Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26472 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26472 nr. A |
Tekst van het voorstel van wet
In de aanhef ontbrak: , onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, .
De tweede volzin van artikel 7, eerste lid, is toegevoegd.
Artikel 8 luidde:
1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken wordt eveneens begrepen het verstrekken van een tabaksproduct aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, welk tabaksproduct echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
2. De vaststelling, bedoeld in het eerste en tweede lid, blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De vaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document.
3. Op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren plegen te worden verstrekt, dient duidelijk zichtbaar en goed leesbaar te worden aangegeven dat aan personen jonger dan 18 jaar geen tabaksproducten worden verstrekt. Onze Minister kan daaromtrent nadere regels stellen en een model voorschrijven.
In artikel 11a, eerste lid, sub c, is het eerste woord toegevoegd.
Het eerste lid van artikel 11b luidde:
Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage inzake overtredingen en boetes als bedoeld in artikel 1, onderdelen c, d en e, vastgesteld. Ter zake van de in de bijlage omschreven overtredingen kan Onze Minister een boete opleggen aan degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend.
Het vierde lid van artikel 11b ontbrak en de leden 5, 6 en 7 zijn vernummerd.
Artikel 11e is toegevoegd en om die reden zijn de artikelen 11f tot en met 11j verletterd.
Het eerste lid van artikel 11f (voorheen 11e) luidde:
1. Indien de krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaren vaststellen dat een in de bijlage omschreven overtreding is begaan, maken zij daarvan een rapport op.
Artikel 11h luidde:
De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 11f wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken, of, indien een bezwaarschrift is ingediend, op het bezwaar is beslist.
In artikel 11j (voorheen artikel 11i) ontbrak het tweede lid, zijn de daarop volgende leden vernummerd en luidden de leden 3 en 4:
3. Bij gebreke van betaling binnen de in het tweede lid genoemde termijn, kan Onze Minister de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
4. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete verschuldigd is, bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering.
Artikel II luidde:
Aan artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten worden de volgende artikelen van de Tabakswet toegevoegd: 7 en 8.
Ten aanzien van overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Tabakswet, die een economisch delict opleveren en die zijn begaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 11c van de Tabakswet, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
Dit artikel is toegevoegd.
Artikel IV luidde:
Aan de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: ..... de Tabakswet.
Artikel V was artikel IV.
Daar waar «inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken» of «inspectie W & V» staat, stond: inspectie gezondheidsbescherming.
Daar waar «Minister/ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» staat, stond: Minister/ministerie van Binnenlandse Zaken.
Daar waar op enkele plaatsen «Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» staat, stond: ik, danwel stond: mij.
2. Hoofdelementen van het wetsvoorstel
De derde zin van de derde alinea is toegevoegd.
De tweede tot en met laatste volzin van de vierde alinea luidden:
Herziening van artikel 5 is ook nodig omdat de aanvaarding van een richtlijn, die reclame van en sponsoring door tabaksproducten verbiedt, nog slechts een kwestie van tijd lijkt te zijn. Het tijdens de Gezondheidsraad van 4 december 1997 bereikte gemeenschappelijk standpunt is op 12 februari 1998 door de Raad van de Europese Unie geformaliseerd en gepubliceerd (Pb EG 26 maart 1998, C 91/34–41). Inmiddels heeft het Europees Parlement hiermee ingestemd en heeft de Raad op 22 juni 1998 de richtlijn definitief aanvaard. In dit wetsvoorstel is gekozen voor een zodanige constructie dat tabaksreclame naar bevind van zaken flexibel en in verschillende gradaties, tot en met een nagenoeg totaal verbod, kan worden beperkt. Voor de goede orde zij benadrukt dat dit wetsontwerp echter nog niet de volledige basis biedt voor de tenuitvoerlegging van voornoemde komende richtlijn. Over de juiste nationale wettelijke implementatie daarvan zal op een later tijdstip moeten worden besloten.
De vijfde alinea is toegevoegd.
De tweede volzin van de laatste alinea luidde:
Een overweging hierbij is dat tabaksreclame in de komende jaren toch al verder beperkt zal worden.
Leeftijdsgrens en verkoopbeperkingen
De tweede volzin van de tweede alinea luidde:
Voor casino's en krasloten vigeert er al een minimum-leeftijdsgrens van 18 jaar in de Wet op de kansspelen en voor gokkasten en gokhallen stelt de regering eenzelfde leeftijdsgrens thans voor aan de Eerste Kamer.
De laatste volzin van de tweede alinea luidde:
Eind 1996 heeft de Tweede Kamer dit standpunt gedeeld door het – zij het nipt – verwerpen van een motie tegen deze al in de Tabaksnota voorgestelde leeftijdsgrens van 18 jaar.
De vierde alinea ontbrak.
De zesde alinea is toegevoegd.
De tweede volzin van de achtste alinea luidde:
In het voorjaar van 1996 heeft de regering met de automatenbranche afgesproken dat, indien men er niet in mocht slagen om tijdig (voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel) een technisch alternatief voor de huidige tabaksautomaat op de markt te brengen ten einde te waarborgen dat minderjarigen bij inwerkingtreding van de leeftijdsgrens geen sigaretten uit automaten zullen kunnen verkrijgen, dan tabaksautomaten zullen worden verboden.
De twaalfde alinea luidde:
Ik wil benadrukken dat Nederland met dit voornemen internationaal zeker geen uitzondering is. Weliswaar hebben nog geen grote landen deze maatregel genomen, maar in Denemarken, Finland en Ierland is al een verbod op het in de handel brengen van pakjes met minder dan 20 sigaretten in werking en Noorwegen en België hebben soortgelijke maatregelen in een vergaande staat van voorbereiding. Verder heeft de Food and Drug Administration in de Verenigde Staten ter zake ontwerp-reglementering opgesteld. In al deze gevallen en gestaafd door wetenschappelijke bevindingen is de kern van de redenering steeds dat kleine verpakkingen, mede gezien de geringe koopkracht van kinderen en adolescenten, de drempelwaarde voor de aankoop van sigaretten verlagen, zodat het zaak is daaraan een eind te maken. De enige uitzonderingen die ik mogelijk wil maken, hebben betrekking op bijzondere buitenlandse of luxe sigaretten, die in een kleine verpakking worden verkocht tegen vergelijkbare of hogere prijzen dan voor standaardverpakkingen van 20 normale sigaretten. Van zulke «upmarket»-producten valt namelijk niet te beweren dat ze het bedoelde (en te vermijden) koopgedrag door jongeren zouden stimuleren.
De dertiende en veertiende alinea zijn toegevoegd.
In de laatste volzin van de vijfde alinea is toegevoegd: direct of indirect.
De zesde en zevende volzin van de zesde alinea luidden:
Voor tabaksrook zijn geen waarden voor maximaal aanvaarde concentraties – de MAC-waarde is de hoeveelheid van een stof waaraan iemand gedurende acht uur per dag, veertig uur per week, mag worden blootgesteld, met als uitgangspunt dat hij of zijn nageslacht daarvan geen gezondheidsschade ondervindt – bepaald, dit in tegenstelling tot vele andere toxische stoffen in de lucht. Een en ander vormt voor de regering voldoende aanleiding om in de Tabakswet een grondslag voor te stellen ten einde werkgevers zonodig bij algemene maatregel van bestuur te kunnen verplichten zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat zijn hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder en overlast van roken door collega's te ondervinden.
De zevende alinea luidde:
Of het op korte termijn daadwerkelijk tot zo'n besluit zal komen, hangt primair af van de sociale partners. Gelukkig komen er langzamerhand wat meer bedrijven die ter zake maatregelen en voorzieningen treffen. De uitkomsten van het in de Tabaksnota aangekondigde monitor-onderzoek van de Arbeidsinspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen meer duidelijkheid verschaffen over de huidige stand van zaken. Naar verwachting zullen deze gegevens nog voor de tweede helft van dit jaar beschikbaar zijn.
De tiende en elfde alinea zijn toegevoegd.
De op twee na laatste alinea luidde:
In het najaar van 1995 hebben de regeringen van de Verenigde Staten, Canada en Australië een beroep op de Nederlandse regering gedaan om toe te treden tot een multilaterale overeenkomst inzake rookverboden op internationale passagiersvluchten tussen punten gelegen op de grondgebieden van de overeenkomst sluitende staten. De Minister van Verkeer en Waterstaat en ik hebben toen onze sympathie betuigd, maar konden dit verzoek niet daadwerkelijk honoreren. Immers, de Tabakswet bevat hiertoe geen grondslag. Overigens stelt de regering met instemming vast dat de KLM al geruime tijd rookvrij vliegt binnen Europa en op de transatlantische vluchten, alsmede dat Transavia in het najaar van 1995 is overgegaan tot een rookverbod op al zijn vluchten. Op dit moment zijn alle KLM-vluchten rookvrij, met uitzondering van de intercontinentale vluchten vanuit en naar Japan. Vanaf 1 augustus 1998 zijn alle KLM-vluchten, zonder uitzondering, rookvrij. Dit geldt ook voor de partner van de KLM, Northwest Airlines. De huidige rookvrije vluchten hebben aangetoond dat passagiers tevredener zijn over de luchtkwaliteit aan boord. Andere onderzoeken onder passagiers hebben uitgewezen dat een overgrote meerderheid de voorkeur geeft aan een volledig rookvrije atmosfeer aan boord van de meeste internationale vluchten. De uitbreiding van het niet-rokenbeleid vloeit voort uit het streven van de KLM zowel de passagiers als het cabinepersoneel een comfortabele reisomgeving te bieden.
