26 456
Nieuwe regels omtrent het openbaar vervoer, besloten busvervoer en taxivervoer (Wet personenvervoer 2000)

nr. 73
ACHTSTE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 april 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de modellen van nationale vervoerbewijzen, de daaraan te stellen eisen, de daarbij behorende tarieven en vervoersvoorwaarden, alsmede het gebied waarbinnen deze geldig zijn.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt na het eerste lid een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de invoering van electronische vervoerbewijzen.

B

Artikel 98, derde lid, wordt vervangen door:

3. Onze Minister kan onderzoek doen naar de ontwikkeling van de concurrentieverhoudingen op de Nederlandse markt voor openbaar vervoer.

4. De concessieverleners en de concessiehouders verstrekken ten behoeve van de verslagen, bedoeld in het eerste en tweede lid, of het onderzoek, bedoeld in het derde lid, desgevraagd de informatie die Onze Minister nodig acht.

C

Onder vernummering van artikel 98a tot 98b wordt na artikel 98 een artikel 98a ingevoegd, luidende:

Artikel 98a

1. Tot het moment van inwerkingtreding van de artikelen 15 tot en met 18 en 46 tot en met 54 wordt van deelname aan aanbesteding van een concessie uitgesloten:

a. een gemeentelijk vervoerbedrijf als bedoeld in artikel 58, voor zolang het openbaar vervoer dat op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet door het vervoerbedrijf werd verricht, niet of niet in voldoende mate is aanbesteed:

b. een vervoerder die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voorzover de wederkerigheid van de toegang tot de desbetreffende markt voor personenvervoer voor vervoerders die in Nederland zijn gevestigd niet gewaarborgd is;

c. een vervoerder die is gevestigd in een andere staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover dit voortvloeit uit een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie dan wel uit een door of vanwege de regering gemaakte internationale afspraak.

2. Het openbaar vervoer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is in voldoende mate aanbesteed indien de omvang van dat aanbestede gedeelte tenminste anderhalf maal de omvang bedraagt van de concessie als bedoeld in de aanhef van het eerste lid.

3. Met aanbesteding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, wordt gelijkgesteld een kennisgeving tot de opdracht van aanbesteding van een concessie is gepubliceerd mits de in de kennisgeving vermelde ingangsdatum van de concessie is gelegen binnen een redelijke termijn na de datum van die kennisgeving.

D

Artikel 100 vervalt.

E

In artikel 126 wordt het tweede lid vernummerd tot vierde lid en worden na het eerste lid een tweede en derde lid ingevoegd, luidende:

2. De artikelen 15 tot en met 18 en 46 tot en met 54 treden niet eerder in werking dan met ingang van 1 januari 2002.

3. Indien naar het oordeel van Onze Minister redenen aanwezig zijn voor de inwerkingtreding van de artikelen 15 tot en met 18 en 46 tot en met 54, mede gelet op de naar zijn oordeel uit het in artikel 98, derde lid, bedoelde onderzoek gebleken ontwikkelingen ter zake van de concurrentieverhoudingen op de Nederlandse markt voor openbaar vervoer en het met een of beide kamers der Staten-Generaal ter zake gevoerd overleg, wordt een ontwerp van een koninklijk besluit tot inwerkingtreding van die artikelen zo spoedig mogelijk aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Toelichting

Onderdeel A

Onderdeel A strekt ertoe in artikel 27 tot uiting te laten komen dat er regels worden gesteld over de invoering van de chipkaart. Het eerste lid geeft de grondslag om aan vervoerbewijzen functionele en technische eisen te stellen.

Onderdelen B tot en met E

Deze onderdelen hebben tot doel de reiziger steeds te laten profiteren van het meest aantrekkelijke vervoersaanbod. Eveneens trekken zij ertoe om in Nederland opererende vervoerders niet en een nadelige positie te brengen dan buitenlandse vervoerders. Het marktaandeel van de in aanmerking komende vervoerder is van belang vanwege de uitgesproken wens van periodieke betwisting van de concessies op van basis van een gelijke uitgangspositie. Om die reden kan door Onze Minister onderzoek worden gedaan ter zake van de relevante ontwikkelingen voor wat betreft de onderlinge concurrentieverhoudingen op de Nederlandse markt van openbaar vervoer. Ingeval er een te dominante positie ontstaat bij een van de vervoerders, dot uitdrukking komend in onvoldoende aanbiedingen bij aanbestedingen, kan door inwerkingtreding van genoemde artikelen de concurrentieverhoudingen worden hersteld. De inwerkingtreding kan niet eerder geschieden dan met ingang van 1 januari 2002, maar kan derhalve wel op een latere datum plaatsvinden. Op grond van artikel 98a worden gemeentelijke vervoerbedrijven en niet in Nederland gevestigde ondernemingen van aanbesteding uitgezonderd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven