26 573
Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording

nr. 56
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 december 2000

§ 1 Inleiding

In het Algemeen Overleg (AO) van 14 september jl. (26 573, nr. 40) heb ik met de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna te noemen: de commissie) van gedachten gewisseld over de voorbeeldbegroting van Algemene Zaken (AZ). De commissieleden gaven daarbij aan dat zij nog mogelijkheden tot verbetering zagen, met name waar het gaat om doelstellingen, prestatiegegevens en de inhoud van de beleidsagenda. Tevens is door de commissie de suggestie gedaan om het onderdeel «Coördinatie» los te zien van het onderdeel «Voorlichting» en om een vergelijking te maken met de coördinerende taken van andere departementen.

Tijdens het AO is door mij aangegeven, dat de laatste maanden van het jaar 2000 benut zouden worden om een aantal aspecten nader uit te werken en de Tweede Kamer hiervan nog voor het einde van het jaar op de hoogte te stellen.

In het navolgende geef ik een toelichting bij de opzet van de VBTB-begroting van AZ, zoals ik die thans voor ogen heb.

§ 2 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Het kader voor het optreden van de Minister-President – en daarmee het werkterrein van AZ – wordt bepaald door diverse wet- en regelgeving. Zo bepaalt artikel 45 (lid 3) van de Grondwet, dat de Ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid van dat beleid bevordert. Hetzelfde artikel (lid 2) draagt het voorzitterschap van de Ministerraad op aan de Minister-President. De taken van het ministerie van AZ zijn vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 3 oktober 1947. Daarnaast bestaan er enkele specifieke regelingen op het werkterrein van AZ, zoals het Reglement van Orde van de Ministerraad, het Koninklijk Besluit van 13 december 1965 inzake de berichtgeving over het Koninklijk Huis en de instellingswet van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).

Het voorgaande laat zich samenvatten onder de algemene noemer «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». In het AO van 14 september jl. heb ik aangegeven, dat deze beleidsdoelstelling zich moeilijk kwantitatief laat meten. Dit zo zijnde, is het streven er wat mij betreft wel op gericht om in lijn met de doelstelling van VBTB een transparante indeling van de begroting van AZ te presenteren, waarbij ook zo veel mogelijk kengetallen en/of prestatiegegevens zijn opgenomen bij die onderdelen die zich daarvoor lenen. De indeling die mij daarbij voor ogen staat, is de volgende.

De algemene beleidsdoelstelling «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» kan worden onderscheiden in 4 operationele doelen. Deze zijn:

• «coördinatie van het algemeen regeringsbeleid». Deze activiteit heeft een inhoudelijk aspect en een woordvoeringsaspect. Het inhoudelijk aspect wordt voornamelijk uitgevoerd door het Kabinet van de Minister-President, terwijl de woordvoering (van de Minister-President, de Ministerraad en overigens ook van het Koninklijk Huis) wordt verzorgd door de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD);

• «coördinatie van het algemeen communicatiebeleid», uitgevoerd door de RVD;

• «het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid». Deze activiteit is opgedragen aan de WRR;

• «algemeen», waarin opgenomen de activiteiten van de centrale stafdiensten van AZ.

Alle bovengenoemde operationele doelen dragen bij aan de algemene doelstelling van het ministerie, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving. Daarom past het geheel het beste binnen één begrotingsartikel «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Deze lijn is conform het VBTB-uitgangspunt, dat uitgaat van artikelformulering op het niveau van beleidsdoelstellingen.

Zoals VBTB voorschrijft, zullen in de opeenvolgende begrotingen van AZ de programma-uitgaven en -ontvangsten los van de apparaatuitgaven en -ontvangsten worden gepresenteerd.

De operationele doelen «de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid» en «het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid» worden in de paragrafen 3 en 4 nader uitgewerkt.

In het AO van 14 september jl. is door de commissie gesuggereerd een parallel te trekken tussen de coördinerende taak van AZ en die van andere ministeries. In vergelijking met andere ministers met een coördinerende taak, zoals bijvoorbeeld die van Financiën en Grotesteden- en Integratiebeleid, heeft de verantwoordelijkheid van de Minister-President een ander karakter. «Eenheid» en «algemeen regeringsbeleid» zijn hier staatsrechtelijke begrippen. Er is geen sprake van een beleidsveld waarover specifiek verantwoording wordt afgelegd.

§ 3 De coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

Nader onderzoek geeft aan, dat er mogelijkheden zijn om facetten van het artikelonderdeel «coördinatie van het algemeen communicatiebeleid» nader uit te werken.

