26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 322 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2020

In reactie op uw verzoek om een brief tijdens de regeling van werkzaamheden van heden bericht ik uw Kamer hierbij het volgende met betrekking tot de zaak Etosha (Handelingen II 2019/20, nr. 48, Regeling van werkzaamheden).

In de zaak Etosha is sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Zoals bij uw Kamer bekend, kan ik om die reden geen inhoudelijke mededelingen doen over voornoemde zaak. Wel kan ik uw Kamer berichten dat ik – zoals te doen gebruikelijk in gevoelige strafzaken – door het Openbaar Ministerie ben geïnformeerd over de stand van zaken in het lopende onderzoek. Daardoor word ik als Minister van Justitie en Veiligheid in staat gesteld mijn politieke verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor de gedragingen van het Openbaar Ministerie. Dat het Openbaar Ministerie een inlichtingenverplichting heeft jegens mij volgt uit artikel 129, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie juncto artikel 11, eerste lid, van het Reglement van Orde College van procureurs-generaal.

Wellicht ten overvloede merk ik op dat het aan het Openbaar Ministerie is zelfstandig te beslissen welke afdoening in een strafzaak passend en geboden is.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven