nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State)Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet overgang
belastingheffing in euro's dient een voorstel van wet tot goedkeuring van
een regeling krachtens het eerste lid van dat artikel, i.c. de Regeling ophoging
depositorente1, uiterlijk binnen drie maanden
na het tijdstip waarop die regeling in werking is getreden, te worden gezonden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Dit wetsvoorstel strekt ertoe aan
deze verplichting te voldoen.
De Regeling ophoging depositorente geeft uitvoering aan artikel 17, eerste
en derde lid, van de Wet overgang belastingheffing in euro's. Artikel 1, eerste
lid, van die regeling bepaalt dat, in afwijking in zoverre van artikel 17,
tweede lid, van de Wet overgang belastingheffing in euro's, voor de toepassing
van de regeling van de heffings- en invorderingsrente in de periode van 1
april 1999 tot en met 31 december 2001 de depositorente van de Europese Centrale
Bank (ECB) wordt vermeerderd met 1,25 procentpunt. Artikel 1, tweede lid,
van die regeling bepaalt dat, in afwijking in zoverre van artikel 17, derde
en vierde lid, van de Wet overgang belastingheffing in euro's, voor de toepassing
van de regeling voor de vergoeding van rente in geval van zekerheidstelling
in contant geld in de sfeer van de accijnzen en de belasting van personenauto's
en motorrijwielen in de periode van 1 februari 1999 tot en met 31 december
2001 de depositorente van de ECB wordt vermeerderd met 0,75 procentpunt. De
regeling is wat betreft de afwijkingen van artikel 17 van de Wet overgang
belastingheffing in euro's gebaseerd op artikel 18, eerste lid, van die wet.
De regeling en de toelichting daarbij zijn als bijlagen bij deze memorie van
toelichting gevoegd.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend