26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 243 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2017

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen die uw Kamer heeft gesteld naar aanleiding van de beleidsdoorlichting van artikel 5 van begroting IX: Exportkredietverzekeringen, -garanties en Investeringsverzekeringen (Kamerstuk 31 935, nr. 40).

In het algemeen overleg inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen van 7 december 2016 (Kamerstuk 26 485, nr. 236) heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegd uw Kamer te informeren over de gevolgen voor het beleid van de Minister van een uitspraak van het Nederlandse Nationaal Contactpunt (NCP) inzake de rol van Atradius Dutch State Business (ADSB) bij de verstrekking van twee exportkredietverzekeringen voor twee baggerprojecten in Suape, Brazilië. Met deze brief geef ik hieraan invulling, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

In het debat werd gesuggereerd dat het NCP zou hebben geconcludeerd dat het onvoldoende is om enkel voorafgaand aan een project gepaste zorgvuldigheid te betrachten. Het is echter zo dat het NCP op pagina 5 van het Final Statement constateert dat door verzekeraars voornamelijk in de fase voorafgaand aan verstrekking van ekv invloed kan worden uitgeoefend op een aanvrager. Om deze reden wordt dan ook door ADSB de nadruk gelegd op een sterke ex ante due diligence. Dat hierbij hoge standaarden worden gehanteerd, wordt ook bevestigd door het NCP. Zeker waar sprake is van een door de afnemer rechtstreeks aan de aannemer betaald werk zonder financiering uit Nederland, is de leverage van ADSB echter beperkt.1

Voor wat betreft de invulling van het imvo-beleid, hecht ik eraan te benadrukken dat Nederland zeer gecommitteerd is aan internationale en nationale regels omtrent de exportkredietverzekering, inclusief milieu- en sociale normen, en deze ook stringent toepast. Zoals ook uit de beleidsdoorlichting en de beantwoording van de daarop gestelde vragen volgt, gaat Nederland verder dan de internationale regels door ook milieu- en sociale beoordelingen uit te voeren op transacties korter dan twee jaar en contante transacties. Bovendien verbindt Nederland ook consequenties aan de mvo-beoordeling: verzekeringsaanvragen worden daadwerkelijk afgewezen als de milieu- en sociale effecten per saldo negatief zijn. Ik neem dan ook niet zozeer uit de Final Statement mee dat er aanpassingen op het nationale mvo-beleid voor ekv noodzakelijk zijn. Wel zet ik mij zoals ik ook heb omschreven in de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting in voor zodanige aanscherping van de relevante internationale richtlijnen die gehanteerd worden, de zogeheten Common Approaches, zodat deze dichter aansluiten bij de strengere Nederlandse praktijk. Ik pleit hiervoor in OESO-verband en ik zal een dergelijke aanscherping – ondanks eerdere weinig succesvolle pogingen – blijven inbrengen in de relevante OESO-werkgroep waaraan Nederland deelneemt.

Daarnaast bezie ik waar en op welke wijze er meer transparantie in het proces rondom verstrekking van de ekv kan worden betracht. In de afgelopen periode is reeds een aantal maatregelen genomen, die ook in bijgaande beantwoording van de vragen inzake de beleidsdoorlichting worden toegelicht. Het gaat hierbij onder andere om het niet alleen voorafgaand maar ook achteraf beschikbaar stellen van informatie over zogenaamde A-projecten, het inzichtelijk maken welke informatie relevant was voor de mvo-beoordeling, alsmede het beleidskader (nationaal of Common Approaches) waarbinnen de beoordeling heeft plaatsgevonden.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Zie voor meer achtergrondinformatie hierover ook mijn antwoorden op de vragen 16 en 17 in bijgevoegde antwoorden op de vragen naar aanleiding van de beleidsdoorlichting.

Naar boven