26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 293 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 mei 2012

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 4 april 2012 inzake het Canadees rapport over de F-35 (Kamerstuk 26 488, nr. 291).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 mei 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Beek

De griffier van de commissie, Roovers

1

Waarom is het Canadese rapport niet als bijlage bij deze brief opgenomen?

Uiteraard ben ik gaarne bereid het rapport op verzoek naar de Kamer te zenden. U treft het rapport in bijlage aan.1

2

In hoeverre is de Canadese situatie met betrekking tot de vervanging van de jachtvliegtuigen vergelijkbaar met de Nederlandse? Waar zitten de verschillen? Waar zitten de overeenkomsten?

Canada bezit net als Nederland een vloot jachtvliegtuigen waarvan het einde van de operationele levensduur in zicht komt. Bij Canada gaat het om het tweemotorige CF-18 toestel waarvan nog 80 toestellen tot ongeveer 2020 bruikbaar zijn. De Canadese toestellen zijn dan 30 tot 40 jaar oud. Net als Nederland heeft Canada behoefte aan een vijfde generatie jachtvliegtuig en neemt het deel aan het F-35 project. Sinds 2002 is Canada partner bij de ontwikkelingsfase (SDD-fase) en in 2007 heeft Canada het MoU getekend over de productie, instandhouding en doorontwikkeling (PSFD-fase).

Canada is een zeer uitgestrekt land met strenge winters. In vergelijking met Nederland zorgen deze omstandigheden voor aanvullende eisen aan de nieuwe gevechtsvliegtuigen waardoor een grote inspanning op infrastructureel gebied noodzakelijk is. Zo moet het toestel onder meer vaak inzetbaar zijn in omstandigheden waarbij sneeuw en ijs een rol spelen, moet het beschikken over satellietcommunicatie en moet het in de lucht kunnen bijtanken bij Canadese C-130 tankvliegtuigen.

De eerste Canadese bestelling is voorzien voor het LRIP-8 productiecontract van 2014. De eerste Nederlandse bestelling, afgezien van de twee reeds aangeschafte testtoestellen, is voorzien voor het LRIP-11 productiecontract van 2017 met levering in 2019.

3 en 5

Zijn de door de Canadese regering gebruikte bronnen op basis waarvan zij het parlement informeert dezelfde als de bronnen die de Nederlandse regering gebruikt voor haar informatievoorziening?

Is het u bekend of het in Canada nu te verschijnen jaarlijkse rapport vergelijkbaar is met het Nederlandse jaarlijkse rapport? Zijn voor Canada dezelfde informatiebronnen beschikbaar als voor Nederland?

Defensie gebruikt voor de jaarrapportage informatie van het Joint Strike Fighter Program Office (JPO) en daarnaast specifieke Nederlandse informatie over onder meer salarissen, brandstofprijzen, kosten van infrastructuur en BTW. Rondom de verzending van het Selected Acquisition Report (SAR) aan het Amerikaanse Congres ontvangt Canada – evenals de overige partners – financiële informatie die is toegespitst op de eigen bestelreeks. Het is mij niet bekend in hoeverre de informatiebronnen van Canada zouden afwijken van de Nederlandse.

In Nederland informeren de ministers van Defensie en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie sinds 2002 jaarlijks de Kamer over de voortgang van het project conform de Regeling Grote Projecten. Daarnaast voert de Algemene Rekenkamer jaarlijks een onderzoek uit waarbij zij ingaat op wisselende deelaspecten. Het is mij niet bekend aan welke eisen het in Canada jaarlijks te verschijnen rapport moet gaan voldoen.

4 en 6

Wat zijn de gevolgen van het bevriezen van het Canadese investeringsbudget voor het JSF-programma? Wat zijn de indirecte gevolgen van het bevriezen van het Canadese investeringsbudget voor Nederland?

Is u bekend welke opties Canada onderzoekt? Wat zijn de mogelijke gevolgen voor het JSF-programma? Wat zijn de mogelijk indirecte gevolgen voor Nederland?

