26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 110 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2011

Op 4 augustus jl. verscheen het rapport «Environmental Assessment of Ogoniland». Het rapport presenteert de resultaten van een diepgaand onderzoek naar olievervuiling in Ogoniland, een gebied in de Nigerdelta van Nigeria. Het brengt de gevolgen van de olievervuiling op het milieu en de volksgezondheid in kaart en doet aanbevelingen hoe de situatie in Ogoniland kan worden verbeterd. Het onderzoek, dat op verzoek van de Nigeriaanse regering plaatsvond, is uitgevoerd door het United Nations Environment Programme (UNEP). In deze brief beantwoorden wij, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de vragen die uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie per brief heeft gesteld naar aanleiding van de publicatie van het UNEP-rapport.

Het kabinet verwelkomt het UNEP-rapport. Het rapport geeft op basis van uitgebreid onderzoek inzicht in de aard en omvang van de olievervuiling in Ogoniland en de uitwerking daarvan op mens en natuur. De bevindingen van UNEP zijn ronduit zorgwekkend. Er is dringend actie geboden om de vervuiling te stoppen, terug te dringen en waar mogelijk ongedaan te maken. Op grond van de verkregen inzichten komt het rapport met een groot aantal aanbevelingen. Er worden noodmaatregelen voorgesteld, operationele en technische suggesties gedaan, politiek-bestuurlijke voorstellen aangedragen, adviezen voor de volksgezondheid verstrekt, wenken gegeven voor monitoring en aanbevelingen gedaan voor aanpassing van de regelgeving. Het rapport bevat gerichte aanbevelingen voor de Nigeriaanse regering, de olie-exploitanten en de bevolking van Ogoniland. Terugkeer naar een schoon en gezond leefmilieu zal hoe dan ook vele jaren duren.

Het rapport biedt door zijn nadruk op waarnemingen, metingen en analyses een nieuw vertrekpunt van waaruit alle belanghebbenden – de inwoners van Ogoniland, de regionale en federale overheid in Nigeria, de betrokken oliemaatschappijen, het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap – gezamenlijk kunnen werken aan het vinden van oplossingen voor de vervuiling in Ogoniland. Feiten staan centraal, niet de schuldvraag. De complexiteit van de situatie in Ogoniland blijft wel enigszins onderbelicht. Er bestaat een direct verband tussen de armoede, corruptie, rechtsonzekerheid en onveiligheid in het gebied en het voortbestaan van de vervuiling. UNEP signaleert dat sanering van vervuilde gebieden pas mogelijk is als de Nigeriaanse overheid de veiligheid kan waarborgen en als lokale gemeenschappen toegang verschaffen tot getroffen locaties. Voor het welslagen van het rehabilitatieproces in Ogoniland is daarom de gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen een noodzakelijke voorwaarde.

De primaire plicht voor het beschermen van het milieu en de mensenrechten van de bevolking rust bij overheden. Zij worden van deze plicht niet ontheven door de overtuiging van de samenleving dat alle betrokken actoren invulling dienen te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Kwaliteit van de rechtsstaat is daarbij essentieel en daaraan schort het juist in Nigeria. De Nederlandse overheid is bereid om de juridische infrastructuur van landen desgevraagd te helpen versterken.

Dit laat onverlet dat bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid niet kunnen ontkennen met een verwijzing naar de rol van de overheid. Het kabinet hecht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ondernemers dienen zich bewust te zijn van de gevolgen van hun handelen voor mens en milieu. De overheid verwacht van bedrijven dat zij zich in het buitenland ten minste houden aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en onderstreept het belang van de «Voluntary Principles on Human Rights and Security» en van internationale initiatieven ter bevordering van transparantie, zoals het «Extractive Industries Transparency Initiative».

De overheid kan bedrijven buiten Nederland niet dwingen maatschappelijk verantwoord te ondernemen (MVO). Wel spant zij zich op verschillende manieren in om MVO te bevorderen. Daarnaast is MVO een prominent onderwerp van gesprek in de reguliere contacten van de Nederlandse overheid met de Nigeriaanse Shell Petroleum Development Company (SPDC), Shell en andere Nederlandse bedrijven die in Nigeria actief zijn. Daarnaast steunt de overheid initiatieven op het snijvlak van mensenrechten, milieu en transparantie en stimuleert zij de dialoog tussen de belanghebbenden.

Voor een goed begrip van de positie van Shell in Nigeria is het nodig nader in te gaan op de SPDC, een dochtermaatschappij van Shell. SPDC is sinds 1958 actief in Ogoniland. Het is operator van een joint venture met staatsbedrijf NNPC en een tweetal andere oliemaatschappijen. Met 55% heeft de Nigerian National Petroleum Company (NNPC) het grootste belang in de joint venture. SPDC heeft een belang van 30%, EPNL (Total) 10% en Agip 5%. Begin jaren negentig ontstond een beweging van inwoners van Ogoniland die zeggenschap eiste over de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen en schadeloosstelling wilde voor de milieuschade in hun gebied. Toen de veiligheidssituatie verslechterde nam de joint venture in 1993 het besluit de productie in Ogoniland te beëindigen. Wel houdt de joint venture zich in Ogoniland nog steeds bezig met het transport van olie via twee pijpleidingen die door het gebied lopen.

Als operator heeft SPDC invloed op de toepassing van standaarden in de bedrijfsvoering, maar het kan het beleid van de joint venture niet eenzijdig bepalen. Dit neemt niet weg dat de Nederlandse overheid van Shell verwacht dat het zich via SPDC inzet voor de naleving van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen binnen de joint venture. De financiering van het UNEP-rapport door de partners van de joint venture naar rato van de grootte van hun aandeel is naar de mening van de regering een positief signaal dat de olie-exploitanten bereid zijn om hun medeverantwoordelijkheid voor de situatie in Ogoniland bespreekbaar te maken. UNEP stelde zich van meet af aan op het standpunt dat de kosten van het onderzoek zouden moeten worden gedragen door de oliesector, die immers aan de basis staat van de problemen in Ogoniland. Voorwaarde was wel dat de onafhankelijkheid van het onderzoek is gewaarborgd. In het rapport wordt vastgesteld dat dit is gelukt.

Na publicatie onderkende SPDC managing director de heer Sunmonu in een eerste reactie het belang van het UNEP-rapport voor een beter begrip van de milieuproblemen in Ogoniland. Hij sprak de bereidheid uit om samen met de Nigeriaanse regering, UNEP en anderen vervolgstappen te nemen en liet verder weten dat SPDC de aanbevelingen van UNEP die op het bedrijf betrekking hebben zeer serieus neemt. Daarbij tekende hij aan dat zowel wat betreft de verbetering van de gehanteerde saneringsprocedures als de afscherming van in onbruik geraakte oliebronnen al verbeteringen zijn doorgevoerd. Het bedrijf bestudeert ook de mogelijkheden gebruik te maken van verificatie door derden ter bevordering van de transparantie van de beoordeling van de oorzaken en omvang van olielekkages. Ook werkt SPDC samen met de lokale overheid om de bevolking in Ogoniland op korte termijn van schoon drinkwater te voorzien. Sunmonu wees in zijn reactie eveneens op de door UNEP onderschreven noodzaak een einde te maken aan de praktijken van oliediefstal en clandestiene ambachtelijke raffinage om te voorkomen dat het huidige vervuilingsniveau nog verder wordt verhoogd.

Verschillende organisaties van de Ogoni-gemeenschap hebben het rapport verwelkomd. Veelal beschouwen zij de bevindingen als een onderbouwing van de rechtmatigheid van hun claims op SPDC. De Nederlandse ambassade in Abudja staat in contact met NGO’s die actief zijn in Ogoniland, waaronder de National Coalition on Gas Flaring and Oil Spills in the Niger Delta (NACGOND). NACGOND maakt deel uit van een brede coalitie van NGO’s die onder meer met SPDC en Shell een constructieve dialoog voert over duurzame verbetering van de situatie in Ogoniland. Een officiële reactie van de Nigeriaanse regering op het UNEP-rapport is in voorbereiding. President Jonathan heeft na inontvangstneming van het rapport een comité ingesteld onder leiding van de minister van Oliereserves dat op korte termijn advies aan de president moet uitbrengen over de opvolging van het UNEP-rapport.

Wat betreft de vraag van uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de rechtszaak in Engeland naar aanleiding van vervuilingen door lekkage uit oliepijpleidingen bij Bodo in Ogoniland uit 2008 geldt dat Shell hiervoor niet is veroordeeld. Op grond van een regulier inspectierapport erkende SPDC reeds veel eerder zijn verantwoordelijkheid voor de vervuiling. SPDC is dan ook bereid de kosten voor sanering te dragen. De erkenning werd onlangs herhaald tijdens het proces waar een groep bewoners van Ogoniland collectief schadeloosstelling eist voor de vervuiling.

De aanbevelingen van het UNEP-rapport schetsen een uitweg uit de zorgwekkende toestand waarin Ogoniland en zijn bevolking zich bevinden. De financiering door de joint venture van het onderzoek naar de aard en omvang van de olievervuiling in Ogoniland en de eerste reacties van betrokkenen na publicatie van het UNEP-rapport zijn hoopgevende stappen op weg naar de dringend gewenste alomvattende oplossing van de milieuproblemen en daarmee samenhangende gezondheidskwesties in Ogoniland. Bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld hebben zich gecommitteerd aan concrete stappen ter opvolging van de aanbevelingen. Van groot belang is de medewerking van de Nigeriaanse regering.

Hoewel het rapport geen aanbevelingen aan de internationale gemeenschap doet, volgt het kabinet de ontwikkelingen nauwlettend. Het spant zich in om alle betrokkenen, inclusief de Nigeriaanse regering, aan te spreken op hun verantwoordelijkheid vooruitgang te boeken, en wil de dialoog tussen partijen bevorderen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven