26 471
Wijziging van de wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

10 april 1999

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (kamerstukken I 1997/98, 25 334, nr. 324) enkele verbeteringen op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (kamerstukken I 1997/98, 25 334, nr. 324) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onder A, vervalt in onderdeel 3 het achtste lid.

B

In artikel I, onder H, wordt artikel 13c gewijzigd als volgt.

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Besluiten tot vaststelling van criteria, bedoeld in het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister, gedeputeerde staten gehoord. Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring of van een besluit tot verdaging van de beslissing omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Artikel 13b, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het derde lid van dat artikel de ter plaatse bevoegde inspecteur van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de Woningwet, wordt vervangen door gedeputeerde staten.

C

In artikel II, onder B, wordt aan artikel 4a, zesde lid, tweede volzin – onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van die volzin – een zinsnede toegevoegd, luidende: behoudens in het geval de herziening van het streekplan alleen betrekking heeft op de vaststelling of wijziging van een bebouwingscontour als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, of zevende lid, van de Huisvestingswet.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (kamerstukken II 1996/97, 25 311, nrs. 1 en 2), na tot wet te zijn verheven, eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (kamerstukken I 1997/98, 25 334, nr. 324), nadat dit tot wet is verheven, wordt aan artikel IV van laatstgenoemde wet een lid toegevoegd, luidende:

3. In het in het tweede lid bedoelde geval wordt aan artikel 4a, zesde lid, tweede volzin, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening – onder vervanging van de punt door een komma aan het slot van die volzin – een zinsnede toegevoegd, luidende: behoudens in het geval de herziening van het streekplan alleen betrekking heeft op de vaststelling of wijziging van een bebouwingscontour als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, of zevende lid, van de Huisvestingswet.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (kamerstukken I 1997/98, 25 334, nr. 324) na tot wet te zijn verheven, eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 17 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (kamerstukken II 1996/97, 25 331, nr. 1 en 2), nadat dit tot wet is verheven, wordt aan het slot van artikel 4a, zesde lid, tweede volzin, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening onder vervanging van de punt door een komma een zinsnede toegevoegd, luidende: behoudens in het geval de herziening van het streekplan alleen betrekking heeft op de vaststelling of wijziging van een bebouwingscontour als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, of zevende lid, van de Huisvestingswet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop het in artikel I, aanhef, bedoelde voorstel van wet, na tot wet te zijn verheven, in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven