België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk).

De eerste twee alinea's van de memorie van toelichting die zouden moeten aangeven waarom het wetsvoorstel volgens de regering dringend gewenst is roepen bij de leden van de fractie van GroenLinks meer vragen op dan zij beantwoorden. Zo is hen niet duidelijk wat wordt bedoeld met de stelling dat de dreiging die uitgaat van illegale vuurwapens is toegenomen. Uit het CRI-analyserapport «De aard en omvang van vuurwapencriminaliteit in Nederland, periode 1996–1997» blijkt immers dat het aantal inbeslaggenomen vuurwapens tussen 1988 en 1997 fors is afgenomen (van 2032 in 1988 naar 1718 in 1997). De leden van de fractie van GroenLinks vragen een toelichting op dit punt. Dat geldt ook voor de stelling dat de meeste onze omringende landen een aanzienlijk minder restrictief beleid ten aanzien van vuurwapens voeren, hetgeen de omstandigheid dat de controle aan de binnengrenzen van het Schengengebied is weggevallen voor de Nederlandse rechtsorde tot een extra punt van aandacht zou maken. Uit de CRI-analyserapporten begrijpen deze leden nu juist dat onder druk van «Schengen» de regelgeving in deze landen zodanig stringenter is geworden, dat deze voor Nederland minder problematisch is. Ten slotte wijst de regering erop dat de toegenomen internationalisering vrijwel wereldwijd zorgen baart over de internationale ontwikkelingen op het gebied van illegale wapenhandel. Het is de leden van de GroenLinks-fractie echter niet zonder meer duidelijk, welke van die ontwikkelingen nu worden tegengegaan door de voorgestelde strafmaatverhogingen. Worden er internationale initiatieven genomen om de zorgwekkende ontwikkelingen tegen te gaan, zo vragen deze leden.

Bezit

De leden van de PvdA-fractie vragen of de verhoging van de strafmaat als zodanig ook voorziet in een geconstateerde behoefte. Kan de regering een overzicht geven van de op dit gebied in de laatste jaren geëiste en opgelegde straffen? Zou de hier beoogde wetswijziging tot aanpassing van bestaande richtlijnen moeten leiden, en zo ja in welke zin?

Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie beargumenteert de regering overtuigend waarom een straf van maximaal 4 jaar passend is voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. Inderdaad gaat er een zodanige grote dreiging uit van het voorhanden hebben van een categorie III-vuurwapen dat een grote mate van ernst aan het begaan van dit feit moet worden gehecht.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Memorie van Toelichting intern tegenstrijdig is als enerzijds wordt gesteld dat «bijna alle ongelukken en criminele incidenten voortkomen uit illegaal wapenbezit» en anderzijds wordt gesteld dat «de bedreiging van vuurwapens uit categorie III (wapens die de burger met een vergunning in principe mag bezitten) voor de samenleving als geheel per saldo zelfs veel groter is».

De leden van de fractie van D66 constateren dat de koper van een illegaal vuurwapen op grond van de Nederlandse vuurwapenwetgeving strafbaar is op het moment dat hij de gekochte wapens, zonder daartoe bevoegd te zijn, Nederland binnenbrengt en aldaar voorhanden heeft. Naar huidig recht geldt voor de categorie III-vuurwapens een straf van maximaal 9 maanden. Dit betreft de categorie van sport- en jachtwapens, die een burger met een vergunning in principe mag bezitten. Op het illegaal bezit van categorie II-vuurwapens, wapens waarvoor een burger geen vergunning kan krijgen, staat een maximum straf van 4 jaar. De leden van de fractie van D66 achen het met de regering wenselijk de strafmaat voor de verschillende wapencategorieën te laten vervallen en op illegaal bezit van een vuurwapen altijd een maximumstraf van 4 jaar te stellen. Dit mede gelet op het feit dat uit onderzoek blijkt dat juist de wapens uit categorie III de grootste bedreiging voor de samenleving vormen. De ratio achter de strafmaatverhoging is dat bij een straf van 4 jaar personen in voorlopige hechtenis kunnen worden genomen. De verhoging van de strafmaat heeft dus een duidelijke functie.

