26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 379 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2021

Uw Kamer heeft de regering in de motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 925 V, nr. 48) verzocht «een inventarisatie te maken van bedrijven die producten en diensten leveren aan China die direct of indirect verband houden met het uitvoeren van etnische zuiveringen op Oeigoeren; een inventarisatie te maken van een maatregelenpakket met daarin enerzijds preventieve maatregelen waarbij bedrijven worden ingelicht over waar hun producten en diensten voor worden gebruikt en anderzijds repressieve maatregelen, zoals een exportverbod voor die producten en diensten; draagvlak te vinden binnen de Europese Unie voor het treffen van soortgelijke maatregelen».

Uw Kamer heeft voorts de regering in een tweede motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 207, nr. 47) verzocht «een ambitieus plan te presenteren waardoor de afhankelijkheid van Nederlandse consumenten en producenten van China verminderd wordt».

Deze moties zijn reeds ingediend en worden door middel van deze brief schriftelijk van een appreciatie voorzien.

Motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 925 V, nr. 48) wordt ontraden. Het kabinet deelt zoals bekend de grote zorgen over de mensenrechtensituatie van Oeigoeren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is intensief in gesprek met het Nederlandse bedrijfsleven over ketentransparantie en risico’s op het gebied van IMVO bij ondernemen in China, in het bijzonder in Xinjiang en hoe bedrijven daarmee om zouden moeten gaan. Dit gebeurt o.a. via bijeenkomsten met bedrijven die worden georganiseerd in gezamenlijkheid met partners als VNO-NCW, de SER en RVO. Zo heeft BZ samen met VNO-NCW op 19 april jl. nog een bijeenkomst georganiseerd over de IMVO-risico’s van zakendoen in Xinjiang. Op dit moment wordt gewerkt aan een bijeenkomst voor het bedrijfsleven op Europees niveau over dit onderwerp. Daarnaast worden instrumenten als de MVO risicochecker, het Fonds Verantwoord Ondernemen en de website startmetdeoesorichtlijnen.nl ingezet om het bedrijfsleven te informeren. Verder geeft het postennetwerk advies over China en kan het bedrijven ondersteunen in hun contact met de Chinese autoriteiten over naleving van IMVO-regelgeving.

Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Het kabinet wijst bedrijven op hun verantwoordelijkheid om gepaste zorgvuldigheid toe te passen. Het kabinet zet in op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor bedrijven, bij voorkeur op Europees niveau. De kabinetsinzet wat dit betreft is uiteengezet in de recente Kamerbrief bouwstenen voor IMVO-wetgeving (Kamerstuk 26 485, nr. 377). Deze inzet wordt door het kabinet ook in EU-verband gebruikt om draagvlak te creëren. In december a.s. wordt een Commissievoorstel voor wetgeving verwacht.

Met bovenstaande maatregelen is het handelingsperspectief in kaart gebracht. Bovenal geldt hier dat bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid hebben voor het aanpakken van risico’s in hun keten. De overheid stimuleert en helpt hen om dat te doen en zal hier op termijn (wetgeving) ook op toezien. Het is voorts niet mogelijk noch wenselijk lijsten bij te houden van bedrijven met leveranties aan China. Waardeketens zijn namelijk zeer complex en het is onmogelijk om een volledig beeld te krijgen van alle waardeketens. Voor veel bedrijven zijn zelfs de eigen waardeketens niet volledig inzichtelijk. Dit maakt het onmogelijk om pertinent vast te stellen of de productdelen of goederen van een Nederlands bedrijf uiteindelijk terechtkomen in Xinjiang. Ook dient zeer voorzichtig om te worden gegaan met handelsbeperkende maatregelen, omdat hiermee ruimte wordt gegeven aan andere landen om op basis van eigen oordeel protectionistische maatregelen in te stellen. Om deze reden kennen de WTO-regels slechts beperkte uitzonderingsmogelijkheden voor het instellen van zulke maatregelen.

Motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 35 207, nr. 47) wordt eveneens ontraden. Op 23 november jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd over strategische afhankelijkheden (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54). Hierin wordt de aanpak van het kabinet uiteengezet. Deze is niet gericht op het terugbrengen van afhankelijkheden in den brede, maar op het mitigeren van de risico’s van afhankelijkheden. Op zowel nationaal als Europees niveau is er al veel in gang gezet ter mitigatie van deze risico’s.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn

Naar boven