De activiteiten die binnen AZ worden verricht ter bevordering van de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid zijn onder te verdelen in drie taken, namelijk het ontwikkelen, het coördineren en het uitvoeren van het algemeen communicatiebeleid van de Rijksoverheid.

Voor wat betreft de ontwikkeling van het algemeen communicatiebeleid mag als voorbeeld dienen de ontwikkeling van het gemeenschappelijk webbeleid, dat op termijn zal leiden tot eenheid in de vorm en inrichting van de ministeriële internetsites. Dit om te komen tot een optimale (interactieve) communicatie via webtoepassingen tussen de rijksoverheid en de samenleving.

De coördinatie van het algemeen communicatiebeleid is ondergebracht bij de RVD. Deze taak wordt in nauwe samenwerking met de Voorlichtingsraad, waarin de directeuren Voorlichting van de ministeries vertegenwoordigd zijn, uitgevoerd. Op instigatie van de Voorlichtingsraad worden op het terrein van de overheidsvoorlichting en -communicatie initiatieven terzake genomen en wordt het kabinet geadviseerd.

Ampel beraad brengt mij overigens ook tot de conclusie, dat mijn coördinerende taak op het gebied van de overheidscommunicatie niet tot in VBTB-termen meetbare doelen leidt.

Op uitvoerend niveau ondersteunt en adviseert de RVD de ministeries op communicatiegebied en verzorgt onder andere de rijksbrede media-inkoop, waardoor optimalisatie van de media-inzet en budgettair voordeel wordt behaald. Op het terrein van communicatie-onderzoek evalueert de RVD voorts aspecten van de massamediale campagnes die onder het Postbus 51 beeldmerk worden gevoerd (via het zogenoemde trackingonderzoek). Via de Postbus 51 Informatiedienst wordt gestalte gegeven aan de één-loket gedachte, waardoor de informatiezoekende burger goed en eenduidig wordt bediend.

Om een nadere onderbouwing te geven aan de concrete activiteiten en om de verantwoording daarover te verbeteren conform de VBTB-beleidsfilosofie zullen kengetallen en prestatiegegevens worden opgesteld voor de massamediale campagnes en de media-inkoop.

§ 4 Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

Op grond van de Instellingswet van de WRR adviseert de Raad het kabinet over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Over de door de WRR uitgebrachte adviezen wordt een kabinetsstandpunt uitgebracht, wat in voorkomende gevallen kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving. De WRR wordt bij zijn activiteiten ondersteund door een bureau. Ik zie mogelijkheden om voor de WRR kengetallen te presenteren, met name op het gebied van output. Te denken valt bijvoorbeeld aan het aantal rapporten aan de regering, dat de WRR uitbrengt, alsmede aan de aantallen voorbereidende en begeleidende publicaties. Ook kan de mate waarin de WRR wordt geciteerd in wetenschappelijke literatuur als kengetal worden overwogen, ter toetsing van de wetenschappelijke kwaliteit van het raadswerk. Overigens is het een politieke beoordeling of, en zo ja in hoeverre adviezen van de WRR doorwerken in beleid en regelgeving.

§ 5 Wereldtentoonstelling

Op de huidige begroting van AZ is een artikel «Wereldtentoonstelling» opgenomen. In verband met de afhandeling van de Expo 2000 ben ik voornemens dit artikel te handhaven. Zoals reeds bij de behandeling vande begroting van AZ voor het jaar 2000 is medegedeeld, zal een zorgvuldige evaluatie van (de effecten van) Expo 2000 moeten worden uitgevoerd, alvorens besloten kan worden aan de komende Expo in Japan deel te nemen.

§ 6 Tenslotte

Samenvattend zie ik voor de begroting van AZ als meest realistisch een indeling met twee artikelen: «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» (met vier operationele doelen) en een verplicht voorgeschreven, niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» waarop de loon- en prijsbijstelling worden verantwoord. Omwille van de afhandeling van de Expo 2000 wordt vooralsnog het artikel «Wereldtentoonstelling» gehandhaafd.

In de begroting 2002 zullen duidelijk de beleidsprioriteiten worden aangegeven, evenals een samenvattend overzicht van de voorgenomen in- en extensiveringen en de budgettaire consequenties. Kern van de zaak is transparantie in het begrotingsproces en de verantwoording daarover richting de Tweede Kamer. Ik ben van mening, dat de AZ-begroting met de thans beoogde opzet daarin goed zal voorzien.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

Naar boven