26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 583 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2016

Uw kamer heeft mij naar aanleiding van het bericht in Trouw verzocht u nader te informeren over de herziene werkwijze van UWV in het kader van de herindeling oWajong. Met mijn brief van 2 december 2016 over de uitvoering van de Participatiewet heb ik uw kamer reeds op hoofdlijnen geïnformeerd over de stand van zaken van de herindeling Wajong tot en met augustus 2016 en de herziening van de werkwijze bij de herindeling van het cohort oWajong 50 jaar en ouder (Kamerstuk 34 352, nr. 50). Hieronder volgt een nadere toelichting op de passage uit die brief.

Proces herindeling

In totaliteit beoordeelt UWV in de periode 2016–2018 een groep van ruim 180.000 oWajongers op het al dan niet hebben van arbeidsvermogen. Mede op verzoek van uw Kamer heeft UWV een proces ingericht dat de Wajongers niet meer mag belasten dan strikt noodzakelijk. Deze werkwijze heb ik vastgelegd in artikel 2a van het schattingsbesluit. Hierbij is het uitgangspunt dat de beoordeling zo efficiënt en zorgvuldig mogelijk plaatsvindt. Voor de betrokkenen is het immers van belang dat zij met zo min mogelijke belasting en op een zo duidelijk mogelijke manier te horen krijgen waar zij aan toe zijn en welke stappen zij kunnen ondernemen wanneer zij het oneens zijn met de vooraankondiging of het besluit van UWV.

De meerderheid van alle oWajongers is op basis van systeem- en dossierinformatie voorlopig ingedeeld. Op volgorde van leeftijd ontvangen Wajongers gefaseerd een vooraankondiging met het voornemen om de Wajonger in te delen in een van de twee categorieën: arbeidsvermogen of geen arbeidsvermogen. UWV vraagt daarbij of de Wajonger het eens is met deze voorlopige indeling. Wajongers die het niet eens zijn met de voorlopige indeling worden uitgenodigd nadere informatie te verstrekken waarom zij in de andere categorie thuishoren. Wajongers die UWV op basis van dossier- of systeeminformatie niet in kon delen (onbepaald) ontvangen een vragenlijst voor nadere informatie. Derze groep wordt definitief ingedeeld op basis van onderzoek door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, aan de hand van de criteria van het Schattingsbesluit. Op het moment dat een Wajonger het niet eens is met de indeling volgt een beoordeling op basis van de vier criteria Wajong 2015. Indien een Wajonger het eens is met de voorlopige indeling, dan wel een beoordeling heeft plaatsgevonden, volgt een besluit van UWV. Tegen dit besluit kan de Wajonger bezwaar en beroep aantekenen.

Herziene werkwijze herindeling

Met de herziene werkwijze worden 50-plussers niet categoriaal uitgesloten van de voorlopige herindeling De nieuwe werkwijze heeft alleen betrekking op de wijze waarop de vooraankondigingsbrieven die de oude Wajongers van UWV ontvangen tot stand komen. Daardoor krijgen meer Wajongers een voorlopige beoordeling «geen arbeidsvermogen». Het gaat hier om mensen met een oude Wajong-uitkering die op 31 december 2017 50 jaar of ouder zijn.

UWV heeft vooruitlopend op de besluitvorming over de herziening van de werkwijze ruim 200 Wajongers van 50 jaar en ouder definitief ingedeeld. Dit betreft over het algemeen oWajongers die vooruitlopend op de herindeling zelf een reguliere herbeoordeling hebben aangevraagd. Daarbij heeft UWV om hen te ontzorgen ook een beslissing genomen over de indeling naar arbeidsvermogen. Daarnaast heeft een deel van de oWajongers van 50 jaar en ouder in november – december dit jaar al een brief ontvangen waarin staat dat zij geen arbeidsvermogen hebben. Voor deze groep veranderde er immers niets en UWV wilde deze groep nog in 2016 ontzorgen.

