26 488
Behoeftestelling vervanging F-16

nr. 71
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2008

Op 15 april 2008 hebben de vaste commissies voor Defensie, voor Economische zaken en voor Financiën en de commissie voor Rijksuitgaven verzocht (kenmerk 08-DEF-B-050) om een nadere reactie op de recente rapporten van het Amerikaanse Government Accountability Office (GAO, kenmerk GAO-08-388 en GAO-08-569T) over de Joint Strike Fighter (JSF). Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek. Overigens zijn de GAO-rapporten reeds aan de orde gekomen in de op 11 april jl. verzonden beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van Velzen (Aanhangsel Handelingen TK 2007–2008, nr. 2031).

Het GAO heeft in 2005 van het Amerikaanse Congres de opdracht gekregen het JSF-project te volgen en daarover jaarlijks aan het Congres te rapporteren. Het GAO maakt voor zijn analyses onder meer gebruik van kosteninformatie die door het Amerikaanse ministerie van Defensie wordt verstrekt. De informatie van het ministerie wordt wel geïnterpreteerd maar niet gevalideerd. Zoals wordt opgemerkt door de Algemene Rekenkamer in het rapport «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter» van 4 december 2007 (Kamerstuk 31 300, nr. 2) is het ook niet de opdracht van het GAO de kosteninformatie van het Amerikaanse ministerie te valideren.

Het GAO biedt in de laatste rapportage over het algemeen een genuanceerd beeld van het JSF-programma. Volgens het GAO is er in 2007 goede vooruitgang geboekt met de JSF. Zo is het GAO positief over het ontwikkelings- en testprogramma van de JSF en is het eveneens positief over de reactie van het Amerikaanse ministerie van Defensie op eerder gedane aanbevelingen. Ook oordeelt het GAO positief over de geavanceerde ontwerp- en ontwikkelingstechnologie die wordt gebruikt, over de innovatieve computersimulatiemodellen, over de softwareontwikkeling, en over de ontwikkeling van de capaciteiten van de JSF. Tevens rapporteert het GAO dat de initiële productie (Low Rate Initial Production, LRIP) van de JSF goed op gang is gekomen en dat de internationale samenwerking van de Verenigde Staten met de acht partnerlanden voorspoedig verloopt.

Tegelijkertijd maakt het GAO melding van mogelijke kostenstijgingen. Het Amerikaanse ministerie van Defensie en fabrikant Lockheed Martin hebben hier krachtig afstand van genomen. Overigens heeft het ministerie op 7 april jl. bekendgemaakt dat de Amerikaanse JSF-programmakosten in de periode december 2006 tot december 2007 zijn gedaald van $ 299,8 miljard tot $ 298,8 miljard. Dit bedrag heeft betrekking op de JSF-ontwikkeling en de productie van ruim 2400 toestellen voor de Amerikaanse strijdkrachten.

Verder meldt het GAO het risico van vertragingen in het JSF-programma. In dit verband merk ik op dat begin dit jaar door het JSF Program Office is geconstateerd dat de plannen voor drie afzonderlijke processen van het JSF-programma niet meer volledig op elkaar zijn afgestemd. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de initiële productie, in de tweede plaats om de technische testfase die op dit moment gaande is, en in de derde plaats om de komende Initiële Operationele Test en Evaluatie (IOT&E) van de drie JSF-varianten.

Tijdens de op 22 april jl. gehouden bijeenkomst van de JSF Executive Steering Board is gesproken over een verlenging van de SDD-fase met een jaar. Waarschijnlijk zal hierover in het najaar van 2008 een definitief besluit worden genomen. Als de SDD-fase wordt verlengd zal dit ook leiden tot een verlenging van de IOT&E-fase. Een en ander zal geen gevolgen hebben voor het Nederlandse invoeringsschema, zeker nu Nederland al heeft besloten de invoerreeks van de JSF aan te passen, zoals gemeld in de brief over de IOT&E-deelneming van 29 februari 2008 (Kamerstuk 26 488, nr. 65). Over de exacte gevolgen van een verlenging van de SDD-fase zult u later worden geïnformeerd.

Het GAO doet ook aan aantal aanbevelingen. Een aanbeveling voor een onafhankelijke doorrekening van het gehele JSF-programma wordt sinds januari van dit jaar al uitgevoerd. Dit onderzoek zal worden gebruikt bij de opstelling van de begroting voor het fiscale jaar 2010, dat begint op 1 oktober 2009. Naar verwachting zal deze begroting begin 2009 worden gepresenteerd. Nederland is het eens met dit onderzoek, omdat het naar verwachting meer duidelijkheid zal bieden over de kostenontwikkeling van de JSF.

De aanbeveling om een risicoanalyse uit te voeren volgens een door het GAO voorgestaan model neemt het Amerikaanse ministerie van Defensie niet over omdat dit model berust op subjectieve gegevens. De aanbeveling om het testprogramma te herijken wordt eveneens niet uitgevoerd, omdat een recent plan voor wijzigingen in het testprogramma (Mid-Course Risk Reduction Plan) goed is doordacht en een aanvaardbaar risico vormt. Ook Lockheed Martin is die mening toegedaan. Bovendien is de invoering van het plan nog gaande. De opzet van het testprogramma voorziet er juist in dat regelmatig wordt geëvalueerd of aanpassingen nodig zijn. Het Amerikaanse ministerie van Defensie heeft in reactie op het GAO-rapprt gemeld dat men de uitvoering van het plan nauwgezet volgt en dat het zo nodig zal worden aangepast. Nederland is het hiermee eens.

Het GAO stelt dat de verwachte exploitatiekosten van de JSF die van de F-16 overstijgen. Deze bewering licht het GAO echter niet nader toe. Het Amerikaanse ministerie van Defensie bestrijdt de bewering ten stelligste. Inmiddels is gebleken dat het GAO gebruik heeft gemaakt van cijfers die onderling niet vergelijkbaar zijn. In de cijfers van de F-16 zijn verscheidene kostensoorten niet meegerekend die voor de JSF wel zijn ingecalculeerd, wat tot een vertekend beeld leidt.

Tot slot rapporteert het GAO gedetailleerd over de Amerikaanse situatie die slechts in beperkte mate vergelijkbaar is met die in Nederland. Zo wijkt de wijze van opereren met gevechtsvliegtuigen in Nederland aanzienlijk af van de Amerikaanse wijze. Dat geldt bijvoorbeeld voor de manier waarop personeel wordt ingezet; de Amerikaanse luchtmacht werkt vaak met relatief grote aantallen onderhoudspersoneel, waaronder dure inhuurkrachten. Ook het Nederlandse onderhoudsconcept wijkt aanzienlijk af van het Amerikaanse en hetzelfde geldt voor de infrastructuur, de opleidingen en de logistieke processen. Daarmee zijn de toepasbaarheid en de relevantie van het GAO-rapport in de situatie in Nederland beperkt.

De staatssecretaris van Defensie,

J. G. de Vries

Naar boven