26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

32 716 Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)

R1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 april 2025

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de noodzaak tot hervorming van het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid en de uitwerking van het rapport van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 26 maart 2025.

  • De antwoordbrief van 23 april 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 26 maart 2025

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 28 januari 2025, waarmee u de Kamer informeert over de noodzaak tot hervorming van het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid en de uitwerking van het rapport van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS).3 Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de fracties van de BBB en GroenLinks-PvdA nog een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de ChristenUnie sluiten zich bij de vragen van GroenLinks-PvdA aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB

Hoewel er momenteel geen wetsvoorstel voorligt en er vóór de zomer van dit jaar een concreet pakket met maatregelen en een planning voor de benodigde wetgeving wordt gepresenteerd, stellen de leden van de BBB-fractie u op dit moment de volgende vragen. Deze leden suggereren de vragen en bijbehorende antwoorden, voor zover dat nog niet het geval is, mee te nemen in het verdere traject.

Rechtmatigheid

  • 1. Toetsing aan internationale verdragen: in hoeverre is bij de voorgestelde maatregelen een grondige juridische toets uitgevoerd op mogelijke strijdigheid met internationale sociale zekerheidsverdragen, zoals ILO-verdrag 1214 en het Europees Sociaal Handvest?5

  • 2. Grondrechten en gelijke behandeling: zijn er risico’s dat de afschaffing of wijziging van bepaalde uitkeringsregimes leidt tot ongelijke behandeling tussen groepen werkenden, zoals flexwerkers versus vaste krachten of werknemers versus zelfstandigen? Hoe wordt dit juridisch geborgd?

  • 3. Effecten op sociale minima: in hoeverre leiden de voorgenomen wijzigingen, zoals drempelverlaging of afschaffing van bepaalde WIA-regelingen, tot structurele verschuivingen richting bijstandsregelingen? Hoe wordt voorkomen dat dit onbedoelde inkomenseffecten heeft voor kwetsbare groepen?

Uitvoerbaarheid

  • 4. Impact op handhavingscapaciteit UWV: de voorgestelde vereenvoudiging van het stelsel heeft als doel de werkdruk bij UWV te verlagen, maar welke concrete inschattingen zijn er gemaakt over de benodigde capaciteit op de middellange termijn? Kan UWV de voorgestelde veranderingen daadwerkelijk verwerken zonder dat er nieuwe knelpunten ontstaan?

  • 5. Gegevensuitwisseling en automatisering: in hoeverre is onderzocht of en hoe de digitalisering van sociaal-medische beoordelingen en inkomensvaststelling verbeterd kan worden om de uitvoering te versnellen en fouten te verminderen? Worden er belemmeringen ervaren door bestaande privacywetgeving?

  • 6. Beperkte empirie bij structurele wijzigingen: gezien de beperkte empirische onderbouwing van sommige scenario's, zoals de harmonisatie van regelingen voor werknemers en zelfstandigen, welke aanvullende evaluatiemomenten of pilotstudies worden voorzien voordat grootschalige implementatie plaatsvindt?

Handhaafbaarheid

  • 7. Effecten op re-integratieverplichtingen: de verschuiving naar een stelsel waarin «werk voorop staat» impliceert een grotere nadruk op re-integratie. Hoe wordt gewaarborgd dat werkgevers deze verplichting nakomen, en hoe wordt omgegaan met werkgevers die zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheid?

  • 8. Fraudebestrijding en rechtmatigheidsrisico’s: de afschaffing van de IVA6 en herziening van de WGA-uitkeringen7 betekent dat meer mensen onder een activerend regime vallen. Hoe wordt voorkomen dat dit leidt tot een toename van onbedoelde bijeffecten, zoals onjuiste of strategische aanvragen?

  • 9. Toetsing op financiële houdbaarheid: de financiële implicaties van de voorgestelde vereenvoudigingen zijn significant. In hoeverre zijn risico’s op budgetoverschrijdingen en structurele lastenverzwaringen voor werkgevers, bijvoorbeeld via premiedruk, voldoende doorgerekend?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen u de volgende vragen.

  • 1. Een van de achterliggende doelstellingen van wetgeving op het vlak van het toekomstige arbeidsongeschiktheidsstelsel is het versterken van de arbeidsparticipatie, daar waar dat mogelijk is. Op welke wijze bent u voornemens de arbeidsparticipatie te versterken bij de nadere uitwerking van variant 1?

  • 2. U geeft naar aanleiding van nader onderzoek aan dat een relevant inzicht is dat mensen met een kwetsbare positie oververtegenwoordigd zijn onder 35-minners. Zij hebben onder andere vaker een lager uurloon, een fysiek zwaar beroep en doen vaker flexibel werk, in vergelijking met personen die een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen. U constateert ook dat 35-minners een sterke ondersteuningsbehoefte hebben, die vergelijkbaar is met personen die wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. Kunt u aangeven wat u verstaat onder «ondersteuningsbehoefte»?

  • 3. Naar aanleiding van de toepassing van de afwegingskaders uit het rapport «Gelijk recht doen; Een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden van de wetgever om discriminatie tegen te gaan»8 vernemen deze leden graag op welke wijze u gelijke toegang tot ondersteuning voor 35-minners wilt realiseren, gezien de oververtegenwoordiging van mensen in een kwetsbare positie binnen deze groep en de constatering dat de ondersteuningsbehoefte van deze groep vergelijkbaar is met die van mensen die volgens de beschreven variant 1 wel een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering zullen ontvangen.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2025

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de fracties van de BBB en GroenLinks-PvdA over «Noodzaak hervorming stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid/uitwerking rapport OCTAS».

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum

Vragen van de leden van de fractie van BBB

Vraag 1

Toetsing aan internationale verdragen: in hoeverre is bij de voorgestelde maatregelen een grondige juridische toets uitgevoerd op mogelijke strijdigheid met internationale sociale zekerheidsverdragen, zoals ILO-verdrag 1219 en het Europees Sociaal Handvest?10

Antwoord 1

In de brief die ik in januari 2025 aan beide Kamers heb verzonden beschrijf ik mijn ambitie om het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid te vereenvoudigen. Ik heb in deze brief nog geen concrete voorstellen gedaan, maar geef wel een denkrichting. Voor de zomer van 2025 stuur ik uw Kamer een brief waarin ik concrete maatregelen presenteer. Deze maatregelen zullen vervolgens worden uitgewerkt in een wetsvoorstel. Op dit moment bespreek ik een mogelijk pakket met sociale partners en andere belanghebbenden. Zodra er besluiten zijn genomen over specifieke maatregelen, moeten die verder worden uitgewerkt. Onderdeel van die uitwerking is ook dat we bezien hoe maatregelen zich tot de internationale sociale zekerheidsverdragen verhouden.

Verder voer ik op dit moment een analyse uit naar het arbeidsongeschiktheids-stelsel in relatie tot Verdrag 121 van de ILO. Dit doe ik naar aanleiding van twee moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen.11 Ook moet Nederland in 2025 weer rapporteren over Verdrag 121. Deze analyse en rapportage dragen bij aan de verdere besluitvorming over de maatregelen om het arbeidsongeschiktheids-stelsel aan te passen.

Vraag 2

Grondrechten en gelijke behandeling: zijn er risico's dat de afschaffing of wijziging van bepaalde uitkeringsregimes leidt tot ongelijke behandeling tussen groepen werkenden, zoals flexwerkers versus vaste krachten of werknemers versus zelfstandigen? Hoe wordt dit juridisch geborgd?

Antwoord 2

Het gelijkheidsbeginsel is een van de rechtsbeginselen die bij de uitwerking van de concrete maatregelen wordt meegenomen. Daarvoor moet eerst helder zijn welke keuzes gemaakt worden en wat daarvan de gevolgen voor de verschillende groepen zijn. Vanzelfsprekend is het zo dat vergelijkbare groepen werkenden gelijk moeten worden behandeld. Ik merk daarbij op dat de omstandigheden voor de verschillende groepen werkenden niet altijd vergelijkbaar is. Dit vraagt soms juist om een verschil in aanpak.

Omdat de omstandigheden van groepen werkenden van elkaar kunnen verschillen, kan het zo zijn dat de afschaffing of wijziging van bepaalde uitkeringsregimes voor de ene groep andere gevolgen heeft dan voor de andere groep. Of zelfs helemaal geen gevolgen heeft voor een bepaalde groep. Er is in dat geval geen sprake van ongelijke behandeling, omdat het niet om gelijke gevallen gaat. Een voorbeeld: zelfstandigen onderscheiden zich van werknemers, waardoor er voor zelfstandigen andere keuzes kunnen worden gemaakt dan voor werknemers. Dit is ook terug te zien in het advies van OCTAS, waar andere keuzes worden voorgesteld voor zelfstandigen en werknemers.

Vraag 3

Effecten op sociale minima: in hoeverre leiden de voorgenomen wijzigingen, zoals drempelverlaging of afschaffing van bepaalde WIA-regelingen, tot structurele verschuivingen richting bijstandsregelingen? Hoe wordt voorkomen dat dit onbedoelde inkomenseffecten heeft voor kwetsbare groepen?

Antwoord 3

Op dit moment heb ik nog geen keuzes gemaakt over welke maatregelen ik zal voorstellen. Bij de keuzes die ik ga maken, is de inkomenspositie van mensen een belangrijke factor waar ik rekening mee houd. Andere waarden die ik meeneem zijn de uitvoerbaarheid, uitlegbaarheid en betaalbaarheid van het stelsel. Bij de ramingen houden we rekening met een eventuele verschuiving naar de bijstand.

Ter illustratie kan ik wel schetsen wat de gevolgen zijn van de maatregelen die ik in de brief heb genoemd. Dit zijn maatregelen die ook volgens OCTAS zouden bijdragen aan vereenvoudiging. Hierbij benadruk ik nogmaals dat er nog geen besluiten zijn genomen over deze maatregelen. Uiteraard zal ik wel uitvoering geven aan aangenomen Kamermoties. Zoals de motie van het lid Patijn c.s., waarin de Tweede Kamer de regering oproept om bestaande IVA-uitkeringen niet te verlagen.12

Het afschaffen van de IVA betekent dat UWV niet meer zal beoordelen of mensen die meer dan 80% arbeidsongeschikt zijn, ook duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Onder het huidige stelsel ontvangen mensen die meer dan 80% en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, een uitkering van 75% van hun gemiddelde oude loon (tot aan het maximum dagloon). Voor mensen die in het huidige stelsel volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zouden worden beoordeeld, betekent afschaffing van de IVA dat zij een lagere uitkering krijgen, namelijk 70% van hun gemiddelde oude loon (tot aan het maximum dagloon).13 Alleenstaanden met een IVA-uitkering gebaseerd op het minimum of modaal loon gaan er door de lagere uitkering ruim 4% op achteruit. Als er sprake is van een partner met een inkomen zo hoog als het minimumloon, is er sprake van een achteruitgang van 1,8%. In eerste instantie kunnen mensen een beroep doen op de Toeslagenwet om het inkomen aan te vullen tot het sociaal minimum, als dat nodig is. Voor een deel van de groep zou het kunnen betekenen dat deze mensen in aanmerking komen voor een aanvulling uit de Participatiewet.

Het afschaffen van de vervolguitkering (VVU) binnen de WGA zorgt ervoor dat bepaalde mensen een hogere uitkering zullen krijgen. Het gaat hierbij om mensen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35–80% die minder dan 50% van hun restverdiencapaciteit benutten.

In het huidige systeem is de hoogte van hun uitkering een deel van het minimumloon. Deze mensen zijn in sommige gevallen aangewezen op aanvullende regelingen, zoals de Toeslagenwet.

Het is belangrijk om de inkomenseffecten van het pakket aan maatregelen als geheel te zien. Omdat ik nog geen besluiten heb genomen over maatregelen, kan ik ook niet vooruitlopen op de inkomenseffecten van het totaalpakket aan maatregelen.

Vraag 4

Impact op handhavingscapaciteit UWV: de voorgestelde vereenvoudiging van het stelsel heeft als doel de werkdruk bij UWV te verlagen, maar welke concrete inschattingen zijn er gemaakt over de benodigde capaciteit op de middellange termijn? Kan UWV de voorgestelde veranderingen daadwerkelijk verwerken zonder dat er nieuwe knelpunten ontstaan?

Antwoord 4

Ik heb de verschillende maatregelen uit het OCTAS-rapport uitgewerkt. Hierbij was het effect op de mismatch tussen de vraag en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen een van de belangrijke elementen waar ik naar heb gekeken. Op dit moment is er immers sprake van toenemende achterstanden. De maatregelen die we uiteindelijk nemen moeten daarom tot gevolg hebben dat de druk op UWV afneemt. Ik heb UWV dan ook betrokken om deze inschattingen zo goed mogelijk te maken. Elke individuele maatregel heeft zijn eigen effect op de mismatch.14 Sommige maatregelen zullen de mismatch (en daarmee de werkdruk bij UWV) verlagen, andere maatregelen zullen deze verhogen.

Op dit moment ben ik aan het onderzoeken welke maatregelen ik voor zal stellen om het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsstelsel te verbeteren en te vereenvoudigen. Hierbij kijk ik naar het effect van het gehele pakket aan maatregelen op de mismatch en de werkdruk bij UWV. Mijn doel hierbij is om ervoor te zorgen dat alle maatregelen bij elkaar de werkdruk bij UWV zullen verminderen.

Verder ben ik samen met UWV aan het kijken welke maatregelen we op dit moment al kunnen nemen. Deze maatregelen zijn ervoor bedoeld om de mismatch te verkleinen in de periode totdat de maatregelen naar aanleiding van OCTAS effect gaan hebben. Ik zal de Tweede Kamer daarover voor de zomer informeren.

Vraag 5

Gegevensuitwisseling en automatisering: in hoeverre is onderzocht of en hoe de digitalisering van sociaal-medische beoordelingen en inkomensvaststelling verbeterd kan worden om de uitvoering te versnellen en fouten te verminderen? Worden er belemmeringen ervaren door bestaande privacywetgeving?

Antwoord 5

In de voortgangsbrief over de mismatch sociaal-medisch beoordelen van 23 oktober 202415 kondigde ik aan dat ik samen met UWV werk aan een actieplan om de samenwerking op het gebied van arbeid en gezondheid te versterken tussen de sociaal-medische sector, de arbodiensten en de curatieve zorg.

Hierbij neem ik ook de resultaten mee uit een onderzoek dat EY heeft uitgevoerd naar procesoptimalisatie in de WIA-claimbeoordeling.16 Een belangrijke pijler binnen het actieplan is het verbeteren van de gegevensuitwisseling. Onderdeel hiervan is ook het verkennen van huidige belemmeringen, onder meer door privacywetgeving. Hierbij betrekken we ook de motie van het lid De Kort uit de Tweede Kamer17 die ertoe oproept voorbereidingen te treffen om te zorgen dat de overdracht van relevante gegevens tussen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen fors wordt verbeterd. Ik informeer de Tweede Kamer vóór de zomer van 2025 over de stand van zaken.

Vraag 6

Beperkte empirie bij structurele wijzigingen: gezien de beperkte empirische onderbouwing van sommige scenario's, zoals de harmonisatie van regelingen voor werknemers en zelfstandigen, welke aanvullende evaluatiemomenten of pilotstudies worden voorzien voordat grootschalige implementatie plaatsvindt?

Antwoord 6

In mijn Kamerbrief van 28 januari jl. heb ik nog geen besluiten genomen. Ik geef aan dat mijn focus voor deze kabinetsperiode ligt bij het vereenvoudigen en verbeteren van de bestaande wet- en regelgeving en ik schets een aantal maatregelen die aan vereenvoudiging zouden bijdragen. Daarnaast geef ik aan dat OCTAS in haar varianten een aantal inspirerende ideeën deelt die het waard zijn om voor de lange termijn verder te verkennen. De verdere harmonisatie van regelingen voor werknemers en zelfstandigen is daar een voorbeeld van. Onderdeel van de verdere verkenning van dit idee, is het versterken van de empirische onderbouwing waar mogelijk. Dit geldt ook voor het idee van een stelsel dat aanvankelijk meer gericht is op re-integratie en minder op de (medische) beoordeling. Het idee van pilotstudies nemen we daar nadrukkelijk ook in mee.

Vraag 7

Effecten op re-integratieverplichtingen: de verschuiving naar een stelsel waarin «werk voorop staat» impliceert een grotere nadruk op re-integratie. Hoe wordt gewaarborgd dat werkgevers deze verplichting nakomen, en hoe wordt omgegaan met werkgevers die zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheid?

Antwoord 7

Zoals ik in mijn brief heb aangegeven richt ik mij voor de korte termijn op veranderingen die het huidige stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid verbeteren en vereenvoudigen. Voor de langere termijn ben ik van plan om onder andere te onderzoeken hoe een stelsel waarbij werk voorop staat eruit zou kunnen zien. Ik heb daar nog geen stappen in gezet. Ik kan u daarom nog geen antwoord geven op uw vraag.

De keuze voor de inrichting van een dergelijk stelsel bepaalt de verantwoordelijkheid van werkgevers om mensen te ondersteunen bij werkhervatting en de mate waarin werkgevers zich kunnen onttrekken aan deze verantwoordelijkheid.

Het voorstel van OCTAS voor variant 2 «Werk staat voorop» gaat er vanuit dat de huidige wachttijd, inclusief de verplichtingen voor werkgever en werknemer, blijven bestaan.

Re-integratie is de verantwoordelijkheid van de werkgever en diens werknemer. Werkgevers (en werknemers) hebben tijdens de periode van loondoorbetaling bij ziekte de verplichting om zich in te zetten om werkhervatting mogelijk te maken. Deze re-integratie-inspanningen worden door de werkgever opgenomen in het re-integratieverslag en bij een WIA-aanvraag door UWV getoetst. Bij onvoldoende inzet op re-integratie kan de loondoorbetalingsperiode met maximaal 52 weken worden verlengd. Hierin zit een waarborg dat werkgevers voldoende inzetten op re-integratie tijdens de periode van loondoorbetaling bij ziekte; dit geldt ook voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de Ziektewet.

Vraag 8

Fraudebestrijding en rechtmatigheidsrisico's: de afschaffing van de IVA18 en herziening van de WGA-uitkeringen19 betekent dat meer mensen onder een activerend regime vallen. Hoe wordt voorkomen dat dit leidt tot een toename van onbedoelde bijeffecten, zoals onjuiste of strategische aanvragen?

Antwoord 8

Er is op dit moment nog niet besloten dat de IVA wordt afgeschaft en dat de WGA-uitkering wordt herzien. Ideeën daartoe heb ik geschetst in mijn brief van januari.

Voorop staat dat veruit de meeste werknemers en werkgevers willen dat de uitkomst van een arbeidsongeschiktheids(her)beoordeling zo dicht mogelijk aansluit bij de werkelijkheid. En daarmee dus bij wat de (voormalige) werknemer nog kan.

De huidige vormgeving van de WIA leidt ertoe dat werknemers en werkgevers financieel belang kunnen hebben bij een bepaalde uitkomst van de (her)beoordeling, ook als die niet helemaal aansluit bij de werkelijkheid. Zowel werkgevers als werknemers hebben namelijk een financieel belang bij de toekenning van een IVA-uitkering. Het doel van de voorgenomen vereenvoudiging is om het aantal regimes binnen de WIA terug te brengen. Doordat er minder regimes zijn, is er voor mensen minder aanleiding om door middel van een herbeoordeling in een ander regime te komen. Ik verwacht hierdoor dat er minder strategische aanvragen gedaan zullen worden.

Los van de redenen om een aanvraag voor een (her)beoordeling te doen, blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage de uitkomst van een onafhankelijke beoordeling door UWV.

Vraag 9

Toetsing op financiële houdbaarheid: de financiële implicaties van de voorgestelde vereenvoudigingen zijn significant. In hoeverre zijn risico's op budgetoverschrijdingen en structurele lastenverzwaringen voor werkgevers, bijvoorbeeld via premiedruk, voldoende doorgerekend?

Antwoord 9

Het is nu nog te vroeg om te zeggen wat het effect van het pakket aan maatregelen naar aanleiding van OCTAS precies zal zijn op de lasten voor werkgevers. Dit is afhankelijk van welke maatregelen het pakket zal omvatten. Het kabinet houdt bij de totstandkoming en de verdere uitwerking van het pakket oog voor de lastenontwikkeling van werkgevers.

Voor wat betreft de maatregelen die in de brief van januari zijn genoemd als mogelijke manieren om het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid te vereenvoudigen, geldt dat de budgettaire gevolgen inderdaad significant zijn. De te verwachten effecten per maatregelen zijn terug te vinden in de fiches die als bijlage bij de Kamerbrief van 28 januari jl. zijn meegestuurd.

Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

Vraag 1

Een van de achterliggende doelstellingen van wetgeving op het vlak van het toekomstige arbeidsongeschiktheidsstelsel is het versterken van de arbeidsparticipatie, daar waar dat mogelijk is. Op welke wijze bent u voornemens de arbeidsparticipatie te versterken bij de nadere uitwerking van variant 1?

Antwoord 1

Het versterken van de arbeidsparticipatie is en blijft een belangrijk onderdeel van de sociale zekerheid en daarmee ook van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Veel mensen met een WIA-uitkering kunnen én willen werken naast de uitkering. En veel mensen doen dat gelukkig ook. Werk kan – binnen de mogelijkheden die mensen hebben – veel bijdragen aan herstel en het welzijn in het algemeen. Daarnaast is het zeker met de huidige krappe arbeidsmarkt voor de samenleving belangrijk dat zoveel mogelijk mensen die kunnen werken, dat ook doen.

De huidige WIA is al gericht op het stimuleren van arbeidsdeelname waar dat kan. Bij mogelijke aanpassingen in de WIA wil ik daarom kijken hoe ik dat zoveel mogelijk kan behouden in een eenvoudiger stelsel. En waar mogelijk kan versterken. Dat betekent dat werken naast de uitkering lonend moet blijven en idealiter meer lonend wordt. Daarbij helpt het als mensen naast de uitkering sneller de stap naar werk durven te maken. Een eenvoudiger stelsel draagt daaraan bij: mensen weten beter waar ze aan toe zijn als ze de stap naar werk maken.

Voor werkgevers kijk ik bijvoorbeeld naar mogelijkheden om het voor hen aantrekkelijker te maken om iemand die ziek of arbeidsongeschikt is, in dienst te nemen of te houden.

Vraag 2

U geeft naar aanleiding van nader onderzoek aan dat een relevant inzicht is dat mensen met een kwetsbare positie oververtegenwoordigd zijn onder 35-minners.

Zij hebben onder andere vaker een lager uurloon, een fysiek zwaar beroep en doen vaker flexibel werk, in vergelijking met personen die een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen. U constateert ook dat 35-minners een sterke ondersteuningsbehoefte hebben, die vergelijkbaar is met personen die wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. Kunt u aangeven wat u verstaat onder «ondersteuningsbehoefte»?

Antwoord 2

Regioplan, SEOR en de VU hebben onderzoeken uitgevoerd om beter inzicht te krijgen in de arbeidsmarktpositie en situatie van de groep mensen in de doelgroep 35-min.20

Uit deze onderzoeken blijkt inderdaad dat 35-minners behoefte hebben aan ondersteuning, zowel in de fase voor, tijdens als na de beoordeling. Enerzijds gaat het om re-integratieondersteuning. Bijvoorbeeld meer re-integratieondersteuning aanbieden tijdens de eerste twee ziektejaren dan nu al gebeurt. Of meer (kunnen) inzetten op het inkopen van re-integratietrajecten waar deelnemers erg enthousiast over zijn na hun beoordeling.

Het gaat dus om meer dan alleen hulp bij het zoeken naar werk. Meerdere 35-minners geven aan dat zij veel stress en onzekerheid ervaren of een slechte gezondheid hebben. Hierdoor is het voor hen onrealistisch om op overzichtelijke termijn (weer) betaald werk te verrichten. Zij hebben meer behoefte aan hulp om vat te krijgen op hun situatie. Hierbij gaat het onder andere om omgaan met de slechte gezondheid, bij wie je terecht kunt voor hulp bijvoorbeeld bij financiële zorgen en op welke (inkomensondersteunende) regelingen de 35-minner dan wel recht heeft. Om weer te kunnen re-integreren, is het voor 35-minners dus belangrijk om breder te kijken naar problemen waar zij mee te maken hebben.

Een belangrijke ondersteuningsbehoefte ligt ook in het aanbieden van duidelijke, begrijpelijke en tijdige communicatie over wat hen te wachten staat tijdens hun ziekteperiode.

Vraag 3

Naar aanleiding van de toepassing van de afwegingskaders uit het rapport «Gelijk recht doen; Een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden van de wetgever om discriminatie tegen te gaan»21 vernemen deze leden graag op welke wijze u gelijke toegang tot ondersteuning voor 35-minners wilt realiseren, gezien de oververtegenwoordiging van mensen in een kwetsbare positie binnen deze groep en de constatering dat de ondersteuningsbehoefte van deze groep vergelijkbaar is met die van mensen die volgens de beschreven variant 1 wel een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering zullen ontvangen.

Antwoord 3

Mensen die na twee jaar loondoorbetaling bij ziekte of Ziektewetuitkering nog arbeidsmogelijkheden hebben en meer dan 65% van het oude salaris kunnen verdienen, komen niet in de WIA terecht. Zij behoren tot de zogenoemde groep WGA 35-min. Als mensen worden afgewezen voor hun WIA-aanvraag en geen werkgever meer hebben, kunnen zij aanspraak maken op een WW-uitkering. Sinds 2019 ondersteunt UWV mensen die zijn afgewezen voor de Ziektewet of WIA vanwege 35-min. UWV biedt gedurende de periode dat deze mensen recht hebben op een WW-uitkering dezelfde dienstverlening aan als die zij aanbiedt aan mensen in de WIA. Dat wil zeggen dat UWV intensieve persoonlijke ondersteuning kan bieden en ook re-integratie-dienstverlening en/of scholing voor deze mensen kan inkopen.


X Noot
1

De letter R heeft alleen betrekking op 26 448.

X Noot
2

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
3

Kamerstukken I 2024/25, 26 448/32 716, Q.

X Noot
4

Internationaal Arbeidsbureau (ILO), Verdrag nr. 121 betreffende uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, aangenomen op 8 juli 1964, in werking getreden op 3 juli 1967.

X Noot
5

Raad van Europa, Europees Sociaal Handvest (herzien), aangenomen op 3 mei 1996, in werking getreden op 1 juli 1999.

X Noot
6

IVA staat voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.

X Noot
7

WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/22, CXLVI, X met bijlagen.

X Noot
9

Internationaal Arbeidsbureau (ILO), Verdrag nr. 121 betreffende uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, aangenomen op 8 juli 1964, in werking getreden op 3 juli 1967.

X Noot
10

Raad van Europa, Europees Sociaal Handvest (herzien), aangenomen op 3 mei 1996, in werking getreden op 1 juli 1999.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2023–2024, 26 448, nr. 769 & Kamerstukken II, 2024–2025, 36 600 XV, nr. 84.

X Noot
12

Kamerstukken II, 2024–2025, 26 448, nr. 813.

X Noot
13

Bij het afschaffen van de IVA moet er ook gekeken worden of de afschaffing alleen geldt voor nieuwe instroom, of ook voor mensen die nu al een IVA-uitkering krijgen. Deze beslissing heb ik nog niet genomen.

X Noot
14

Zie ook de Fichebundel OCTAS (Kamerstukken I, 2024–2025, 26 448/32 716, Q, bijlage 3).

X Noot
15

Kamerstukken II, 2024–2025, 26 448, nr. 788.

X Noot
16

Bijlage bij Kamerstukken II, 2022–2023, 26 448, nr. 712.

X Noot
17

Kamerstukken II, 2023–2024, 26 448, nr. 771.

X Noot
18

IVA staat voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

X Noot
19

WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

X Noot
20

Kamerstukken I, 2024–2025, 26 448/32 716, Q, bijlage 5b, 5c en 5d.

X Noot
21

Kamerstukken I, 2021–2022, CXLVI, X met bijlagen.

Naar boven