Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2021
Uw Kamer heeft de regering in de motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 925 V, nr. 48) verzocht «een inventarisatie te maken van bedrijven die producten en diensten leveren
aan China die direct of indirect verband houden met het uitvoeren van etnische zuiveringen
op Oeigoeren; een inventarisatie te maken van een maatregelenpakket met daarin enerzijds
preventieve maatregelen waarbij bedrijven worden ingelicht over waar hun producten
en diensten voor worden gebruikt en anderzijds repressieve maatregelen, zoals een
exportverbod voor die producten en diensten; draagvlak te vinden binnen de Europese
Unie voor het treffen van soortgelijke maatregelen».
Uw Kamer heeft voorts de regering in een tweede motie van het lid Kuzu (Kamerstuk
35 207, nr. 47) verzocht «een ambitieus plan te presenteren waardoor de afhankelijkheid van Nederlandse
consumenten en producenten van China verminderd wordt».
Deze moties zijn reeds ingediend en worden door middel van deze brief schriftelijk
van een appreciatie voorzien.
Motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 925 V, nr. 48) wordt ontraden. Het kabinet deelt zoals bekend de grote zorgen over de mensenrechtensituatie
van Oeigoeren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is intensief in gesprek met het
Nederlandse bedrijfsleven over ketentransparantie en risico’s op het gebied van IMVO
bij ondernemen in China, in het bijzonder in Xinjiang en hoe bedrijven daarmee om
zouden moeten gaan. Dit gebeurt o.a. via bijeenkomsten met bedrijven die worden georganiseerd
in gezamenlijkheid met partners als VNO-NCW, de SER en RVO. Zo heeft BZ samen met
VNO-NCW op 19 april jl. nog een bijeenkomst georganiseerd over de IMVO-risico’s van
zakendoen in Xinjiang. Op dit moment wordt gewerkt aan een bijeenkomst voor het bedrijfsleven
op Europees niveau over dit onderwerp. Daarnaast worden instrumenten als de MVO risicochecker,
het Fonds Verantwoord Ondernemen en de website startmetdeoesorichtlijnen.nl ingezet
om het bedrijfsleven te informeren. Verder geeft het postennetwerk advies over China
en kan het bedrijven ondersteunen in hun contact met de Chinese autoriteiten over
naleving van IMVO-regelgeving.
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen
dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Het kabinet wijst bedrijven op hun verantwoordelijkheid om gepaste zorgvuldigheid
toe te passen. Het kabinet zet in op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting
voor bedrijven, bij voorkeur op Europees niveau. De kabinetsinzet wat dit betreft
is uiteengezet in de recente Kamerbrief bouwstenen voor IMVO-wetgeving (Kamerstuk
26 485, nr. 377). Deze inzet wordt door het kabinet ook in EU-verband gebruikt om draagvlak te creëren.
In december a.s. wordt een Commissievoorstel voor wetgeving verwacht.
Met bovenstaande maatregelen is het handelingsperspectief in kaart gebracht. Bovenal
geldt hier dat bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid hebben voor het aanpakken
van risico’s in hun keten. De overheid stimuleert en helpt hen om dat te doen en zal
hier op termijn (wetgeving) ook op toezien. Het is voorts niet mogelijk noch wenselijk
lijsten bij te houden van bedrijven met leveranties aan China. Waardeketens zijn namelijk
zeer complex en het is onmogelijk om een volledig beeld te krijgen van alle waardeketens.
Voor veel bedrijven zijn zelfs de eigen waardeketens niet volledig inzichtelijk. Dit
maakt het onmogelijk om pertinent vast te stellen of de productdelen of goederen van
een Nederlands bedrijf uiteindelijk terechtkomen in Xinjiang. Ook dient zeer voorzichtig
om te worden gegaan met handelsbeperkende maatregelen, omdat hiermee ruimte wordt
gegeven aan andere landen om op basis van eigen oordeel protectionistische maatregelen
in te stellen. Om deze reden kennen de WTO-regels slechts beperkte uitzonderingsmogelijkheden
voor het instellen van zulke maatregelen.
Motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 207, nr. 47) wordt eveneens ontraden. Op 23 november jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd over
strategische afhankelijkheden (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54). Hierin wordt de aanpak van het kabinet uiteengezet. Deze is niet gericht op het
terugbrengen van afhankelijkheden in den brede, maar op het mitigeren van de risico’s
van afhankelijkheden. Op zowel nationaal als Europees niveau is er al veel in gang
gezet ter mitigatie van deze risico’s.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Th.J.A.M. de Bruijn