Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2016
De Wet werk en zekerheid (WWZ) (Kamerstuk 33 818), en met name de invoering van inkomstenverrekening, heeft geleid tot een fundamentele
wijziging van de Werkloosheidswet (WW) en de uitvoering ervan door UWV. Op verschillende
manieren werkt deze wijziging door in de statistische informatie over de WW, onder
meer via een toename van het aantal WW-uitkeringsrechten zonder uitbetaling (zogenaamde
nuluitkeringen). Onderstaand informeer ik u over deze effecten en de wijze waarop
daarmee in de registratie wordt omgegaan.
Werken naast WW-uitkering is lonend
Een eerste gevolg van inkomstenverrekening (in combinatie met de aanscherping van
passende arbeid) is dat WW-gerechtigden naar verwachting eerder en vaker een baan
accepteren tegen een lager loon. In die situatie kunnen WW’ers recht houden op een
gedeeltelijke WW-uitkering naast hun nieuwe baan. Als gevolg hiervan kan het aantal
WW-uitkeringen toenemen. Het gemiddelde uitkeringsbedrag zal echter dalen, omdat vaker
sprake is van een kleine WW-uitkering als aanvulling op inkomsten uit arbeid.
Latere betaling WW-uitkering
Een tweede gevolg van inkomstenverrekening is dat WW-gerechtigden na afloop van de
maand hun WW-uitkering uitbetaald krijgen. Dit heeft gevolgen voor het aantal WW-uitkeringen
waarvoor nog geen betaling is verricht (zogenaamde nuluitkeringen). Het aantal nuluitkeringen
in de eerste maand van werkloosheid stijgt hierdoor. Dit leidt echter niet tot een
stijging van het aantal geregistreerde WW-uitkeringen.
Latere beëindiging van de uitkering
Een derde gevolg van inkomstenverrekening is een vertraagde beëindiging van het recht
op WW-uitkering. Het achteraf opgeven en controleren van inkomsten heeft gevolgen
voor het moment waarop de WW-uitkering formeel door UWV beëindigd kan worden. Een
beëindiging wordt pas definitief verwerkt als de vergelijking van de inkomstenopgave
met de loonaangifte van de werkgever heeft plaatsgevonden. Als duidelijk is dat het
inkomen gedurende 2 maanden hoger is dan 87,5% van het maandloon, wordt de uitkering
beëindigd. Gedurende deze maanden loopt de registratie van de WW-uitkering door. Dit
leidt tot een stijging van het aantal geregistreerde nuluitkeringen. Omdat de uitkering
gedurende die 2 maanden niet wordt uitbetaald, heeft het later beëindigen van uitkeringen
geen effect op de uitkeringslasten of het verbruiken van WW-duur.
Samenvattend zijn uiteenlopende beleidsmatige en administratieve effecten van invloed
zijn op het WW-volume en de WW-uitgaven. Het aantal geregistreerde WW-uitkeringen
stijgt. Daar staat tegenover dat de gemiddelde jaaruitkering en naar verwachting de
WW-uitgaven dalen.
Door deze wijzigingen lijkt sprake van een hoger aantal WW-uitkeringen. Deze trendbreuk
wordt met name veroorzaakt doordat er meer mensen zijn met een geregistreerde WW-uitkering
die niet meer tot uitbetaling komt (zogenaamde nuluitkeringen). UWV zal daarom tijdelijk
naast het aantal WW-uitkeringen, ook de telling exclusief deze nuluitkeringen in beeld
brengen. Hiermee wordt de trendbreuk inzichtelijk. Ik verwacht dat dit inzicht kan
worden gegeven vanaf de eerstvolgende juninota waarin door UWV een actueel beeld wordt
geschetst over de verwachte ontwikkeling van de WW (en andere door UWV uitgevoerde
werknemersverzekeringen).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher