nr. 76
MOTIE VAN HET LID GESTHUIZEN
Voorgesteld 17 december 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de Kamer heeft uitgesproken dat aan bedrijven die door
de overheid gesteund worden, dient te worden gevraagd om inzichtelijk te maken
dat zij niet betrokken zijn bij het schenden van alle vier de fundamentele
arbeidsrechten in relatie tot hun toeleveranciers;
constaterende, dat de regering bij de uitvoering van deze motie, zich
beperkt tot een informatieverplichting over slechts twee van de vier arbeidsrechten,
te weten kinderarbeid en dwangarbeid, omdat op die vlakken door veel landen
de ILO-normen zijn geratificeerd en er wetgeving is;
constaterende, dat de regering meent dat er van wetgeving niet altijd
sprake is als het gaat om de andere twee arbeidsrechten, te weten de vrijheid
van vakvereniging c.q. collectief onderhandelen en non-discriminatie;
overwegende, dat er in een substantieel aantal landen evenwel wel sprake
is van wetgeving die de uitoefening van een of beide van deze twee andere
arbeidsrechten mogelijk maakt;
van mening, dat het kunnen uitoefenen van deze laatste twee arbeidsrechten
van wezenlijk belang is voor de opbouw van arbeids- en mensenrechten in het
algemeen;
verzoekt de regering:
– het Nederlandse bedrijfsleven te ondersteunen bij het bepalen
of er sprake is van wetgeving die de uitoefening van een of beide van deze
twee andere arbeidsrechten mogelijk maakt in de landen van hun toeleveranciers;
– bij toegang tot het buitenlandinstrumentarium de verplichting
om inzichtelijk te maken dat hun toeleveranciers niet betrokken zijn bij het
schenden van de fundamentele arbeidsrechten ook voor een of beide andere
arbeidsrechten te laten gelden, voor zover er geen strijdigheid is met de
wet in het land waar de toeleveranciers actief zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Gesthuizen