nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Wet milieubeheer (meldingenstelsel).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
20 mei 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het meldingenstelsel
voor veranderingen in inrichtingen in de Wet milieubeheer te verruimen en
te verbeteren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 8.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het verbod bedoeld in het eerste lid, onder b, geldt niet met betrekking
tot veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan die in overeenstemming
zijn met de voor de inrichting verleende vergunning en de daaraan verbonden
beperkingen en voorschriften.
B
Artikel 8.13 wordt gewijzigd als volgt: Aan het eerste lid wordt, onder
vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:
g. dat van daarbij aangegeven veranderingen als bedoeld in artikel 8.1,
derde lid, binnen een in het voorschrift te bepalen termijn schriftelijk mededeling
wordt gedaan aan het bevoegd gezag of een door hem aangewezen instantie.
C
Artikel 8.19 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een voor een inrichting verleende vergunning geldt tevens voor veranderingen
van de inrichting of van de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn
met de voor de inrichting verleende vergunning of de daaraan verbonden beperkingen
en voorschriften, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen
voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan
verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, onder voorwaarde dat:
a. deze veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor
vergunning is verleend;
b. het voornemen tot het uitvoeren van de verandering door de vergunninghouder
schriftelijk overeenkomstig de krachtens het zevende lid, onder a, gestelde
regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en
c. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard
dat de voorgenomen verandering voldoet aan de aanhef en onderdeel a en de
verandering naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot toepassing van de
artikelen 8.22, 8.23 of 8.25.
2. Het derde lid wordt vervangen door de volgende leden:
3. Het tweede lid is niet van toepassing op veranderingen ten aanzien
waarvan, indien zij vergunningplichtig zouden zijn geweest, bij de voorbereiding
van de besluiten terzake, een milieu-effectrapport had moeten worden gemaakt.
4. Een besluit inzake een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onder
c, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes weken na ontvangst van de
melding, bekendgemaakt.
5. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee weken na de bekendmaking van
de verklaring geeft het bevoegd gezag openbaar kennis daarvan.
6. Het bevoegd gezag geeft een ieder desgevraagd kosteloos inzage in de
melding en de daarbij behorende stukken en verstrekt daarvan desgevraagd tegen
betaling van de kosten een afschrift.
3. Het vierde lid (oud) wordt vernummerd tot zevende lid en komt te luiden:
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
met betrekking tot:
a. de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt;
b. de openbare kennisgeving van de verklaring.
D
In artikel 10.36, vierde lid, wordt «8.13, eerste lid, onder c en
f» vervangen door: 8.13, eerste lid, onder c, f en g.
ARTIKEL II
Ten aanzien van meldingen van veranderingen die voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer
bij het bevoegd gezag zijn gedaan, blijft het onmiddellijk voor dat tijdstip
geldende recht van toepassing.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,