26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 607 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2018

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de gesprekken met de Stichting van de Arbeid (StvdA) over het meer activerend maken van de uitkering op de grond van de Werkloosheidswet (WW). De WW dient twee doelen. Ten eerste biedt de WW-uitkering bescherming tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en ten tweede stimuleert de wet werknemers zo snel mogelijk weer het werk weer te hervatten. Ten aanzien van het tweede doel is in het regeerakkoord afgesproken dat het kabinet het gesprek zal aangaan met de sociale partners over hoe de WW-uitkering meer activerend kan worden vormgegeven. In het algemeen overleg over Leven Lang Leren van 9 oktober jongstleden (Kamerstuk 30 012, nr. 109) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang van deze gesprekken, evenals over de gesprekken over de fiscale behandeling van de individuele leerrekening. Over dit laatste informeer ik uw Kamer separaat.

Context van de gesprekken

Ik ben sinds enkele maanden constructief in gesprek met de sociale partners over de mogelijkheden om de WW-uitkering meer activerend te maken. Sociale partners hebben in die gesprekken gewezen op het Sociaal Akkoord van 2013 (Kamerstuk 33 566, nr. 15), het daaruit voortvloeiende SER-advies over de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur en de reactie van het vorige kabinet daarop. Wat betreft de partners zijn er met de afspraken van destijds belangrijke stappen gezet, maar zou in het verlengde van het Sociaal Akkoord van 2013 een nieuwe discussie over de arbeidsmarktinfrastructuur en de rol van werkgevers- en werknemersorganisaties daarin de meeste kansen bieden om de WW-uitkering meer activerend vorm te geven.

Het kabinet erkent dat met het Sociaal Akkoord van 2013 en het daaruit voortvloeiende SER-advies belangrijke stappen zijn gezet. De activerende werking van de WW is op verschillende manieren versterkt. Zo is de duur van de WW verkort tot maximaal twee jaar. Sociale partners kunnen in cao’s afspraken maken over private aanvullingen op de WW. Verder is vanaf 1 juli 2015 inkomstenverrekening ingevoerd zodat het voor WW-gerechtigden lonend wordt om tegen een lager loon werk te hervatten. Bovendien is met de maatregel dat na zes maanden alle arbeid als passend wordt aangemerkt, een extra stimulans aangebracht om snel in te stromen in een nieuwe baan. Op het terrein van de arbeidsmarktinfrastructuur en samenwerking in de arbeidsmarktregio’s worden momenteel pilots uitgevoerd op grond van de regeling DWSRA. De evaluatie van die pilots wordt eind 2019 afgerond en het rapport verwacht ik begin 2020 naar uw Kamer te sturen. Tot die tijd vind ik het prematuur om over stelselvernieuwingen te praten. Over de financiering van de WW merk ik op dat de SER geconstateerd heeft dat er geen andere vormgeving mogelijk was die voldoet aan de randvoorwaarden van het toenmalige kabinet. Het huidige kabinet hanteert dezelfde randvoorwaarden.

De vakbeweging heeft in de gesprekken erop gewezen dat het meer activerend maken van de WW niet voor iedereen nodig is. Veel mensen vinden snel weer een baan. Daarnaast heeft de vakbeweging aangegeven geen voorstander te zijn van maatregelen waarbij de hoogte en/ of duur van de (bovenwettelijke) WW-uitkering wordt aangepast. Ook is de vakbeweging, in tegenstelling tot de werkgeversorganisaties, geen voorstander van de invoering van een leerwerkplicht voor bijvoorbeeld iedereen die langer dan drie maanden een uitkering ontvangt. Werkgevers hebben aangegeven dat het gesprek over hoogte en duur van de WW gevoerd moet worden in het licht van de preventieve en activerende werking van het stelsel, inkomenszekerheid en de effecten op het arbeidsmarktgedrag van mensen. Daarbij moet het aanpalende stelsel van arbeidsrecht en inkomensbescherming meegenomen worden.

Besproken denkrichtingen

Gegeven de hierboven beschreven context, ga ik hieronder in op de besproken denkrichtingen om die WW-uitkering meer activerend te maken.

Meer toepassen gedragsinzichten bij uitvoering van de WW

UWV past gedragsinzichten toe bij de uitvoering van haar taken1. Bij de uitvoering van de WW zijn bijvoorbeeld experimenten uitgevoerd met herinneringsberichten per SMS om de werkverkenner in te vullen. Dat leverde een responsstijging van 20% op. Ook een experiment waarin werkzoekenden met een kansarm beroep via een werkmapbericht werden gestimuleerd door de urgentie van het breder zoeken naar werk te vergroten en een rolmodel aan het woord te laten, bleek een positief effect te hebben. Gemiddeld werd 1,3 keer vaker gezocht naar kansrijke beroepen. Sociale partners juichen dergelijke experimenten toe. Ik zal met UWV in overleg treden over verdere mogelijkheden voor het toepassen van gedragsinzichten.