De Canadese besluitvorming over de vervanging van de huidige vloot gevechtsvliegtuigen is nog niet voltooid. Zodra besluiten zijn genomen, zal ik de Kamer informeren over de gevolgen voor het F-35 programma in het algemeen en voor Nederland in het bijzonder.

7, 9 en 11

Bent u net als het Canadese ministerie van Financiën van plan om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de gehanteerde aannames voor de investerings- en exploitatiekosten?

Welke waarde hecht u aan een onafhankelijk onderzoek naar de gehanteerde aannames voor de investerings- en exploitatiekosten?

Overweegt u binnen afzienbare tijd een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de gehanteerde aannames voor de investerings- en exploitatiekosten?

In de jaarrapportages van het project Vervanging F-16 worden zowel de investerings- als de exploitatiekosten inzichtelijk gemaakt. Deze kosten worden berekend door het projectteam Vervanging F-16 van de Defensie Materieel Organisatie. Naast andere beleidsverantwoordelijken van Defensie, zoals de Commandant der Strijdkrachten en de Hoofddirectie Financiën en Control, zijn nog andere instanties binnen en buiten Defensie betrokken bij dit onderwerp: de kennisinstituten Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en TNO, de auditdiensten van de ministeries van Defensie en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), het ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer.

TNO heeft in 2004 een model voor de investerings- en exploitatiekosten ontwikkeld. Dit model wordt regelmatig in samenwerking tussen Defensie en TNO geactualiseerd aan de hand van nieuwe informatie. Deze actualiseringen van het TNO-model worden telkens gevalideerd door de Auditdienst Defensie. Daarnaast wordt elke jaarrapportage beoordeeld door de auditdiensten van Defensie en van EL&I die hierover een Assurance rapport opstellen. Verder publiceert de Algemene Rekenkamer jaarlijks haar Monitoringrapport waarvoor zij toegang heeft tot alle informatie die zij nodig acht.

Gezien deze regelmatige interne en externe toetsing acht ik een onafhankelijk onderzoek naar de situatie in Nederland niet nodig.

8

Gaat u de (openbare) uitkomsten van het Canadese onafhankelijke onderzoek naar de gehanteerde aannames voor de investerings- en exploitatiekosten gebruiken?

Ik zal met belangstelling kennis nemen van dit Canadese onderzoek. Indien de resultaten van belang zijn voor Nederland, zal ik daarmee uiteraard rekening houden. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 zijn er echter verschillen tussen de situatie in Canada en die in Nederland. De resultaten van het onderzoek zullen in dat licht moeten worden bezien.

10

In hoeverre is het raadzaam dat in Nederland voorafgaand aan een aanschafbesluit, dat een volgende regering pas zou moeten gaan nemen, een onafhankelijk onderzoek naar de investerings- en exploitatiekosten zou worden uitgevoerd?

Zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 7, 9 en 11 acht ik, gezien de reeds aanwezige regelmatige interne en externe toetsing van de kostenberekeningen door Defensie, een onafhankelijk onderzoek niet nodig. Ik onthoud mij verder van uitspraken over de mogelijke handelwijze van een volgend kabinet.

12

De Algemene Rekenkamer heeft voor het monitoringsrapport toegang tot «vrijwel» alle informatie waarover Defensie beschikt. Tot welke bij Defensie beschikbare informatie heeft de Algemene Rekenkamer geen toegang?

Conform de Comptabiliteitswet heeft de Algemene Rekenkamer toegang tot alle informatie die zij nodig acht voor het uitoefenen van haar taak. Voor het Monitoringrapport 2011 heeft de Algemene Rekenkamer, evenals bij de eerdere rapporten, de beschikking gekregen over alle informatie waar om was verzocht. Er hebben zich dan ook geen gevallen voorgedaan waarbij Defensie gevraagde informatie niet ter beschikking heeft gesteld.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven