26 467
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een bijzondere regeling voor beleggingsgoud

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 27 mei 1999

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Algemeen

Op 9 april jl. is het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een bijzondere regeling van beleggingsgoud bij de Kamer ingediend. Naar aanleiding van dit wetsvoorstel hebben de leden van de PvdA-fractie een aantal opmerkingen en vragen.

Zo is uit het voorliggende voorstel niet te achterhalen in welke mate de speculatieve markt en in welke mate de niet-speculatieve markt betrokken is bij de handel in beleggingsgoud. Voor de beoordeling van de effecten van de voorgestelde wetswijziging achten de leden van de PvdA-fractie het van belang te weten hoe de verhouding tussen de speculatieve markt en de niet-speculatieve markt is.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel in verband met de invoering van een bijzondere regeling voor beleggingsgoud. Het verheugt hen dat dit wetsvoorstel de Tweede Kamer tijdig heeft bereikt, zodat de door de Europese Raad gestelde uiterlijke datum van omzetting van de Richtlijn, te weten 1 januari 2000, gerealiseerd kan worden.

Dit wetsvoorstel, zo merken de leden van de VVD-fractie op, is een stap op weg naar een binnen de Europese Unie geldende uniforme regeling van de BTW-heffing op beleggingsgoud.

Ook de leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn overtuigd van de noodzaak van harmonisatie van de heffing van BTW op beleggingen in goud, doch hebben wel de volgende algemene bedenking. Beleggen kan men in financiële activa, waarvoor geen BTW regime geldt en in goederen, waarvoor in het algemeen wel een BTW regime geldt. Dit laatste betreft dus ook het beleggingsgoud.

Waarom is de BTW vrijstellingenwet van toepassing op goud, maar niet op andere goederencontracten, waaronder grondstoffen? Is hier sprake van een gunstiger behandeling van goud ten opzichte van andere beleggingen in fysieke goederen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering met betrekking tot de beperkingen in artikel 28 meedelen of er gevolgen kunnen optreden in de heffing van BTW op overeenkomstige contracten voor andere goederen dan goud (bijvoorbeeld in grondstoffen)?

Inleiding

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt (blz. 2, punt 1.1) dat met dit wetsvoorstel de handel in goud kan worden bevorderd. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten op welke termijn en bij welk percentage groei sprake is van een opleving van handel in beleggingsgoud.

Op blz. 3 van de memorie van toelichting is een passage gewijd aan de behandeling van dit dossier in het Europees Parlement. Voor de leden van de PvdA-fractie is het van belang te weten of de Europese Raad vóór 31 december 1992 het voorstel heeft aangenomen. Zij achten dit van belang omdat indien de Europese Raad het voorstel na 31 december 1992 heeft aangenomen, dit mogelijk betekent dat de lidstaten nu zelf kunnen bepalen hoe zij goud voor de toepassing van BTW wensen te behandelen.

Ratio en inhoud van de bijzondere regeling voor beleggingsgoud

Voor de beoordeling van de gewenste effecten van het wetsvoorstel wensen de leden van de PvdA-fractie kennis te nemen van de argumenten op basis waarvan kan worden onderbouwd dat het wetsvoorstel leidt tot een opleving van de handel in beleggingsgoud (blz. 7, punt 1.4) . Daarbij komt de vraag naar voren hoe reëel het is te veronderstellen dat in Nederland door deze maatregel zich een met de goudmarkt in Londen te vergelijken goudmarkt ontwikkelt.

De leden van de VVD-fractie constateren dat er in dit wetsvoorstel onder andere een optierecht en aftrekrecht worden geïntroduceerd. Met betrekking tot het aftrekrecht merken zij het volgende op. Op basis van dit wetsvoorstel wordt er tevens een aftrekrecht geïntroduceerd ter zake van door ondernemers met BTW verkregen niet-beleggingsgoud dat vervolgens, na omzetting in beleggingsgoud, vrijgesteld als beleggingsgoud wordt doorgeleverd. Dit aftrekrecht geldt tevens voor de diensten die wijziging van vorm of zuiverheid van beleggingsgoud betreffen. Deze leden vragen aan de regering hoever de reikwijdte van het begrip diensten in dit verband is.

