26 568 (R 1638)
Wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

nr. 27
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 23 augustus 2000

Op 14 juni 2000 heeft u bij motie (Kamerstukken II 1999/2000, 26 568, (R 1638) nr. 24) verzocht aan de President van het Europese Hof van Justitie onverwijld te verzoeken Richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen te schorsen tot het moment dat het Hof heeft beslist over het verzoek tot nietigverklaring van de richtlijn.

Op 6 juli 2000 is het betrokken verzoekschrift ingediend bij de President van het Europese Hof van Justitie.

Op 18 juli 2000 heeft een hoorzitting daarover plaats gevonden.

Op 25 juli 2000 heeft de President het verzoek afgewezen.

Kortheidshalve verwijs ik u naar het schorsingsverzoek en de beschikking van de President die als bijlagen bij deze brief zijn gevoegd1.

De President was van oordeel dat:

– onvoldoende is bewezen dat sprake zou zijn van ernstige onherstelbare schade;

– fundamentele ethische bezwaren die Nederland tegen (onderdelen van) deze richtlijn heeft niet als ernstige en onherstelbare schade kunnen worden aangemerkt;

– niet bewezen is dat in Nederland daadwerkelijk octrooien voor uitvindingen betreffende planten en dieren zouden worden verleend alvorens in de hoofdzaak uitspraak zou worden gedaan;

– de Nederlandse autoriteiten maatregelen kunnen treffen om schade te voorkomen (verlening octrooi onder opschortende of ontbindende voorwaarde).

Tegen de uitspraak van de President staat geen rechtsmiddel open.

Bij deze gelegenheid deel ik u voorts mede dat aan de Raad van State op 30 juni 2000 is verzocht advies uit te brengen over een aantal ingediende amendementen inzake het wetsvoorstel tot implementatie van de biotechnologierichtlijn in de octrooiwetgeving. Zodra dit advies is ontvangen zal ik u ook daarover inlichten, zodat het advies als onafhankelijk oordeel verder bij de behandeling van het wetsvoorstel kan worden betrokken.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven