26 554
Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de Algemene Periodieke Keuring

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 9 maart 1999 en het nader rapport d.d. 17 mei 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 7 december 1998, no. 98.005792, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de Algemene Periodieke Keuring.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 december 1998, nr. 98.005792, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 9 maart 1999, nr. W09.98.0557/V. bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet aan de Tweede Kamer te zenden nadat met zijn advies rekening zal zijn gehouden.

1. Ingevolge het voorgestelde artikel 86, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) (artikel I, onderdeel K, van het wetsvoorstel) is de eigenaar of de houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen die niet voldoet aan de verplichting om het voertuig – indien daarvoor ingevolge artikel 86, eerste lid, een herkeuring wordt geëist – op de plaats van de keuring beschikbaar te houden totdat de herkeuring heeft plaatsgevonden, gehouden tot betaling van een nader vast te stellen tarief.

De maatregel is blijkens de toelichting (onder «Kostenverhaal weggereden voertuig») bedoeld om de kans te beperken dat de eigenaar of de houder het voertuig aan een steekproefsgewijze herkeuring onttrekt: de kosten die worden gemaakt door de Dienst Wegverkeer en voortvloeien uit het onderzoek naar de reden van het onttrekken, het opstellen van een rapport en het contact met de aanvrager van de keuring worden bij de eigenaar of houder in rekening gebracht.

Bij de Raad van State rijst de vraag of het probleem van de onttrekking van voertuigen aan de steekproefsgewijze herkeuring op eenvoudiger wijze zou kunnen worden opgelost, namelijk door de periode waarin de Dienst Wegverkeer een herkeuring kan gelasten (en de eventuele herkeuring zelf) deel uit te laten maken van de keuring en in artikel 86 WVW 1994 te bepalen dat een keuringsbewijs eerst mag worden afgegeven na het verstrijken van deze periode dan wel het uitvoeren van de herkeuring. Aangezien het voertuig in dat geval – anders dan in de huidige situatie (artikel 79 juncto artikel 86, eerste lid, WVW 1994) – eerst op dat moment (juridisch) is goedgekeurd, heeft de eigenaar of houder van het voertuig er geen belang bij het voertuig op een eerder moment mee te nemen. Het voertuig zou dan immers opnieuw moeten worden aangeboden voor keuring, met alle kosten voor de eigenaar of houder vandien.

In een dergelijk systeem van keuring en afgifte van het keuringsbewijs hoeven niet langer kosten te worden gemaakt om te onderzoeken wat de reden is geweest voor onttrekking van het voertuig. Aan de in artikel I, onderdeel K, van het wetsvoorstel voorgestelde doorberekening van deze kosten – een maatregel die overigens naar het oordeel van de Raad op gespannen voet staat met het in het MDW-rapport «Maat houden» (kamerstukken II 1995/96, 24 036, nr. 22) neergelegde en in 1998 bijgestelde uitgangspunt dat handhavingskosten in beginsel niet worden doorberekend – bestaat dan ook geen behoefte.

De Raad adviseert (onder meer) artikel 86 WVW 1994 in het licht van het vorengaande opnieuw te bezien. Overigens zou ook onder de huidige redactie de memorie van toelichting moeten worden aangepast, waar wordt gesteld dat bij ministeriële regeling de eis zal worden gesteld dat, in geval van een toegewezen steekproef, het keuringsbewijs pas mag worden afgegeven na het uitvoeren van de steekproefkeuring (onder «Kostenverhaal weggereden voertuig»). Artikel 86, eerste lid, WVW 1994 gaat immers met zoveel woorden uit van afgifte van dit bewijs voor het uitvoeren van de steekproefkeuring.

1. In het aan de Raad van State aanhangig gemaakte voorstel van wet is ingevolge artikel 86, zesde lid, de eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen die niet voldoet aan de verplichting om het voertuig voor een steekproef beschikbaar te houden, gehouden tot betaling van een nader vast te stellen tarief. Deze maaatregel is bedoeld om de kans te beperken dat een eigenaar of houder het voertuig aan een herkeuring in het kader van een steekproef onttrekt.

Het advies van de Raad van State om deze maatregel en daarmee artikel 86 opnieuw te bezien is overgenomen. Er is conform de voorgestelde oplossing van de Raad van State voor gekozen om, in geval van een toegewezen steekproef, het keuringsrapport pas af te geven nadat de voorgeschreven periode van 90 minuten is verstreken of nadat de herkeuring is uitgevoerd. Daarmee wordt de herkeuring in het kader van een steekproef onderdeel van de keuring zelf en kan een voertuig pas «juridisch» worden goed- of afgekeurd na de verstreken periode of na de herkeuring. Door deze maatregel heeft de eigenaar of houder van een voertuig er minder belang bij het voertuig op een eerder moment mee te nemen. Op grond van artikel 86, zesde lid, zullen er bij ministeriële regeling voor de erkenninghouder en de Dienst Wegverkeer vervolgacties worden geregeld. Er zal direct aan de RDW gemeld moeten worden dat een voertuig is weggereden.

Vervolgens kan het desbetreffende voertuig slechts bij een keuringsstation van de RDW door de eigenaar of houder van het voertuig voor een keuring worden aangeboden.

2a. Ingevolge het in artikel I, onderdeel J, voorgestelde artikel 85a, eerste lid, WVW 1994 kan de Dienst Wegverkeer aan een natuurlijk persoon de bevoegdheid tot keuren verlenen waardoor deze bevoegd is – kort gezegd – motorrijtuigen aan een keuring te onderwerpen. Het gaat hier – zoals de memorie van toelichting ook vermeldt – om de keurmeester. De Raad adviseert in de toelichting voor alle duidelijkheid tot uitdrukking te brengen dat de keurmeester daarmee niet als bestuursorgaan is aangemerkt.

b. Het voorgestelde artikel 85a, derde lid, WVW 1994 bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de eisen waaraan een natuurlijke persoon moet voldoen om in aanmerking te komen voor de bevoegdheid voertuigen aan keuring te onderwerpen. Op grond van het vijfde lid van dit artikel kunnen bij ministeriële regeling bovendien voorschriften worden vastgesteld die aan deze bevoegdheid worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld. De Raad adviseert in de memorie van toelichting bij wijze van indicatie aan te geven welk soort eisen en voorschriften in deze regeling zullen worden opgenomen. Daarbij ware tevens aan te geven of met de in artikel 87a, tweede lid, onderdeel c, bedoelde verplichtingen (mede) wordt gedoeld op de ingevolge artikel 85a, vijfde lid, vast te stellen voorschriften.

2a. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is in de toelichting verduidelijkt dat de keurmeester niet als bestuursorgaan is aangemerkt.

2b. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is in de toelichting bij wijze van indicatie aangegeven welk soort eisen en voorschriften bij ministeriële regeling aan de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen kunnen worden gesteld.

3. Ingevolge het voorgestelde artikel 87a, tweede lid, aanhef en onderdeel b, WVW 1994 (artikel I, onderdeel N) kan de Dienst Wegverkeer de bevoegdheid tot keuren intrekken of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien degene aan wie de bevoegdheid is verleend in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel a, of in strijd met de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een voertuig aan een onderzoek onderwerpt.

De eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel a, WVW 1994, zijn de eisen die aan de bouw, inrichting en staat van onderhoud van een voertuig worden gesteld. Onduidelijk is hoe een voertuig in strijd met dergelijke eisen aan een onderzoek kan worden onderworpen. De Raad adviseert de bepaling aan te passen.

3. Conform het advies van de Raad van State is het voorgestelde artikel 87a, tweede lid, aanhef en onderdeel b, gewijzigd.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele opmerkingen in de bijlage van het advies zijn overgenomen.

5. Bij nadere overweging is er voor gekozen de uitzondering die in het aan de Raad van State aanhangig gemaakte voorstel van wet was opgenomen voor ambulance-auto's in de artikelen 83, eerste lid en 85a, eerste lid, te laten vervallen. Dit betekent dat in tegenstelling tot de praktijk maar wel in overeen- stemming met de huidige wet het exclusief door de Dienst wegverkeer mogen keuren van ambulance-auto's is komen te vervallen.

6. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in de Memorie van Toelichting enkele redactionele wijzigingen om reden van verduidelijking aan te brengen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 9 maart 1999, no. W09.98.0557/V, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Aangezien het begrip «keuringsbewijs» wordt gehandhaafd, de definitie van dit begrip in artikel 1, onderdeel j, handhaven.

– Om het onderscheid tussen het «keuren» door de erkende (rechts)persoon en het «keuren» door de keurmeester duidelijker tot uitdrukking te brengen, in artikel 85a, eerste lid, (artikel I, onderdeel J) de woorden «tot keuren» en de woorden «waardoor deze bevoegd is» schrappen.

Voorts in het gehele wetsvoorstel, waar de keuring door de keurmeester wordt bedoeld «de bevoegdheid tot keuren» vervangen door: de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

– In artikel 86, eerste lid, onderdeel b, (artikel I, onderdeel K) «het verrichten van keuringen» vervangen door: het aan een keuring onderwerpen.

– In artikel I, onderdeel N, in artikel 87a, tweede lid, onderdeel b, «eisen in artikel 75» vervangen door: eisen, bedoeld in artikel 75.

– De memorie van toelichting aanvullen terzake van artikel I, onderdeel I, (artikel 83, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) (beperking omvang erkenning afgifte keuringsbewijzen)) en onderdeel M (artikel 87, tweede lid, WVW 1994 (wijziging gronden intrekking of wijziging erkenning)).


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven