nr. 70
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 15 mei 2003 overleg gevoerd met minister De Geus van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de wijziging van het Besluit SUWI en het Besluit
taakuitoefening Inspectie werk en inkomen (SOZA-03-219).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Verburg (CDA) vindt dit het meest
overbodige algemeen overleg van de laatste tijd omdat de uitwerking van het
besluit, dat ziet op de uitwerking van onder andere de motie-Verburg/De Vries,
het traject en de begroting voor een reïntegratieplan en de hoogte van
de basis- en de plaatsingssubsidies, zorgvuldig is. Er is rekening gehouden
met de Wet bescherming persoonsgegevens en Actal (Adviescollege toetsing administratieve
lasten) is geraadpleegd. Het UWV (Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen)
houdt hiermee al rekening in de uitwerking. Wil de minister kort, maar kernachtig
de effecten van deze maatregelen betrekken bij de rapportage SUWI?
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vraagt naar
de sanctie op niet meewerken van een cliënt. Als daarover een ontbindende
voorwaarde of een boeteclausule wordt opgenomen in het contract van het UWV
of van derden met bedrijven, geeft de minister de organisaties daarvoor dan
instructies?
Waarom hanteert de regering nog steeds een termijn van zes maanden, terwijl
de Kamer keer op keer heeft gezegd dat een termijn van twaalf maanden meer
passend is? Waarom wordt het tweede spoor, de reïntegratie bij een andere
werkgever, bijna volledig gefinancierd en het eerste spoor, reïntegratie
bij de eigen werkgever, nauwelijks?
Op basis van het bij de begrotingsbehandeling door CDA en PvdA ingediende
amendement inzake Wajong en begeleid werken is 11 mln euro extra beschikbaar
gesteld. Als uitwerking hiervan geen onderdeel is van deze regeling, hoe wordt
het dan uitgevoerd? Het veld geeft aan dat er onvoldoende mee wordt gedaan.
Antwoord van de minister
De minister zegt de Kamer toe, de uitwerking
van de motie-Verburg/De Vries te betrekken bij de reguliere kwartaalrapportages
over de prestaties van de uitvoeringswereld.
Enerzijds is het van belang dat cliënten die niet meewerken aan een
reïntegratietraject, een sanctie krijgen opgelegd, maar anderzijds moet
het aanbod in een reïntegratietraject voldoende serieus zijn. Het reïntegratiebedrijf
is verplicht om niet aan reïntegratie meewerkende cliënten te melden.
Het UWV legt op basis daarvan een sanctie op zoals dat ook bij eigen waarneming
gebeurt. Het UWV is niet in staat om een maatregel op te leggen als het reïntegratiebedrijf
geen melding doet. Dat zou een aparte informatiebron vergen over het gedrag
van de cliënt. In het uiterste geval kan het contract met het reïntegratiebedrijf
wegens wanprestatie worden opgezegd. Er zijn geen contracten gesloten waarin
zo'n sanctie is opgenomen. Het UWV gaat na welke reïntegratiebedrijven
goed presteren. Reïntegratiebedrijven hoeven geen gelijk beleid te voeren
ten aanzien van het aanspreken van cliënten.
Een termijn van twaalf in plaats van zes maanden levert een duurzamer
beeld op, maar het betere kan de vijand van het goede zijn en de termijn van
zes maanden levert al een behoorlijk resultaat op. Gegeven de verschillende
metingen die plaatsvinden, is het verstandig om zo min mogelijk wijzigingen
aan te brengen, zodat een goede vergelijking mogelijk is.
In tegenstelling tot het eerste spoor wordt het tweede spoor bijna volledig
gefinancierd. Het resultaat van de herplaatsing in het kader van het eerste
spoor komt zowel de werkgever als de werknemer ten goede. Naast het tweede
spoor wordt een spoor geïntroduceerd waarin de werkgever zelf kan kiezen
voor een maatregel. Hier wordt het tweede spoor binnen de invloedsfeer van
de actuele werkgever gehaald, in welk geval subsidie op haar plaats is.
Het risico van afwenteling van het eerste naar het tweede spoor wordt
op twee manieren tegengegaan. De arbodienst moet in zijn advies aangeven dat
bij de eigen werkgever niet meer gewerkt kan worden en in het vereiste verslag
op basis van de Wet verbetering poortwachter aan het UWV moet hierover gerapporteerd
worden. Ingeval het UWV vaststelt dat er te lichtvaardig voor het tweede spoor
is gekozen, kan het bepalen dat wordt teruggevallen op rekening en risico
van de eerste werkgever. De minister zegt de Kamer toe dat de effecten van
de financiering van het tweede spoor goed in de gaten gehouden zullen worden,
want het risico van afwenteling blijft, ondanks de borging, aanwezig. Als
afwenteling wordt gesignaleerd, moeten maatregelen worden overwogen. De minister
acht het echter binnen de beschikbare mogelijkheden en middelen een verantwoorde
beleidsrichting.
Aan de vormgeving van de uitwerking van het amendement-Verburg/Noorman-den
Uyl inzake Wajong wordt afzonderlijk gewerkt. De minister zegt de Kamer toe,
de Kamer daarover voor 1 juli a.s. nader te berichten.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Hamer
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Nava
XNoot
1Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie),
De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter,
Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Nicolaï (VVD),
Blok (VVD), Smits (PvdA), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter,
Vietsch (CDA), Bruls (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Smeets (PvdA), Douma
(PvdA), Stuurman (PvdA), Rutte (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD) en
Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (VVD).
Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Van der Vlies (SGP), Kant (SP),
Halsema (GroenLinks), Koopmans (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens
(GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Aptroot (VVD), Remkes (VVD), Tichelaar
(PvdA), Wijn (CDA), Lazrak (SP), Van Geel (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven
(CDA), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijken
(PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Wilders (VVD), Eerdmans (LPF), De Vries
(VVD) en De Grave (VVD).