26 461
Wijziging van de Politiewet 1993 en de Wet politieregisters in verband met de overdracht van het beheer van het Korps landelijke politiediensten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID SCHELTEMA-DE NIE

Ontvangen 2 november 1999

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, aanhef, wordt de zinsnede «worden nieuwe artikelen 38a tot en met 38d ingevoegd» vervangen door: worden de nieuwe artikelen 38a tot en met 38c ingevoegd.

II

In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 38c vervangen door:

Artikel 38c

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks, na overleg met het hoofd van het landelijk parket, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en gehoord de Raad voor het Korps landelijke politiediensten het beleidsplan voor het Korps landelijke politiediensten vast. In het beleidsplan wordt in ieder geval aangegeven met welke personele en financiële middelen wordt beoogd het plan en zijn onderdelen te verwezenlijken.

III

In artikel I, onderdeel C, vervalt artikel 38d.

IV

In artikel I, onderdeel D, wordt na de aanhef een nieuw punt 1 ingevoegd, luidende:

1. In het tweede lid vervalt «, het beleidsplan».

V

In artikel I, onderdeel F, wordt na de aanhef een nieuw punt 1 ingevoegd, luidende:

1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt «, het beleidsplan».

VI

Artikel I, onderdeel F, punt 2, wordt vervangen door:

2. Het advies van het Korps landelijke politiediensten wordt bij het beleidsplan gevoegd.

VII

Artikel IV vervalt.

Toelichting

Het is gewenst dat duidelijk wordt vastgelegd dat de eindverantwoordelijkheid voor het beleidsplan van het Korps landelijke politiediensten ligt bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie. Binnen dit stramien blijven de vanzelfsprekende gebruikelijke gezagstoedelingen bestaan. Dat betekent dat de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bij de voorbereiding de betrokken gezagsdragers, de hoofdofficier van het landelijk parket en de gemandateerde korpsbeheerder zullen inschakelen. Vanwege de eigenstandige gezagsverantwoordelijkheid van het hoofd van het landelijk parket wordt overleg met hem wettelijk vastgelegd.

De Raad voor het Korps landelijke politiediensten moet worden gehoord. Zonder een uitdrukkelijke bepaling zou hiervan geen sprake hoeven zijn. Het is realistischer om van een adviserende rol te spreken dan van een vaststellende. Dat benadert de werkelijkheid beter.

De gekozen constructie heeft het voordeel van de helderheid en de overzichtelijkheid. Niet meer behoeft te worden gewerkt met de ingewikkelde oorspronkelijk in het wetsvoorstel vastgelegde constructie waarin de minister van Binnenlandse Zaken een ontwerp-beleidsplan moet vaststellen in samenspraak met het hoofd van het landelijk parket en als dat niet lukt te biecht moet gaan bij de Minister van Justitie. Waarna vervolgens een Raad voor het Korps landelijke diensten het beleidsplan vaststelt; en in die Raad ook weer de genoemde hoofdofficier mee besluit. En vervolgens ook weer instemming van beide politieministers noodzakelijk is.

Scheltema-de Nie

Naar boven