Aanpassing inkomstenverrekening

In juli 2015 is inkomstenverrekening in de WW ingevoerd. UWV vult het inkomen aan als de WW-gerechtigde gaat werken voor een lager inkomen dan 87,5% van het vroegere loon. UWV houdt in dat geval slechts 70% van het inkomen in op de WW-uitkering. Dat maakt het voor werkzoekenden lonend om aan te slag te gaan in een baan waarvan het maandloon lager ligt dan het WW-maandloon. Sociale partners constateren dat deze aanpassing een positief effect heeft gehad op de werkhervatting van WW-gerechtigden. Zij stellen daarom voor te onderzoeken of de inkomstenverrekening meer lonend kan worden gemaakt en meer aantrekkelijk kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door eventuele administratieve belemmeringen weg te nemen. Ik ga dit onderzoeken.

Verbeteren dienstverlening UVW

Sociale partners hebben ook het belang van goede dienstverlening door UWV aan iedereen benadrukt. Meer specifiek gaf de vakbeweging aan dat de dienstverlening aan WW-gerechtigden die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, verbeterd zou kunnen worden. Het kabinet erkent het belang van goede dienstverlening en heeft bij het regeerakkoord daarom vanaf 2019 structureel 70 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het intensiveren van de dienstverlening aan WW-, Wajong- en WGA-gerechtigden. Ik informeer uw Kamer aan het einde van dit jaar over de voortgang. Ten aanzien van dienstverlening aan WW-gerechtigden die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, heb ik de sociale partners gewezen op de bij de Verzamelwet SZW 20192 gecreëerde mogelijkheid om vanaf 1 januari 2019 voor deze doelgroep externe re-integratietrajecten in te kopen. UVW heeft namelijk geconstateerd dat een deel van deze groep WW-gerechtigden een vergelijkbare problematiek heeft als de groep die wel een WGA-uitkering heeft omdat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn beoordeeld. Zo hebben deze mensen ook functionele beperkingen en is vaak sprake van een slechte gezondheidsbeleving. Specialistische re-integratietrajecten kunnen dan van meerwaarde zijn.

Leren van voorbeelden uit de DWSRA-pilots en uit gemeentelijke uitvoering

Om de WW-uitkering meer activerend te maken hoeft het wiel niet op alle vlakken opnieuw uitgevonden te worden. Op gemeentelijk niveau en in de pilots van sociale partners worden initiatieven ontplooid die mogelijk ook van waarde kunnen zijn voor de WW. Zo wordt door de gemeente Den Bosch intensief samengewerkt met UWV om doorstroom van de WW naar de bijstand te voorkomen. WW-gerechtigden worden zes maanden voor het einde van hun WW-uitkering uitgenodigd voor een gesprek over de rechten en plichten in de bijstand en krijgen drie maanden voor het einde van hun WW-uitkering intensieve begeleiding bij het zoeken naar werk. Ook in de DWSRA-pilots worden momenteel nuttige ervaringen opgedaan. Bijvoorbeeld in de adviescentra van FNV en met de loopbaaninstrumenten James en Tiptrack van respectievelijk CNV en AWVN.

Ik moedig samenwerking tussen gemeenten of arbeidsmarktregio’s en UWV van harte aan. De Staatssecretaris van SZW ondersteunt arbeidsmarktregio’s en UWV bovendien in hun inspanningen om de werkgeversdienstverlening te verbeteren met het programma Matchen op Werk. De door de sociale partners genoemde DWSRA-projecten zouden ook een rol kunnen spelen, maar het is nog te vroeg om daarover conclusies te trekken. Daarvoor dienen de projecten eerst te worden geëvalueerd. Zoals eerder genoemd zal ik die evaluatie begin 2020 naar uw Kamer sturen.

Tot slot

Zoals het voorgaande blijkt kunnen veel verschillende manieren om de WW-uitkering meer activerend te maken worden verkend. Mijn gesprekken met de sociale partners zijn daarom ook niet afgerond. Ik informeer uw Kamer opnieuw als ik gezamenlijk met de StvdA conclusies heb getrokken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Zie voor informatie het UWV kennisverslag van juli 2017, https://www.uwv.nl/overuwv/Images/uwv-kennisverslag-juli-2017-gedragsbeinvloeding.pdf

X Noot
2

Kamerstuk 34 977, nr. 8

Naar boven