Van de mensen die nog geen brief hebben gekregen, wordt op basis van de reeds beschikbare gegevens gekeken of ze naast hun uitkering al werken in loondienst of als zelfstandige of actieve ondersteuning bij hun re-integratie van UWV krijgen. Als dat zo is, is het meestal duidelijk dat ze arbeidsvermogen hebben. Deze mensen krijgen in het eerste kwartaal van 2017 een voorlopige beoordeling waarin staat dat zij arbeidsvermogen hebben. Naar aanleiding van deze voorlopige beoordeling kunnen ze aangeven of ze het er wel of niet mee eens zijn, net als bij andere leeftijdsgroepen gebeurd is. De mensen uit deze groep die niet werken (in loondienst of als zelfstandige) of die geen actieve ondersteuning bij hun re-integratie van UWV genieten, krijgen een voorlopige beoordeling dat zij geen arbeidsvermogen hebben. Een Wajonger die daarop aangeeft te kunnen en willen werken wordt ingedeeld in de categorie arbeidsvermogen en krijgt een re-integratietraject aangeboden door het UWV.

Onderbouwing

UWV constateert dat met het oplopen van de leeftijd van de Wajongers, de indicatoren waarop UWV de voorlopige indeling baseert steeds minder goed voorspellen of er sprake is van arbeidsvermogen. Het aandeel oWajongers dat UWV moet beoordelen vanwege het ontbreken van voldoende informatie in het dossier, dan wel vanwege niet eens zijn met de voorlopige indeling arbeidsvermogen nam toe van 40% (cohort 18–25) naar bijna 60% (cohort 30–35). Het aantal Wajongers met arbeidsvermogen dat het niet eens is met de voorlopige indeling en na een beoordeling wordt ingedeeld als iemand zonder arbeidsvermogen, neemt daarbij toe (van ruim 48% voor cohort 18–25 naar bijna 60% voor cohort 30–35). De verwachting is dat deze percentages voor de oudere cohorten verder zullen oplopen. UWV heeft daarop besloten de voorlopige indeling voor het laatste leeftijdscohort, binnen de ruimte van het Schattingsbesluit, op basis van minder indicatoren uit te voeren. De verwachting is dat met deze aanpassing minder beoordelingen door UWV nodig zijn.

Met een brief van de Minister van 31 mei 2016 heb ik u geïnformeerd dat enkele maanden na de start van de herindelingsoperatie Wajong, meer artsencapaciteit benodigd bleek om deze Wajongers op spreekuur te zien. Deze wijziging maakt het mogelijk dat UWV de herindeling conform afspraak binnen de beschikbare artsencapaciteit kan afronden en dat Wajongers niet meer belast worden dan noodzakelijk.

Gelijke behandeling

Uw kamer vraagt hoe deze leeftijdsdiscriminatie te rijmen is met het concept van gelijke behandeling en of bezwaar- en rechtzaken te verwachten zijn van mensen onder de 50 jaar die wel herkeurd zijn.

We zien dat met de informatie en systemen over oWajongers die al langere tijd in de Wajong zitten, geen goede voorlopige indeling te maken is. Bovendien blijkt dat naarmate de leeftijd stijgt de oWajonger steeds vaker geen arbeidsvermogen (meer) heeft. Wanneer de oude werkwijze ook voor het laatste leeftijdscohort wordt gevolgd, i.c. de oWajongers van 50 jaar en ouder, wordt dit leeftijdscohort onnodig belast met een herbeoordeling: op voorhand staat bij het merendeel der gevallen vast dat de uitkomst «geen arbeidsvermogen» zal zijn. Het herbeoordelen op basis van de oude werkwijze betekent voorts een onnodige belasting op de capaciteit aan verzekeringsartsen van UWV. Dat is ongewenst nu er sprake is van een fors tekort aan verzekeringsartsen.

De gewijzigde werkwijze betreft de voorlopige indeling en doet niet af aan het zorgvuldige vervolgproces waarmee UWV uiteindelijk komt tot een beoordeling. oWajongers die jonger zijn dan 50 jaar zijn weliswaar op andere gronden voorlopig ingedeeld, maar hebben alle mogelijkheden om UWV te overtuigen van de potentiële onjuistheid van die voorlopige indeling, met aan het eind een beoordeling door een arbeidsdeskundige en/of verzekeringsarts. Uiteraard staat tegen de uiteindelijke beschikking van UWV bezwaar en beroep open. In hoeverre de gewijzigde werkwijze voor oWajongers die jonger zijn dan 50 jaar aanleiding geeft, bezwaar aan te tekenen dan wel in beroep te gaan tegen de beslissing op hun individuele beoordeling kan ik niet beoordelen.

Wajongers zijn middels het Wajongforum van het UWV geïnformeerd over deze werkwijze. Op mijn verzoek informeert UWV alle betrokken Wajongers zo spoedig mogelijk. Zij ontvangen begin volgend jaar hun voorlopige indeling.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven