26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 146 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2012

Graag informeer ik u mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het geactualiseerde maatschappelijk verantwoord ondernemen beleid (MVO beleid) op het vlak van de Exportkredietverzekering (EKV). Directe aanleiding hiervoor zijn vernieuwde internationale afspraken van de OESO, specifiek voor exportkredietverzekeringen. In het Nederlandse beleid is o.a. vastgelegd hoe de milieu- en sociale beoordeling van exporttransacties die de Nederlandse staat verzekert vorm gegeven wordt, welke richtlijnen leidend zijn en welke partijen daarbij betrokken zijn.

De rol die de Staat heeft als verzekeraar van de risico’s die voortvloeien uit exporttransacties maakt een specifiek beleid nodig. Bij de EKV, evenals bij andere (financiële) instrumenten van de overheid, zijn de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen leidend voor bedrijven die zaken doen in het buitenland.

De laatste jaren is in internationaal verband tussen de lidstaten van de OESO uitvoerig gesproken over het afstemmen van beleid en actualiseren van de milieu- en sociale beoordeling bij het verzekeren van exporttransacties. Het resultaat is de actualisering van de OESO «Recommendation on common approaches on officially supported export credits and environmental and social due diligence», ook wel «common approaches» genoemd, per 28 juni 2012. Deze vernieuwde common approaches gelden voor alle OESO landen en borgen ten aanzien van de milieu- en sociale beoordeling een level playing field tussen de verschillende exportkredietverzekeraars van lidstaten.

Ik kan mij goed vinden in de afspraken die in internationaal verband gemaakt zijn. Zowel de Staat als Nederlandse bedrijven dienen hun verantwoordelijkheid te nemen voor milieu- en sociale effecten van de export van goederen en diensten. Alleen wanneer deze effecten per saldo aanvaardbaar zijn, kan de Staat het verzekeren van een exporttransactie dan wel de financiering daarvan in overweging nemen. Tegelijkertijd is het voor een open economie als Nederland van groot belang dat de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven op peil blijft en de export – daar waar zowel de financiële als de milieu- en sociale risico’s acceptabel zijn – doorgang kan vinden. Ik ben blij dat het level playing field tussen de OESO landen ook op dit terrein geborgd is met aangescherpte internationale richtlijnen.

Voorts is in samenwerking met Atradius DSB, uitvoerder van de EKV faciliteit namens de Staat, en in goed overleg met EL&I het bestaande beleid voor de milieu- en sociale beoordeling opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de internationale afspraken naar de Nederlandse praktijk vertaald. Het MVO beleidsdocument voor de EKV faciliteit is sinds 29 augustus beschikbaar op de website van Atradius DSB. In het document worden relevante beleidsontwikkelingen en het beoordelingsproces van milieu- en sociale aspecten toegelicht. Het vernieuwde beleid sluit beter aan bij internationale toetsingskaders en bevat afspraken voor monitoren van bepaalde projecten.

Internationale afstemming toetsingskader

Binnen de gemaakte internationale afspraken vormen de IFC performance standards van de Wereldbankgroep het uitgangspunt voor de toetsing van milieu- en sociale risico’s. Het Nederlandse beleid sluit hierop aan. Projecten worden reeds standaard beoordeeld op basis van de IFC performance standards, die zijn herzien in januari 2012. Dit breed en praktisch toetsingskader bevat onder andere richtlijnen t.a.v. luchtverontreiniging, arbeidsomstandigheden, veiligheid, onvrijwillige herhuisvesting, biodiversiteit en cultureel erfgoed.

De OESO lidstaten, waaronder Nederland, hebben zich daarnaast gecommitteerd aan het toetsen van projecten aan relevante industriële richtlijnen. De algemene en sectorspecifieke Environmental, Health & Safety Guidelines (EHS) van de Wereldbankgroep dienen als toetsingskader voor industriële sectoren. Hierin staan bijvoorbeeld technische richtlijnen voor de gezondheid van personeel beschreven.

In internationaal verband is eveneens afgesproken dat projecten getoetst zullen worden op relevante mensenrechten. De «UN Guiding Principles for Business and Human Rights» (ook wel het «Ruggie-raamwerk» genoemd), roepen lidstaten en bedrijven op om hun verantwoording te nemen voor bedrijfsactiviteiten waarbij mensenrechten mogelijk in het geding zijn. Het kabinet heeft zich reeds voorgenomen de UN Guiding Principles breed te implementeren1. Het beleid voor de EKV faciliteit sluit hierop aan.

Voor een gedegen beoordeling van projecten is het van belang dat er in de praktijk ervaring wordt opgedaan met de toepassing van de richtlijnen voor mensenrechten. Nederland zal in OESO verband dan ook actief meewerken aan het opbouwen van een «body of experience» door exportkredietverzekeraars.

Monitoren

Ook op het vlak van monitoren worden stappen gezet. In OESO verband is afgesproken dat lidstaten voortaan alle op projectbasis gefinancierde transacties met mogelijk grote effecten voor de milieu- en sociale omgeving (de A- categorie projecten), gedurende de looptijd van een verzekering zullen monitoren. Voor een uitgebreide toelichting van de classificatie van projecten verwijs ik naar het MVO beleidsdocument. Bij grootschalige projecten, waarbij exportkredietverzekeraars van andere lidstaten betrokken zijn, zal Nederland met andere landen samenwerken om het monitoren uit te voeren. Het doel is om de prestaties van een project op het gebied van milieu- en sociale aspecten te volgen.

Rapportages over milieu- en sociale effecten van exporttransacties

Atradius DSB publiceert ieder jaar op haar website een duurzaamheidverslag waarin in brede zin het MVO beleid en de milieu- en sociale beoordeling van projecten worden toegelicht. Daarnaast wordt in het verslag ook een overzicht van beoordeelde aanvragen gepubliceerd. Van de A-categorie projecten, waarvoor de meeste significante milieu- en sociale effecten te verwachten zijn, publiceert Atradius DSB gedurende dertig dagen voorafgaand aan eventuele polisafgifte relevante projectinformatie (projectnaam, locatie, omschrijving project en contactgegevens). Tijdens deze periode is de milieu en sociale informatie opvraagbaar bij Atradius DSB.

In de toekomst zal ik – waar mogelijk – nauwer samenwerken met banken om zodoende relevante informatie te delen voor de milieu- en sociale beoordeling van projecten. Veel van de exporttransacties die door de Nederlandse Staat verzekerd worden, worden gefinancierd door banken. Door samen te werken kan het proces efficiënter verlopen en kan naar verwachting betere afstemming plaatsvinden.

Bovenstaande voornemens resulteren naar mijn mening in een toekomstbestendig MVO-beleid. De komende tijd zal ik in samenwerking met de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie en Atradius DSB invulling geven aan bovengenoemde ambities.

Mede namens de staatssecretaris van economische zaken, landbouw en innovatie.

De minister van Financiën, J. C. de Jager


X Noot
1

Tk32 735, nr 1, Mensenrechten in het buitenlands beleid.

Naar boven