In de op een na laatste zin van de voorlaatste alinea is voor «maatschappijen» toegevoegd: Nederlandse.
3. Bedrijfseffecten versus gezondheidswinst
De laatste volzin van de negende alinea luidde:
De verwachting is dat de «schade» door een toekomstig verbod op tabaksreclame kan meevallen, omdat men daarvan nu al op de hoogte is en dus op zoek kan gaan naar alternatieve inkomstenbronnen.
De derde volzin van de veertiende alinea ontbrak.
4. Bestuursrechtelijke handhaving
De voorlaatste volzin van de vierde alinea luidde:
Overigens zij benadrukt dat voor overtreding van de verkoopverboden de Wet op de economische delicten als ultimum remedium van toepassing blijft.
De laatste volzin van de vierde alinea is toegevoegd.
Daar waar in de vijfde volzin van de vijfde alinea «niet of nauwelijks» staat, stond: zeer weinig.
Het systeem van boete-oplegging
De tweede en derde volzin van de derde alinea luidden:
In de praktijk heeft zich tussen de inspectie gezondheidsbescherming en het openbaar ministerie een interne «tarievenlijst» (hoogte beschikking per type overtreding) ontwikkeld. Die heeft als basis voor de bijlage gediend.
De derde alinea luidde:
Gegeven de aard en aantallen van de vast te stellen beschikkingen en de in het geding zijnde behoefte aan snelle afdoening van overtredingen is niet voorzien in de door de Commissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten voorgestane hoorplicht van de belanghebbende, alvorens de beschikking wordt gegeven. Ondanks het feit dat het hier om een beschikking met een punitief element gaat, komt de noodzaak tot een dergelijk horen te vervallen door de in de regeling opgenomen schorsende werking van het bezwaarschrift. Aldus wordt toch recht gedaan aan het door de Commissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten voorgestane beginsel dat de belanghebbende in ieder geval eenmaal in staat moet worden gesteld te worden gehoord, alvorens de beschikking wordt uitgevoerd.
De laatste volzin van de laatste alinea luidde:
Aldus blijft de deskundigheid en ervaring van het College op het gebied van de Tabakswet behouden, terwijl de concentratie van de beroepen in eerste aanleg bij de rechtbank te Rotterdam die rechtbank in de gelegenheid stelt in relatief korte tijd de benodigde ervaring en deskundigheid op te bouwen.
Budgettaire consequenties en gevolgen voor de belasting van de rechterlijke macht
De laatste volzin luidde:
Daar doen zich naar verwachting twee tegengestelde ontwikkelingen voor: enerzijds zal in een deel van de boetezaken hoger beroep worden ingesteld bij het College, maar anderzijds zal het aantal andere Tabakswet-zaken bij het College naar verwachting afnemen, omdat ook van het beroep in eerste aanleg een zekere zeefwerking uitgaat.
De vijfde tot en met laatste volzin van de eerste alinea luidden:
Anderzijds moet het tevens gaan om een handeling die omschreven zal worden in de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bijlage bij de wet. Aan beide eisen moet zijn voldaan. De voornoemde artikelen van de Tabakswet omvatten de in artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten genoemde artikelen van de Tabakswet, voor zover betrekking hebbend op reclamebeperkingen en rook- of verkoopverboden (dus niet inzake de aanduidings- en samenstellingseisen krachtens artikel 3 en evenmin voor het verbod op zuigtabak in artikel 3a, omdat schendingen daarvan – als ze al zouden gebeuren – dan naar alle waarschijnlijkheid begaan zullen zijn door fabrikanten of importeurs, in welk geval een bestuurlijke boete niet de geschikte sanctie zou zijn). Ingevolge deze bepaling leveren overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de in deze bepaling genoemde artikelen van de Tabakswet economische delicten op. Aan de opsomming van overtredingen zijn toegevoegd de rookverboden bij of krachtens de artikelen 10, 11 en 11a van de Tabakswet. Deze overtredingen kunnen slechts door het opleggen van een bestuurlijke boete worden gesanctioneerd; zij leveren geen economisch delict in de zin van de Wet economische delicten op.
De twee laatste volzinnen van de vijfde alinea ontbraken.
De eerste twee alinea's van de toelichting op artikel 11b luidden:
De eerste volzin van het voorgestelde eerste lid voorziet in een grondslag voor het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van de bijlage met bestuurlijke boetes in het kader van de Tabakswet. Door het kiezen voor deze systematiek blijft de nodige flexibiliteit behouden, zodat de omschrijving van de handelingen en gedragingen, leidende tot overtredingen, en de hoogte van de boetes op basis van praktijkervaringen naar bevind van zaken zonodig betrekkelijk eenvoudig kan worden bijgesteld, zonder dat daartoe de wet hoeft te worden gewijzigd, hetgeen een slagvaardig openbaar bestuur niet ten goede zou komen. Bij de omschrijving in de bijlage zal worden gestreefd naar een zo uitputtend mogelijke opsomming van alle in de praktijk voorkomende handelingen en gedragingen welke strijd met de meergenoemde artikelen van de Tabakswet opleveren. Daartoe zal een beroep worden gedaan op de inspectie gezondheidsbescherming, die bijvoorbeeld voor de Warenwet in overleg met het openbaar ministerie zogenaamde «transactielijsten» heeft opgesteld. Deze lijsten zijn de resultante van het sinds jaar en dag bestaande overleg tussen openbaar ministerie en inspectie gezondheidsbescherming waar het gaat om de vraag welke overtredingen onder welke voorwaarden met een transactie-aanbod door het openbaar ministerie worden afgedaan. Ook de hoogte van het transactiebedrag is opgenomen per soort overtreding. Alle in de praktijk voorkomende handelingen en gedragingen, die overtredingen van het bij of krachtens de relevante artikelen van de Tabakswet bepaalde inhouden en daarmee economische delicten in de zin van de Wet op de economische delicten opleveren, zullen tevens omschreven worden in de vast te stellen bijlage bij deze wet.
De bevoegdheid tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt ingevolge de tweede volzin van het eerste lid toegekend aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de eerstverantwoordelijke minister voor de Tabakswet. Deze zal daarin worden bijgestaan door de inspectie gezondheidsbescherming, die sinds 1990 belast is met het toezicht op de naleving van de Tabakswet. Deze dienst, bestaand uit 13 regionale diensten en een hoofdinspectie, is daartoe toegerust met een omvangrijk pakket van toezichthoudende bevoegdheden. De regionale controleur van de inspectie gezondheidsbescherming zal dan ook ingevolge de voorliggende boeteregeling belast zijn met de vaststelling of een overtreding is begaan in de zin van de bijlage behorende bij deze wet. Hij zal daarvan rapport opmaken en dit toezenden aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die is belast met het opleggen van de boete op basis van het opgemaakte rapport. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid zal deze bevoegdheid worden gemandateerd aan de hoofdinspecteur voor de gezondheidsbescherming. Deze zal de boete namens mij opleggen. Binnen de centrale dienst van de inspectie gezondheidsbescherming zal een aparte afdeling hiermee belast worden. Bij de boetebeschikking zal een accept-girokaart ter voldoening worden bijgevoegd.
In de toelichting op artikel 11b ontbrak de op twee na laatste alinea.
De eerste twee volzinnen van de laatste alinea van de toelichting op artikel 11b luidden:
Ingevolge het vijfde lid heb ik, in afwijking van het eerste lid, in één geval geen keuzevrijheid om in plaats van strafrechtelijke afdoening een bestuurlijke boete op te leggen. De wet schrijft voor dat indien de in de bijlage omschreven overtreding aan bepaalde, in het vijfde lid genoemde criteria voldoet, geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd, maar strafrechtelijke handhaving is voorgeschreven.
De op drie na laatste volzin van de laatste alinea van de toelichting op artikel 11b luidde:
Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de verhandeling van inferieure en dus goedkopere producten.