Door de toenemende internationalisering en de daarmee gepaard gaande omstandigheid van het wegvallen van de binnengrenzen van het Schengengebied is de overheid genoodzaakt passende maatregelen te nemen met betrekking tot het verboden wapenbezit en de verboden wapenhandel. Heeft de regering enig zicht op uit welke landen op dit moment de meeste illegale wapens komen? Zijn de berichten waar dat het bijvoorbeeld in België relatief eenvoudig is om een vuurwapen te kopen zonder dat de Belgische wapenverkoper, deugdelijk controleert en registreert wie de koper is en of de koper het wapen naar Nederland uitvoert? Wat zijn de ervaringen van de politie op dit punt, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat bekend is dat zwaardere straffen niet tot een afname van criminaliteit leiden. Deze leden vragen welke effecten de regering beoogt te bereiken met de verhoging van enkele strafmaxima. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat gelet op de aantallen inbeslaggenomen en geschatte aantallen in omloop zijnde illegale vuurwapens, uitgesplitst over de categorieën II en III, de bedreiging van vuurwapens uit categorie III voor de samenleving als geheel per saldo zelfs veel groter is. De leden van de GroenLinks-fractie zouden deze stelling graag met cijfers onderbouwd zien, aangezien de reeds aangehaalde CRI-analyserapporten bedoelde uitsplitsing niet concreet aangeven.

De leden van de SGP-fractie stellen de vraag hoe het voornemen tot verhoging van de strafmaat op illegaal bezit en illegale handel van/in wapens zich verhoudt tot de regeringsnotitie inzake strafmaxima.

Handel

De leden van de PvdA-fractie vragen of het OM en de politie voldoende geëquipeerd zijn om de voorgenomen wetswijzigingen in de praktijk te handhaven? In hoeverre leidt de wetswijziging tot een groter beslag op vervolgings- en opsporingscapaciteit? Wat zal het effect zijn op de capaciteit van het gevangeniswezen, zo vragen genoemde leden.

De VVD-fractie stemt in met de beargumentering van de regering van het voorstel tot verzwaring van de strafbaarstelling van de beroeps- of bedrijfsmatige handel in illegale wapens. Materieel gezien heeft dit voorstel tot gevolg dat de strafbedreiging voor gewoontematige overtreding van de artikelen 13, eerste lid, 14, eerste lid, en 31, eerste lid, WWM van 4 jaar naar 8 jaar wordt verhoogd.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het onderhavige voorstel van wet ertoe leidt met onder andere de introductie van het begrip «handel» tegelijkertijd tot nadere initiatieven te komen tot een meer internationaal gerichte handhaving en samenwerking op het terrein van de illegale wapenhandel.

De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel een wijziging bevat met betrekking tot de handel in illegale vuurwapens. De regering stelt voor de strafmaat te verhogen van vier naar acht jaar.

De leden van de fractie van D66 achten een maximumstraf van acht jaar gerechtvaardigd, gelet op de gevolgen die illegale wapenhandel met zich mee kan brengen. Deze leden vinden het een bijkomend voordeel dat door de strafmaatverhoging de poging en voorbereiding van illegale wapenhandel nu ook stafbaar kunnen zijn.

Welke prioriteit wordt aan de opsporing van illegale wapenhandel gegeven bij de 25 verschillende regiokorpsen? Hoeveel korpsen hebben inmiddels een eigen vuurwapenteam? De leden van de fractie van D66 vragen de regering wat de resultaten van reeds bestaande vuurwapenteams zijn en of de deskundigheid ook heeft geleid tot meer aandacht voor vuurwapenzaken?

Volgens de politie is de legale wapenhandel in Nederland sterk verweven met de illegale handel. De leden van de fractie van D66 willen in dit verband wijzen op de hoge vlucht die de legale vuurwapenhandel de laatste jaren neemt. Via een betrekkelijk eenvoudige opleiding en met een verklaring van goed gedrag en zonder stafblad kan een ieder wapenhandelaar worden. Acht de regering dit een gewenste ontwikkeling? Dienen op dit punt grenzen te worden gesteld? Hoe wordt door diverse overheden samengewerkt in de strijd tegen illegale wapenhandel, zo vragen deze leden. Wordt bijvoorbeeld een café, waarin de politie illegale vuurwapens aantreft op last van de burgemeester gesloten, zoals dat gebeurt bij het aantreffen van harddrugs? Als voorbeeld kan de sluiting van de Amsterdamse discotheek It dienen. Zo nee, waarom gebeurt dat niet?

De leden van de SGP-fractie willen graag geïnformeerd worden over de (toereikendheid van) bestaande bevoegdheden van opsporingsinstanties inzake controle op illegale wapens. Is de regering niet van oordeel dat er behoefte aan uitbreiding van deze bevoegdheden bestaat? Leven bij de regering gedachten omtrent intensivering van de controle? Ook leggen deze leden de regering de informatieve vraag voor wat het betekent dat bij verhoging van de maximumstrafmaat tot 8 jaar, «het CID-instrumentarium van de politie automatisch kan worden gebruikt».

III Artikelsgewijs

De leden van de PvdA-fractie vragen of het ter wille van de duidelijkheid geen aanbeveling zou verdienen art. 55 van de WWM te voorzien van een duidelijker kwalificatie dan thans in de wet is voorzien, bijvoorbeeld door toevoeging van de woorden: «als schuldig aan verboden wapenbezit» en/of «als schuldig aan verboden handel in wapens».

De leden van de PvdA-fractie gaan ervan uit dat met de term «overtredingen» feitelijk bedoeld wordt «misdrijven» aangezien op deze wetschending gevangenisstraf is gesteld. Is de regering het daarmee eens?

De leden van de VVD-fractie vragen of zij het wetsvoorstel goed lezen indien zij concluderen dat de strafbaarstelling voor overtreding van de artikelen 9, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, en 31, eerste lid, WWM geregeld blijft middels artikel 55, tweede lid, en de strafbedreiging dus niet wordt verhoogd voor zover het gaat om een overtreding begaan met een pistool of revolver, dan wel een schietwapen van categorie I, onder sub 4 of sub 5. Zo ja, waarom wordt, nu de regering zo overtuigend beargumenteert dat illegaal vervreemden de wortel van het probleem vormt en dat de rechtsorde hierdoor wordt bedreigd, niet ervoor gekozen dergelijke misdrijven te bedreigen met een straf van maximaal 4 jaar? Geldt voor dergelijke misdrijven niet ook dat de bedreiging van vuurwapens uit categorie III voor de samenleving als geheel, per saldo groter is dan waneer het gaat om wapens uit categorie II? Vormt de incidentele vervreemding van illegale vuurwapens niet een substantieel deel van het probleem en wordt de rechtsorde hierdoor ook niet zodanig bedreigd dat een dergelijke strafbaarstelling op zijn plaats is? Of moeten deze leden het wetsvoorstel zo lezen dat, nu in artikel 55, derde lid, de woorden «met betrekking tot meer dan één» worden vervangen door «een», de strafbaarstelling van dergelijke delicten wordt geregeld door het nieuwe artikel 55, derde lid , en dat dus de strafbedreiging voor dergelijke delicten wordt verhoogd naar maximaal 4 jaar? Zo ja, op welk categorie van delicten ziet dan het nieuwe artikel 55, tweede lid? Wordt in dit geval een zelfde soort gedraging in twee artikelleden met een verschillende strafmaat bedreigd?

De voorzitter van de commissie,

Van Heemst

De griffier voor dit verslag,

Atkins


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GL), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GL), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Brood (VVD).

Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Karimi (GL), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Passtoors (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GL), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA), Kamp (VVD).

Naar boven