De leden van de VVD-fractie maken uit de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel op dat ondernemers een boekhouding dienen te voeren van alle belangrijke handelingen. Blijkens de memorie van toelichting zijn dit handelingen met een waarde van meer dan f 25 000,–. Uit Verklaring 256/98 bij Richtlijn 98/90/EG van de Raad, blijkt dat onder belangrijke handelingen wordt verstaan die handelingen die een waarde van 15 000 ECU of meer betreffen. Waarom heeft de regering deze bepaling niet letterlijk overgenomen? Kan de regering meedelen, zo willen de leden van de VVD-fractie weten, hoe de andere Lidstaten het begrip belangrijke handelingen omschrijven, met andere woorden welke bedragen worden door de andere Lidstaten gehanteerd?

Met betrekking tot de bijzondere verplichtingen voor handelaren in beleggingsgoud (blz. 8, punt a) hebben de leden van de PvdA-fractie twijfels. Zo vragen zij zich af waarom handelaren pas verplicht worden een boekhouding te voeren bij handelingen met een waarde van meer dan f 25 000,–. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering daarbij of de voorgestelde maatregelen om fraude tegen te gaan voldoende zijn.

Hoe kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat een handeling met een waarde van f 100 000,– wordt gesplitst in vier handelingen van f 25 000,–? Een boekhouding is dan immers niet verplicht. Hoe kan voorts worden voorkomen dat gouden munten met een waarde van minder dan f 25 000,– als beleggingsgoud worden ingevoerd, worden omgevormd tot een sierraad en worden verkocht zonder BTW?

Ook de leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom de bijzondere verplichtingen van handelaren in beleggingsgoud slechts gelden voor transacties boven de f 25 000. Het is immers denkbaar dat een grotere transactie wordt gesplitst in meerdere deeltransacties van onder de f 25 000 om zo de BTW- heffing te ontlopen. Welke administratieve maatregelen dienen er te worden genomen teneinde deze vluchtroute onmogelijk te maken?

Voorts, zo hebben de leden van de VVD-fractie op basis van de memorie van toelichting kunnen vaststellen, wordt in dit wetsvoorstel een bijzondere waarderingsregel geïntroduceerd. Deze bijzondere waarderingsregel zal naar alle waarschijnlijkheid een aanvullende maatstaf van heffing creëren.

Wat is de grondslag van de conclusie van de regering, zo vragen deze leden zich af, dat de bijzondere waarderingsregel een prohibitief karakter heeft en dat de voordelige omweg niet meer zal worden bewandeld. In dit verband willen de leden van de VVD-fractie van de regering weten of de machtiging die krachtens artikel 27 van de Zesde Richtlijn vereist is, reeds is aangevraagd.

Kan de regering ook inzicht verschaffen in de bijzondere waarderingsregel, die er toe moet bijdragen te vermijden dat beleggingsgoud zonder BTW heffing voor andere doeleinden wordt gebruikt, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Onbekend, maar voor de leden van de leden van de PvdA-fractie wel van belang, is het antwoord op de vraag wat nu moet worden verstaan onder de hoogte van de belastingderving die in de memorie van toelichting (blz. 9, punt 1.5) wordt geschat op «enkele miljoenen guldens».

En, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, wanneer is er sprake van voordeel in relatie met de geraamde belastingderving?

In de memorie van toelichting (blz. 9, punt 1.5) wordt voorts gesteld dat in beginsel particulieren en andere niet-aftrekgerechtigden profiteren van de voorgestelde wijziging. Daarbij wordt echter niet ingegaan op wat het maatschappelijke belang is van het bevorderen van een beperkte groep particulieren.

Met betrekking tot de budgettaire en personele aspecten concluderen de leden van de VVD-fractie aan de hand van de memorie van toelichting dat de invoering van dit wetsvoorstel zou leiden tot een budgettair nadeel van enkele miljoenen guldens. De gegevens op basis waarvan de regering dit concludeert zijn echter onvoldoende gedetailleerd. Op welke termijn kunnen gedetailleerde statistische gegevens beschikbaar zijn teneinde de gevolgen van de invoering van dit wetsvoorstel exact vast te kunnen stellen?

De uitvoeringskosten voor de Belastingdienst, zo constateren de leden van de VVD-fractie, bedragen f 325 000,–. Graag zouden zij van de regering willen horen hoe dit bedrag is opgebouwd.

Tot slot, de leden van de VVD-fractie hebben reeds opgemerkt dat de uiterlijke datum van omzetting van de Richtlijn in nationale wetgeving 1 januari 2000 is, vragen zij of door andere lidstaten eerder tot omzetting in nationale wetgeving zal worden overgegaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen tot besluit wat de voorwaarden zijn om op termijn de effectiviteit van de regeling te kunnen onderzoeken.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA) en Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Van der Knaap (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), Van Dok-Van Weele (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA) en Timmermans (PvdA).

Naar boven