De toelichting op artikel 11e luidde:
Het rapport van de toezichthoudende ambtenaar vormt de grondslag van de door mij vast te stellen beschikking houdende de oplegging van een bestuurlijke boete. Zoals eerder gesteld en uiteengezet, wordt in dit voorstel niet gekozen voor een hoorplicht van betrokkene alvorens de beschikking tot stand komt. Uitvoeringstechnische bezwaren verzetten zich tegen een dergelijke verplichting. In de praktijk zal bij het opmaken van het rapport de betrokkene altijd in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze over de gerapporteerde overtreding te geven. Zo'n verklaring dient in het rapport te worden opgenomen. Bij de besluitvorming over de te treffen beschikking kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kennis nemen van de zienswijze van degene tot wie de beschikking zal worden gericht. Materieel kan hiermee in enige mate worden voorzien in het reeds horen van betrokkene vóórdat de beschikking wordt getroffen. Doordat een ingediend bezwaarschrift schorsende werking heeft ten aanzien van de uitvoering van een getroffen beschikking zal belanghebbende in ieder geval één keer moeten worden gehoord alvorens de beschikking kan worden uitgevoerd.
Artikel 6, derde lid, onderdeel a, van het Europese Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt dat degene tegen wie een «vervolging» is ingesteld onverwijld in een taal die hij verstaat in bijzonderheden op de hoogte moet worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. In de context van dit wetsvoorstel fungeert de toezending van het rapport als het equivalent van de «beschuldiging». Daarom is bepaald dat de inhoud van het rapport zonodig en desgevraagd aan betrokkene wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal. Deze verplichting is echter in beginsel beperkt tot het geval dat de boete kan worden opgelegd aan een natuurlijk persoon. Wanneer de boete wordt opgelegd aan een onderneming heeft de bepaling slechts betekenis, indien geen van de personen die voor de onderneming optreden het Nederlands machtig is.
De toelichting op artikel 11f luidde:
Doordat uitdrukkelijk is vastgelegd dat de oplegging van de sanctie bij beschikking geschiedt, wordt buiten twijfel gesteld dat de regels van de Algemene wet bestuursrecht ter zake van de beschikking van toepassing zijn. Uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 3:45) volgt onder meer de verplichting te vermelden dat tegen de beschikking binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tenslotte is ook hier zekerheidshalve rekening gehouden met de mogelijkheid dat de beschikking zich richt tot een persoon die het Nederlands onvoldoende beheerst.
De toelichting op artikel 11g luidde:
De beschikking zal niet ten uitvoer worden gelegd dan nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken dan wel op een ingediend bezwaarschrift is beslist. Iemand zal dus niet gehouden zijn de hem opgelegde boete te betalen dan nadat hij uitdrukkelijk in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren met betrekking tot de jegens hem gedane beschuldiging en daarop door een andere administratie dan die welke de beschikking heeft getroffen, is beslist.
Alhoewel een beschikking ook na een dergelijke beslissing niet onherroepelijk is geworden – beroep op de administratieve rechter staat dan nog open – zal na beslissing op het bezwaarschrift, de plicht tot betaling bestaan, tenzij natuurlijk op bezwaarschrift wordt beslist tot intrekking van de gedane beschikking. Gegeven de hoogte der in het geding zijnde boeten en de behoefte aan een voorspoedige afdoening der overtredingen, is niet gekozen voor een schorsende werking van het eventueel ingestelde beroep. Met een dergelijke maatregel zou het doel van de bestuurlijke boete in de Tabakswet, voorbij worden geschoten. Schorsende werking van het bezwaarschrift komt naar de mening van de regering zowel voldoende tegemoet aan de uit artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens voortvloeiende beginselen als aan de behoefte van het bestuur te beschikken over een handhavingsinstrumentarium waarmee voldoende flexibel kan worden gereageerd op overtredingen. Dit standpunt komt ook overeen met dat van de Commissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten.
De toelichting op artikel 11h luidde:
Dit artikel bepaalt dat de bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan. Omwille van de rechtszekerheid behoort de periode waarover de bevoegdheid tot oplegging van een boete bestaat, duidelijk te worden begrensd. In het tweede lid is vastgelegd, dat de termijn van drie jaar betrekking heeft op het tijdvak tussen de overtreding en de boetebeschikking van Onze Minister. De duur die nodig is voor de afwikkeling van een eventuele bezwaarschrift-of beroepsprocedure en voor de tenuitvoerlegging van de boetebeschikking ligt niet in deze periode besloten.
De toelichting op artikel 11i ontbrak.
Het toegevoegde tweede lid van artikel 11j is van een toelichting voorzien.
De voorlaatste volzin van de tweede alinea luidde:
Zo is al in de Tabaksnota uit mei 1996 aangekondigd dat het volgende kabinet een nieuwe nota met verdere beleidsvoornemens zal uitbrengen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26472-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.