nr. 73
ACHTSTE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de modellen van nationale vervoerbewijzen, de daaraan te stellen
eisen, de daarbij behorende tarieven en vervoersvoorwaarden, alsmede het gebied
waarbinnen deze geldig zijn.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt na het eerste
lid een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de invoering van electronische vervoerbewijzen.
B
Artikel 98, derde lid, wordt vervangen door:
3. Onze Minister kan onderzoek doen naar de ontwikkeling van de concurrentieverhoudingen
op de Nederlandse markt voor openbaar vervoer.
4. De concessieverleners en de concessiehouders verstrekken ten behoeve
van de verslagen, bedoeld in het eerste en tweede lid, of het onderzoek, bedoeld
in het derde lid, desgevraagd de informatie die Onze Minister nodig acht.
C
Onder vernummering van artikel 98a tot 98b wordt na artikel 98 een artikel
98a ingevoegd, luidende:
Artikel 98a
1. Tot het moment van inwerkingtreding van de artikelen 15 tot en met
18 en 46 tot en met 54 wordt van deelname aan aanbesteding van een concessie
uitgesloten:
a. een gemeentelijk vervoerbedrijf als bedoeld in artikel 58, voor zolang
het openbaar vervoer dat op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet door
het vervoerbedrijf werd verricht, niet of niet in voldoende mate is aanbesteed:
b. een vervoerder die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese
Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte, voorzover de wederkerigheid van de toegang tot
de desbetreffende markt voor personenvervoer voor vervoerders die in Nederland
zijn gevestigd niet gewaarborgd is;
c. een vervoerder die is gevestigd in een andere staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover dit voortvloeit uit
een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie
dan wel uit een door of vanwege de regering gemaakte internationale afspraak.
2. Het openbaar vervoer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is in
voldoende mate aanbesteed indien de omvang van dat aanbestede gedeelte tenminste
anderhalf maal de omvang bedraagt van de concessie als bedoeld in de aanhef
van het eerste lid.
3. Met aanbesteding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het
tweede lid, wordt gelijkgesteld een kennisgeving tot de opdracht van aanbesteding
van een concessie is gepubliceerd mits de in de kennisgeving vermelde ingangsdatum
van de concessie is gelegen binnen een redelijke termijn na de datum van die
kennisgeving.
D
Artikel 100 vervalt.
E
In artikel 126 wordt het tweede lid vernummerd tot vierde lid en worden
na het eerste lid een tweede en derde lid ingevoegd, luidende:
2. De artikelen 15 tot en met 18 en 46 tot en met 54 treden niet eerder
in werking dan met ingang van 1 januari 2002.
3. Indien naar het oordeel van Onze Minister redenen aanwezig zijn voor
de inwerkingtreding van de artikelen 15 tot en met 18 en 46 tot en met 54,
mede gelet op de naar zijn oordeel uit het in artikel 98, derde lid, bedoelde
onderzoek gebleken ontwikkelingen ter zake van de concurrentieverhoudingen
op de Nederlandse markt voor openbaar vervoer en het met een of beide kamers
der Staten-Generaal ter zake gevoerd overleg, wordt een ontwerp van een koninklijk
besluit tot inwerkingtreding van die artikelen zo spoedig mogelijk aan beide
kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Toelichting
Onderdeel A
Onderdeel A strekt ertoe in artikel 27 tot uiting te laten komen dat er
regels worden gesteld over de invoering van de chipkaart. Het eerste lid geeft
de grondslag om aan vervoerbewijzen functionele en technische eisen te stellen.
Onderdelen B tot en met E
Deze onderdelen hebben tot doel de reiziger steeds te laten profiteren
van het meest aantrekkelijke vervoersaanbod. Eveneens trekken zij ertoe om
in Nederland opererende vervoerders niet en een nadelige positie te brengen
dan buitenlandse vervoerders. Het marktaandeel van de in aanmerking komende
vervoerder is van belang vanwege de uitgesproken wens van periodieke betwisting
van de concessies op van basis van een gelijke uitgangspositie. Om die reden
kan door Onze Minister onderzoek worden gedaan ter zake van de relevante ontwikkelingen
voor wat betreft de onderlinge concurrentieverhoudingen op de Nederlandse
markt van openbaar vervoer. Ingeval er een te dominante positie ontstaat bij
een van de vervoerders, dot uitdrukking komend in onvoldoende aanbiedingen
bij aanbestedingen, kan door inwerkingtreding van genoemde artikelen de concurrentieverhoudingen
worden hersteld. De inwerkingtreding kan niet eerder geschieden dan met ingang
van 1 januari 2002, maar kan derhalve wel op een latere datum plaatsvinden.
Op grond van artikel 98a worden gemeentelijke vervoerbedrijven en niet in
Nederland gevestigde ondernemingen van aanbesteding uitgezonderd.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos