26 525
Wijziging van de Remigratiewet houdende regeling van de uitvoeringstaken door de Sociale Verzekeringsbank en enige andere aanpassingen

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 juni 1999

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A

Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel Aa, dat luidt als volgt:

Aa

Onder vernummering van het tweede lid van artikel 1 tot vierde lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder partner mede verstaan de bij vertrek van de remigrant uit Nederland in het bestemmingsland verblijvende echtgenoot of geregistreerde partner, voorzover dit uitdrukkelijk van toepassing is verklaard.

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder kind mede verstaan het bij vertrek van de remigrant uit Nederland in het bestemmingsland verblijvende minderjarige eigen kind, stiefkind of pleegkind van de remigrant of zijn partner, voorzover dit uitdrukkelijk van toepassing is verklaard.

B

Onderdeel E komt als volgt te luiden:

E

In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het derde lid wordt «verkrijgen de minderjarige kinderen een recht op de helft van de voorzieningen» vervangen door: verkrijgen de minderjarige kinderen een evenredig deel van het recht op de helft van de voorzieningen.

b. Een vierde en vijfde lid worden toegevoegd, die als volgt luiden:

4. Onder partner wordt in het eerste, tweede en derde lid mede verstaan de partner, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

5. Onder kinderen wordt in het derde lid mede verstaan de kinderen, bedoeld in artikel 1, derde lid.

C

Onderdeel G komt als volgt te luiden:

G

In artikel 7, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d tot en met f worden geletterd c tot en met e.

D

Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:

I

Het tweede lid van artikel 8f komt als volgt te luiden:

2. In de administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt het sociaal-fiscaal nummer opgenomen van de remigrant, zijn partner en hun kinderen, waarbij onder partner mede wordt verstaan de partner, bedoeld in artikel 1, tweede lid, en waarbij onder kinderen mede wordt verstaan de kinderen, bedoeld in artikel 1, derde lid.

E

Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:

J

De onderdelen 3 en 4 komen als volgt te luiden:

3. Aan het vierde lid wordt onder vervanging van de punt door een komma een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij onder partner mede wordt verstaan de partner, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

4. Aan het vijfde lid wordt onder vervanging van de punt door een komma een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij onder kinderen mede wordt verstaan de kinderen, bedoeld in artikel 1, derde lid, en waarbij onder partner mede wordt verstaan de partner, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

F

Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Toegevoegd wordt een tweede onderdeel, dat als volgt luidt:

2. Aan het tweede lid van artikel 11 wordt onder vervanging van de punt door een komma een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij onder partner mede wordt verstaan de partner, bedoeld in artikel 1, tweede lid, en waarbij onder kinderen mede wordt verstaan de kinderen, bedoeld in artikel 1, derde lid.

II

Aan artikel II wordt toegevoegd: De onderdelen Aa, E, G, J, onder 3 en 4, en K werken terug tot en met de datum waarop de Remigratiewet in werking treedt.

Toelichting

In het wetsvoorstel zijn de personen die aanspraak hebben op de voorzieningen van artikel 5, uitgebreid met de partner en het kind die bij het vertrek van de remigrant uit Nederland (reeds) in het bestemmingsland wonen. De reden hiervan is dat de toestand bij vertrek uit Nederland bepalend is voor de vraag op welke remigratie-uitkering aanspraak bestaat en dat het daarbij niet relevant is of de partner en de kinderen bij vertrek van de remigrant meeremigreren, dan wel (reeds) in het bestemmingsland wonen.

In deze nota van wijziging, die technisch van aard is, is in het nieuwe onderdeel Aa ook de definitiebepaling van partner en kind in de Remigratiewet uitgebreid. Dit is noodzakelijk, omdat ook in de op de Remigratiewet berustende bepalingen onderscheid gemaakt moet kunnen worden tussen de partner en het kind, zoals gedefinieerd in het eerste lid van artikel 1 in de onderdelen g en h, én de partner en het kind, zoals gedefinieerd in het nieuwe tweede en derde lid van artikel 1. De wijzigingen in de onderdelen E (artikel 5, vierde en vijfde lid), I (artikel 8f, tweede lid), J (artikel 10, vierde en vijfde lid) en K (artikel 11, tweede lid) hangen daarmee samen.

Onderdeel E is aangevuld met een wijziging van het derde lid van artikel 5. Voor de duidelijkheid is toegevoegd dat elk kind recht heeft op een evenredig deel van de wezenuitkering.

In onderdeel G wordt artikel 7, eerste lid, onderdeel c, geschrapt. De reden hiervan is dat in artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de aanvrager de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Gestreefd wordt naar gelijktijdige inwerkingtreding van de Remigratiewet en het onderhavige wetsvoorstel. De inwerkingtredingsbepaling van dit wetsvoorstel maakt dat mogelijk. Aan artikel II is echter een volzin toegevoegd voor het geval de Remigratiewet toch eerder in werking treedt.

In dat geval is het van belang dat de onderdelen Aa, E, G en J, onder 3 en 4, en K terugwerken tot en met de datum waarop de Remigratiewet in werking treedt.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Naar boven