26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 218 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2016

Met deze brief wordt, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ingegaan op het verzoek van uw Kamer om een toelichting te geven op de beslissing om een exportkredietverzekering (ekv) af te geven voor het aanleggen van het tweede Suezkanaal.

Het doel van de ekv is het bevorderen van de Nederlandse export door middel van het verzekeren van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan exporttransacties van Nederlandse bedrijven. Het betreft transacties die niet in de markt verzekerbaar zijn vanwege de lange kredietduur of de hoogte van het bedrag. De ekv-faciliteit maakt exporttransacties van Nederlandse bedrijven mogelijk die anders vaak niet tot stand komen of naar buitenlandse concurrenten gaan. Voor de ekv wordt door de exporteurs een kostendekkende, op basis van OESO-regels berekende premie betaald. De beoordeling van de milieu en sociale aspecten van een transactie maakt een essentieel en integraal onderdeel uit van de overweging een transactie al dan niet in verzekering te nemen. Wanneer de milieu of sociale risico’s onaanvaardbaar zijn of de positieve bijdragen aan milieu, mensenrechten en sociale vooruitgang niet opwegen tegen de negatieve effecten, zal de transactie niet worden verzekerd. Dit is ook het geval indien de overige (financiële) risico’s wel aanvaardbaar zijn.

Voor de milieu en sociale beoordeling hanteert Nederland de in de OESO hierover opgestelde regels («Common Approaches»). Deze zijn van toepassing op gefinancierde transacties met een kredietduur langer dan twee jaar. Conform het Nederlandse beleid worden in beginsel alle verzekeringsaanvragen beoordeeld op basis van de Common Approaches. Daarmee is het Nederlandse beleid strenger dan de OESO-regels voor de ekv. Hiervoor geldt een uitzondering indien er sprake is van een substantieel competitief nadeel voor de exporteur, op grond van artikel 3.7 van het mvo-beleidsdocument.1

Bij het uitbaggeren van het tweede Suezkanaal was sprake van een contante (niet gefinancierde) transactie met een kredietduur korter dan twee jaar. Derhalve waren de Common Approaches niet van toepassing en was het voor het uitvoeren van de milieu en sociale beoordeling niet verplicht om een Environmental and Social Impact Assessment (ESIA) te gebruiken. Er is dus geen sprake van een overtreding van internationale regels. Conform het Nederlandse beleid is toch ingezet op het verkrijgen van de ESIA. Toen bleek dat het niet mogelijk was de ESIA te verkrijgen, in ieder geval niet tijdig, is besloten de mvo-toets te baseren op de destijds beschikbare informatie. Omdat de baggerwerkzaamheden samen met een Belgische consortiumpartner werden uitgevoerd, die wel reeds een verzekering had verkregen, zouden de Nederlandse bedrijven een substantieel competitief nadeel ondervinden ten opzichte van hun Belgische consortiumpartners wanneer zij geen ekv zouden krijgen. De staat heeft gebruik gemaakt van de uitzondering die op grond van artikel 3.7 van het mvo-beleidsdocument in dit geval van toepassing is.

Om ook zonder de ESIA de milieu en sociale beoordeling te kunnen maken, is door diverse instanties overgegaan tot actieve informatievergaring. Zo heeft onder andere de Nederlandse ambassade in Egypte regelmatig contact gezocht met de Egyptische autoriteiten om informatie te verkrijgen. Atradius DSB heeft tijdens een werkbezoek aan Egypte gesprekken gevoerd met lokale partijen, waarbij ook steeds is aangedrongen op het alsnog aanleveren van een ESIA. Ook de Nederlandse baggeraars hebben actief getracht om de ESIA, dan wel soortgelijke informatie te achterhalen. Zo hebben de Nederlandse baggerbedrijven een onafhankelijk ingenieursbureau opdracht gegeven om voor hun deel van het project een milieu en sociale rapportage op te stellen. Uit het rapport bleek dat er geen indicaties waren van grootschalige verhuizingen in de zones waar de Nederlandse baggeraars aan het werk waren.

In enkele internationale en Arabische nieuwsbronnen doken berichten op dat bewoners onvoldoende zouden zijn gecompenseerd voor de gedwongen verhuizing. De Arabische berichten zijn door de Nederlandse ambassade zorgvuldig onderzocht en geverifieerd. Het gebied waar het tweede Suezkanaal is aangelegd ligt dicht tegen het oorspronkelijke kanaal. Het betreft een zeer dunbevolkt gebied dat is gelegen in een militaire veiligheidszone. Het is algemeen bekend in Egypte dat alleen na uitdrukkelijke toestemming van het leger hier economische activiteiten mogen plaatsvinden. De Nederlandse ambassade heeft aangegeven dat er een beperkt aantal huishoudens op bescheiden schaal in de landbouw actief waren, zonder hiervoor toestemming van het leger te hebben gekregen. In lijn met de Egyptische wetgeving worden illegaal ontplooide economische activiteiten niet gecompenseerd. Deze mensen hebben derhalve geen schadeloosstelling ontvangen voor het wegvallen van hun economische activiteiten. De ambassade geeft aan dat zij wel compensatie hebben ontvangen voor de gedwongen verhuizing. Dit proces was overigens al afgerond op het moment dat de baggerwerkzaamheden werden gegund en de verzekering werd aangevraagd.

Ik heb na een zorgvuldige afweging besloten om deze transactie te verzekeren. In mijn overweging heb ik meegenomen dat werd voldaan aan alle nationale en internationale wet- en regelgeving, dat er, na verificatie, per saldo geen negatieve milieu of sociale effecten werden verwacht en dat er grote belangen voor het Nederlandse bedrijfsleven gemoeid waren met dit project.

Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Naar boven