26 568 (R 1638)
Wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2004

In antwoord op uw brief van 24 februari 2004 (zie bijlage), waarin u mij vraagt inzicht te geven in de actuele situatie met betrekking tot bovengenoemde richtlijn, bericht ik u het volgende.

Voor een inzicht in de actuele situatie met betrekking tot de onderhavige richtlijn verwijs ik u kortheidshalve naar de uitgebreide memorie van antwoord (Kamerstukken I 2003/04, 26 568 (R 1638), B, blz. 20 en 33 – 39) die ik, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op 23 februari jl. aan de Eerste Kamer heb gezonden naar aanleiding van vragen gesteld in het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2003/04, 26 568 (R 1638), A) over de implementatie van de richtlijn in andere lidstaten van de EU en oorzaken van trage implementatie in sommige ervan.

Ter actualisering van dat overzicht kan ik u nog het volgende mededelen.

Blijkens informatie van de griffie van de Eerste Kamer zal de vaste commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer op 23 maart a.s. vergaderen in verband met de inbreng voor een nader voorlopig verslag.

Ten slotte is nog vermeldenswaard dat het Hof van Justitie van de EG de termijn voor de memorie van dupliek desgevraagd heeft verlengd tot en met 19 april a.s. in verband met de door de Europese Commissie aangespannen infractieprocedure tegen Nederland en de overige landen die sinds 30 juli 2000 in gebreke zijn met implementatie van de richtlijn.

Het Kabinet streeft naar snelle afronding van de behandeling van het wetsvoorstel mede in verband met het aankomende Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie en de toenemende dreiging van een veroordeling wegens niet nakoming van de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien, welke uiteindelijk kan leiden tot veroordeling tot betaling van een hoge boete of dwangsom die tot miljoenen euro's zal kunnen oplopen.

Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 24  februari 2004

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben in de onlangs gehouden procedurevergadering gesproken over Uw brief d.d. 9 februari jl. inzake de implementatie van richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (26 568 (R 1638), nr. 45).

Zij verzoeken U vóór 7 maart a.s. inzicht te geven in de actuele situatie, dit mede in het licht van de herniewde discussie in de EC.

De Griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels

Naar boven