nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het tweede lid van artikel 177 tot het derde lid,
wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een feit als in het eerste
lid, onder 1°, omschreven, begaat jegens een persoon in het vooruitzicht
van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is
gevolgd.
b. Onderdeel E wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het tweede lid van artikel 177a tot het derde lid,
wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een feit als in het eerste
lid, onder 1°, omschreven, begaat jegens een persoon in het vooruitzicht
van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling van ambtenaar is
gevolgd.
c. Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van de artikelen 362 en 363 wordt het cijfer «1»
geplaatst.
2. Aan artikel 362 wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt als
volgt:
2. Met dezelfde straf wordt gestraft, hij die in het vooruitzicht van
een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd,
een feit begaat als in het eerste lid, onder 1° en 3°, omschreven.
3. Aan artikel 363 wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt als
volgt:
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die in het vooruitzicht van een
aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd,
een feit begaat als in het eerste lid, onder 1° en 3°, omschreven.
Toelichting
Voor de achtergrond van deze nota van wijziging wordt verwezen naar hetgeen
in de twee laatste alinea's van paragraaf 1.2.4 van de nota naar aanleiding
van het verslag bij onderhavig wetsvoorstel is opgemerkt. De voorgestelde
wijzigingen strekken ertoe onder de werking van de artikelen 177, 177a, 362
en 363 Sr te brengen de gevallen waarin toekomstige ambtenaren worden benaderd
met giften, beloften of diensten c.q. deze aannemen. Anders dan bij strafbaarstellingen
van de artikelen 177, eerste lid, 177a, eerste lid en 362, eerste lid, en
363, eerste lid, ontstaat de strafbaarheid pas op het moment waarop de betrokkene
daadwerkelijk wordt aangesteld in de ambtelijke functie met het oog op de
bediening waarvan de gift is gedaan dan wel waarvan de ontvangende betrokkene
weet of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zij gedaan is teneinde in
die bediening een bepaalde ambtshandeling te laten verrichten. In tegenstelling
tot voornoemde strafbepalingen, binnen het bereik waarvan overigens ook valt
de situatie waarin een ambtenaar giften aanneemt in verband met handelingen,
te verrichten in een nieuwe ambtelijke functie, is dit tijdstip van belang
omdat het aanbieden of het aannemen van de giften in het kader van de in deze
nota van wijziging voorgestelde bepalingen ook kan plaatsvinden aan, respectievelijk
door een persoon in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar. Met
het begrip «in het vooruitzicht van» wordt geduid op omstandigheden
die erop wijzen dat betrokkene daadwerkelijk zal worden aangesteld als ambtenaar.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals