26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 610 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2019

Tijdens het AO SUWI d.d. 20 februari heb ik toegezegd u op korte termijn te informeren over een aantal onderwerpen. Met deze brief doe ik de toezeggingen gestand. Voor ik op de toezeggingen inga, wil ik u echter informeren over de wijze waarop ik, samen met het UWV, ga werken aan verbetering van de uitvoering.

UWV staat in de aandacht…

Ik constateer dat maatschappelijk en politiek gezien UWV de laatste tijd de aandacht heeft. Hierover hebben wij de afgelopen maanden regelmatig met elkaar gesproken, meest recent tijdens het AO SUWI van 20 februari 2019. De toegenomen aandacht voor de wijze waarop UWV zijn taken uitoefent is begrijpelijk. UWV is een grote organisatie die in zijn rol als uitvoerder van onder meer de Werkloosheidswet, de Wajong en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, (inkomens)ondersteuning biedt aan iedereen die arbeidsongeschikt of werkloos is geworden. Het moet dan ook buiten kijf staan dat UWV een hoge kwaliteit aan dienstverlening biedt en daarover verantwoording aflegt.

er gaat veel goed in de uitvoering...

Deze dienstverlening omvatte in 2017 onder meer het verstrekken van bijna 1,3 miljoen uitkeringen binnen de gestelde normen. Ook werden bijna 14 miljoen brieven en ruim 4,5 miljoen telefoontjes verwerkt, meer dan 190.000 sociaal medische beoordelingen gedaan en 20 miljard gegevens verstuurd naar meer dan 1500 afnemers waaronder het CBS en de SVB. Het aantal ingediende klachten over de uitvoering door het UWV daalde van 10.000 in 2016 naar 8.000 in 2017. Tijdens het AO SUWI heb ik mijn oprechte waardering voor deze inzet en resultaten van UWV uitgesproken.

...met ruimte voor verbetering.

Tegelijkertijd zijn er ook zaken die niet goed gaan. UWV en ik hebben de afgelopen maanden diverse acties in gang gezet die vooral de focus hebben op het verkleinen van misbruikrisico’s en het versterken van een open cultuur:

  • Twee onafhankelijke deskundigen voeren een cultuuronderzoek uit dat inzicht moet bieden of, en zo ja in welke mate, de openheid en integriteit van UWV als organisatie voldoende borging biedt tot het uiten van signalen inzake WW-fraude1. U wordt hierover in juni geïnformeerd;

  • De Accountantsdienst van UWV onderzoekt of de door UWV ontvangen externe en interne signalen van (mogelijke) fraude WW op de juiste wijze worden opgepakt, geregistreerd en afgehandeld2. U wordt hierover in juni geïnformeerd;

  • Daarnaast voert een onafhankelijk bureau een breed onderzoek uit naar misbruikrisico’s3, waarover ik u na de zomer zal informeren;

  • Samen met de Staatssecretaris SZW heb ik de «SZW handhavingskoers4» in gang gezet. Daarmee wordt onder meer data-gestuurd handhaven gestimuleerd zodat organisaties binnen het sociaal domein, waaronder UWV, op basis van gegevens beter risicogericht kunnen werken;

  • UWV intensiveert het in 2018 gestarte programma «Vertrouwen in Vakmanschap». UWV wil daarmee een extra impuls te geven aan het vakmanschap van het management en van de medewerkers. Het programma gaat ook over manieren waarop open gesproken kan worden over dilemma’s bijvoorbeeld ten aanzien van de ruimte voor eigen invulling van de dienstverlening en de bijbehorende handhaving;

  • UWV zal met ingang van 2019 jaarlijks systematisch evalueren of maatschappelijke trends zoals digitalisering, inkomensongelijkheid en migratiestromen leiden tot nieuwe risico’s in de uitvoering van de sociale zekerheid en deze risico’s waar nodig in overleg met SZW proactief vertalen in aanvullende maatregelen.

Met uw Kamer maak ik beleid en wetgeving ten aanzien van sociale zekerheid en ben ik ervoor verantwoordelijk dat UWV duidelijke opdrachten krijgt en dat aan de randvoorwaarden wordt voldaan die nodig zijn voor de uitvoering van dat beleid (financiële middelen, tijd, etc.). Om dit goed te kunnen doen is de afgelopen jaren geïnvesteerd in een nauwe samenwerkingsrelatie tussen UWV en mijn ministerie. Beleid en wetgeving wordt zoveel als mogelijk gezamenlijk voorbereid. UWV brengt op wet- en regelgeving een uitvoeringstoets uit die openbaar gemaakt wordt op het moment van indiening van wetsvoorstellen bij uw Kamer.

De bestaande uitvoering wordt ook regelmatig besproken tussen UWV en mijn ministerie. Onder andere aan de hand van de rapportages die UWV elke vier maanden aan mijn ministerie uitbrengt en via zogenoemde beleidstafels waaraan ambtenaren van mijn ministerie, van de beleidsdirectie van UWV en van de betrokken UWV-divisies deelnemen. Tenslotte vindt periodiek ambtelijk en bestuurlijk overleg plaats tussen UWV en SZW in de rol als opdrachtgever en in de rol van eigenaar van UWV.

Ondanks deze inzet heeft de wijze waarop UWV zijn taken uitvoert de laatste tijd steeds meer de aandacht. Zowel UWV als ik vinden het van belang dat het primaire proces gewoon doorgang vindt. Ook moeten medewerkers zich veilig blijven voelen om fouten onder de aandacht te brengen zodat daarvan geleerd kan worden en deze indien nodig richting klanten hersteld kunnen worden. Daarmee kunnen dilemma’s in de uitvoering tijdig, open en scherp besproken worden.

Om dit te bereiken neem ik aanvullende maatregelen die moeten leiden tot een verdere verbetering van de uitvoering en de verantwoording daarover. Ik beoog hiermee stabiliteit en rust te creëren zodat de nadruk kan komen te liggen op het continu verbeteren van de dienstverlening in het geheel in plaats van steeds nieuwe onderzoeken en focus op deelgebieden. Ik heb hierover uitgebreid overleg gevoerd met de Raad van Bestuur en gezamenlijk besloten de volgende acties in gang te zetten om de interne sturing en het toezicht te verbeteren:

  • Het UWV versterkt, in overleg met mijn ministerie, de positie van zijn reeds bestaande auditcommittee zodat dilemma’s en risico’s in de uitvoering eerder zichtbaar en besproken worden. Een sterk auditcommittee zorgt voor een stevige verankering van de kritische en onafhankelijke blik op de bedrijfsprocessen, het risicomanagement en de informatiestromen. De verhouding met het toezicht op mijn departement wordt daarbij ook verstevigd zodat elkaars expertise (professioneel uitvoeren en de politiek-bestuurlijke context) aangevuld wordt en UWV en SZW onderling maximaal transparant kunnen zijn;

  • Ik vervroeg een deel van de evaluatie van de wet SUWI en de voor 2020 toegezegde evaluatie van het toezichtsbeleid. Daartoe zal ik, in overleg met UWV, een onafhankelijke partij vragen om te onderzoeken of de rollen en verantwoordelijkheden tussen de opdrachtgever, opdrachtnemer, eigenaar en toezichthouder voldoende helder zijn en voldoende robuust worden ingevuld. Daarbij wordt expliciet aandacht besteed aan de omvang en positionering van deze rollen en de onderlinge uitwisseling van (verantwoordings)informatie. Het onderzoek zal tevens duidelijk moeten maken wat een goede balans is tussen rust en ruimte voor de uitvoering enerzijds en toezicht en voortgangsbewaking anderzijds. Vooruitlopend hierop wordt het risicomanagement bij UWV en SZW verbeterd en daarmee de informatie-uitwisseling tussen ons vergroot, met het oog op verbetering van het toezicht;

Aanvullend gaan de Raad van Bestuur en ik frequenter in gesprek.

Om te zorgen dat de ingezette acties daadwerkelijk het structurele resultaat bieden dat ik voor ogen heb, is tijd nodig. Ik wil die tijd nemen en gun die tijd ook aan UWV. Via de Stand van de uitvoering zal ik u informeren over de resultaten.

Toezeggingen AO SUWI

Project herbeoordelingen in Groningen

Tijdens het AO SUWI heb ik u toegezegd uw Kamer binnen twee weken te informeren over de berichtgeving dat in een project van UWV in Groningen IVA-uitkeringen zouden zijn verstrekt zonder beoordeling door een verzekeringsarts. Omdat de accountantsdienst van UWV momenteel onderzoekt of de afgesproken taakdelegatie werkwijze goed is gevolgd, kan ik u daarover nog niet informeren. De resultaten van het onderzoek komen eind deze week beschikbaar bij het UWV. Ik wil UWV in de gelegenheid stellen om een bestuurlijke reactie daarop te geven. Uiterlijk eind maart zal ik deze aan uw Kamer sturen en zal dan ook inhoudelijk reageren op het project rond de herbeoordelingen in Groningen.

Loonaangifteketen en polisadministratie

Daarnaast heb ik u toegezegd om een schriftelijke reactie te geven op de brief van de heer Veldwijk. Ik heb een team van vier externe experts benaderd om te kijken naar de werking van de loonaangifte keten en het gebruik van de polisadministratie in het kader van de controle en fraudebestrijding en -preventie. Deze externe experts zijn dr. Tom Rodrigues en de hoogleraren Chris Verhoef, Ard-Pieter de Man en Lineke Sneller. Ik zal uw Kamer informeren over de tijd die deze experts aangeven nodig te hebben. Zorgvuldigheid gaat hierbij boven snelheid.

Reactie rapport Gezondheidsraad over ME/CVS

Ook heb ik toegezegd schriftelijk te reageren op de vraag van het lid Van Weyenberg (D66) naar mijn reactie op het rapport dat de Gezondheidsraad op 19 maart 2018 over ME/CVS heeft gepubliceerd. De Gezondheidsraad beval daarin aan: medische beoordelaars in het kader van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen [...] erop te wijzen dat ME/CVS een ernstige ziekte is die gepaard gaat met substantiële functionele beperkingen en de keuze van een patiënt om geen cognitieve gedragstherapie (CGT) of oefentherapie te doen niet te beschouwen als «niet adequaat herstelgedrag».

De Minister voor Medische Zorg en Sport heeft, mede namens mij, het rapport van een reactie voorzien die op 11 december 2018 aan uw Kamer is aangeboden5. Hierin is aangegeven dat het uitgangspunt van UWV is dat ME/CVS wordt erkend als ziekte, klachten serieus genomen dienen te worden en mensen met ME/CVS, net als andere mensen die (deels) niet (meer) kunnen werken, individueel beoordeeld moeten worden. De uitgangspunten van het UWV stellen ook onomwonden dat wanneer iemand om moverende redenen en in overleg met de reguliere behandelaar afziet van CGT als behandelingsoptie, dit enkele feit geen reden is om aanspraak op sociale zekerheid aan cliënt te onthouden. Ik ben daarom samen met het UWV van mening dat recht wordt gedaan aan de aanbevelingen van de Gezondheidsraad.

Uit het rapport dat drie organisaties van mensen met ME/CVS op 27 november aan uw Kamer hebben aangeboden, komt helaas het beeld naar voren dat de afgelopen 10 jaar niet iedereen met ME/CVS zichzelf of zijn of haar ziekte serieus genomen voelde bij de medische beoordeling. Ook laat het zien dat de inschatting van mensen zelf over wat hun mogelijkheden zijn, niet altijd overeenkomt met het medisch oordeel van de verzekeringsarts.

Voor mij staat voorop dat het UWV alle mensen die zij beoordelen of begeleiden serieus moet nemen, ongeacht de reden waarom zij deels of geheel niet meer kunnen werken. Wanneer mensen desondanks klachten over de bejegening of de beoordeling hebben dan moet het UWV daar serieus op in gaan. Mensen kunnen een klacht indienen en wanneer iemand het niet eens is met de beoordeling kan bezwaar (en beroep) worden aangetekend. Wanneer mensen denken dat er in hun situatie iets veranderd is, kunnen zij een herbeoordeling aanvragen.

Het UWV heeft het rapport van de drie organisaties van mensen met ME/CVS op 20 december ontvangst genomen en op 22 januari jongsleden haar bereidheid om serieus in te gaan op klachten onderstreept in een gesprek met deze patiëntenorganisaties. Daarnaast onderhoudt UWV regelmatig contact met verschillende patiëntenorganisaties. Ik juich dat toe.

Om kennisvermeerdering op het gebied van ME/CVS te stimuleren heeft de Minister van Medische Zorg en Sport onlangs de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw) de opdracht gegeven een onderzoeksagenda te ontwikkelen als opstap naar het inrichten van een onderzoeksprogramma gericht op ME/CVS. Het UWV zal de bij- en nascholing van medische beoordelaars in samenspraak oppakken met beroepsverenigingen van verzekeringsartsen en de desbetreffende opleidingsinstituten.

Rapport beloningsonderzoek verzekeringsartsen

Ik heb tijdens het AO aan uw Kamer gemeld dat het onderzoek naar de beloning van verzekeringsartsen is afgerond. Uit het onderzoek, dat ik zal publiceren op het Kennisplatform Werk & Inkomen, blijkt dat de primaire beloning van de onderzochte vergelijkbare functies op papier een gering verschil laten zien (met uitzondering van medisch specialisten) met de beloning van verzekeringsartsen. Uit vergelijking tussen de secundaire arbeidsvoorwaarden en wat er daadwerkelijk in de praktijk betaald wordt, blijkt echter dat de beloning voor vergelijkbare functieszwaartes hoger is dan de beloning van verzekeringsartsen bij UWV. Daarbij moet worden aangetekend dat in het onderzoek niet is gecorrigeerd voor bijvoorbeeld leeftijd, anciënniteit en performance.

Ik hoop dat dit onderzoek een bijdrage kan leveren in de totstandkoming van een trendbreuk in de balans tussen (maximaal) beschikbare capaciteit en noodzakelijke capaciteit om sociaal medische beoordelingen te verrichten. Ik heb het onderzoek aan UWV gestuurd en zal u in de Stand van de uitvoering medio dit jaar verder informeren.

Verkenning uitvoeringsvormen arbeidsmarkt van de toekomst

Tot slot heb ik in het AO SUWI toegezegd een verkenning te laten uitvoeren naar de vraag welke vormen van uitvoering passen bij de arbeidsmarkt van de toekomst. Door onder meer flexibilisering, robotisering en digitalisering komen die veranderingen steeds sneller. De verkenning zal een beeld schetsen over wat dit betekent voor de uitvoering van de sociale zekerheid. Ik vind het van belang dat de resultaten van de commissie Regulering van werk meegenomen kunnen worden in de verkenning. Ik verwacht u daarom deze verkenning voor de zomer van 2020 toe te sturen.

Tot slot

Ik wijs erop dat bij meerdere publieke uitvoeringsorganisaties, waar in het verleden taakstellingen (deels) zijn ingevuld met digitalisering, in het primaire proces dilemma’s ontstaan in het vinden van de juiste balans tussen dienstverlening, handhaving en efficiency. Daarom zal ik met mijn collega’s van het kabinet bezien hoe deze, in relatie tot beleid en toezicht, structureel van effectieve reflectie kunnen worden voorzien.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk17 050, nr. 569

X Noot
2

Kamerstuk 17 050, nr. 569

X Noot
3

Kamerstuk 17 050, nr. 567

X Noot
4

Kamerstuk 17 050, nr. 541

X Noot
5

Kamerstuk 34 170, nr. 4

Naar boven