26 569
Wijzigingen van technische aard van enige belastingwetten c.a.

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Dit wetsvoorstel bevat een aantal wijzigingen in belastingwetten en daarmee samenhangende wetten die niet beleidsmatig van aard zijn. Het gaat daarbij om technische aanpassingen die mede voortvloeien uit de herziening van het fiscale procesrecht. Er is geen rode draad die de voorstellen verbindt; de voorstellen zijn vanuit praktisch oogpunt in een wetsvoorstel samengebracht. Het betreft aanpassingen die vrijwel steeds te beperkt van aard zijn om in een afzonderlijk wetsvoorstel te worden opgenomen.

Het wetsvoorstel heeft geen personele, budgettaire en Europeesrechtelijke effecten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen I, III en IV

Bij de artikelen I, onderdeel A, III en IV worden enige verwijzingen naar leden van artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 afgestemd op het feit dat dat artikel inmiddels met een lid (het huidige zesde lid) is uitgebreid. Ingevolge artikel I, onderdeel B, wordt de verwijzing in artikel 66e van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 naar artikel 66d, tweede lid, van die wet afgestemd op het feit dat in genoemd artikel 66d, tweede lid, sinds 1 januari 1997 een volzin is vervallen.

Artikel II

Bij artikel II wordt de met ingang van 1 januari 1999 in artikel 6, derde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen ten onrechte aangebrachte vervanging van het woord «vermindering» door afdrachtvermindering hersteld.

Artikel V

Bij de Wet van 29 oktober 1998, houdende aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (Stb. 621) wordt de bepaling over teruggaaf van ingehouden belasting, opgenomen in het huidige artikel 30 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) – geldend voor bezwaar, voor beroep bij het gerechtshof en voor beroep in cassatie bij de Hoge Raad – telkens afzonderlijk opgenomen voor bezwaar (artikel 25a van de AWR), voor beroep bij het gerechtshof (artikel 27f van de AWR) en voor beroep in cassatie bij de Hoge Raad (artikel 29i van de AWR). Daarbij is nog geen rekening gehouden met de wijziging van artikel 30 van de AWR bij de Wet van 20 december 1996 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enkele andere wetten in verband met de openstelling van bezwaar en beroep tegen een aantal fiscale beschikkingen (Stb. 659). Bij laatstgenoemde wet is de mogelijkheid geopend voor de inhoudingsplichtige bezwaar te maken tegen de afdracht van belasting op aangifte. Artikel 30 van de AWR is daarbij gewijzigd in die zin dat, indien een uitspraak of arrest strekt tot een teruggaaf, deze teruggaaf wordt verleend aan degene die bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld. Bovendien is in artikel 30, derde lid, van de AWR een regeling opgenomen die bepaalt dat, indien zowel de inhoudingsplichtige als degene van wie is ingehouden ter zake van dezelfde feiten in bezwaar en beroep zijn gekomen en uit een uitspraak of arrest terzake een teruggaaf voortvloeit, die teruggaaf uitsluitend wordt verleend aan degene van wie is ingehouden. Voorgesteld wordt deze wijzigingen over te nemen in de artikelen 25a, 27f en 29i van de AWR (artikel V, onderdelen A, B en D).

Daarnaast wordt voorgesteld artikel 29 van de AWR te wijzigen. Dat artikel verklaart een aantal artikelen en een titel van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie. Daaraan wordt toegevoegd – zoals in artikel 27, eerste lid, van de AWR voor de behandeling van het beroep bij het gerechtshof – dat die overeenkomstige toepassing geldt voorzover niet anders is bepaald in de afdeling waarin artikel 29 van de AWR is opgenomen (artikel V, onderdeel C).

Artikel VI

Bij de Wet van 29 oktober 1998, houdende aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (Stb. 621) wordt artikel 13aa, derde lid, van de Meststoffenwet gewijzigd. Bij Beschikking van de Minister van Justitie van 19 februari 1998, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Meststoffenwet, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 1998 (Stb 100), is artikel 13aa echter vernummerd tot artikel 41. Artikel VI laat nu de wijziging van artikel 13aa van de Meststoffenwet in voornoemde wet van 29 oktober 1998 vervallen en wijzigt artikel 41, derde lid, van de Meststoffenwet.

Artikel VII

Bij de Wet van 29 oktober 1998, houdende aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht) (Stb. 621) is niet voorzien in overgangsrecht met betrekking tot leden en plaatsvervangende leden van de Tariefcommissie die zijn benoemd krachtens artikel 3, tweede lid, van de Tariefcommissiewet zoals die wet luidt tot de inwerkingtreding van voornoemde wet van 29 oktober 1998. De voorgestelde overgangsregeling bewerkstelligt dat de opleidingseisen die gelden voor benoeming tot raadsheer respectievelijk raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof niet gelden voor deze leden en plaatsvervangende leden.

Artikel VIII

Artikel 32, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is ingevolge de Wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten) (Stb. 370) met ingang van 26 juni 1998 vervallen. Deze wijziging is echter eveneens opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale behandeling van pensioenen (kamerstukken II 1997/98, 26 020), waardoor het met ingang van 26 juni 1998 tot derde lid vernummerde vierde lid (het vereiste dat de deelname aan spaarloonregelingen of winstdelingsregelingen voor ten minste driekwart van de werknemers open moet staan) ten onrechte zou komen te vervallen. Artikel VIII voorkomt dat.

Artikel IX

Artikel IX bewerkstelligt dat in artikel 81 van de Zeevaartbemanningswet – indien dat artikel in werking is getreden of in werking treedt – van artikel 1 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen niet onderdeel f wordt vervangen maar onderdeel g.

Artikel X

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Ingevolge artikel X, tweede lid, wordt aan de artikelen I, onderdeel A, en IV terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 1998, aan artikel I, onderdeel B, tot en met 1 januari 1997 en aan artikel II tot en met 1 januari 1999. Voor de wijzigingen van de artikelen V tot en met IX is daarnaast voorzien in terugwerkende kracht – in die artikelen zelf – voor het geval het onderhavige wetsvoorstel later in werking treedt dan de wet, het wetsvoorstel of het artikel waarvan de inwerkingtreding voorwaarde is voor de respectievelijk voorgestelde wijzigingen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven