26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 466 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van 15 april 2011 inzake de voortgang van het overleg met het UWV, VNG en Divosa over multiproblematiek (Kamerstuk 26 448, nr. 461).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

De adjunct-griffier van de commissie,

Dekker

Vragen van de leden van de VVD-fractie

1

In de brief staat dat de dienstverlening van het UWV Werkbedrijf overwegend digitaal plaats zal vinden. Voor een beperkt deel van de cliënten blijft face to face contact mogelijk. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de groep mensen met multiproblematiek onderdeel is van deze kleine groep. Wordt er ook nagedacht over een één-loket-gedachte voor mensen met multiproblematiek?

De wijze waarop de digitale dienstverlening zal plaatsvinden bij het UWV Werkbedrijf is nog in ontwikkeling; de volledige invoering is voorzien in 2015. De digitale dienstverlening betreft alleen de WW-populatie en de intake van de WWB. Ongeveer 10% van de WW-populatie zal nog wel face-to-face dienstverlening ontvangen. Het grootste deel van de cliënten met multiproblematiek heeft geen WW-uitkering. De exacte afbakening van de groep WW-ers die beperkt face-to-face contact krijgt, heeft nog niet plaatsgevonden. De beslissing om face-to-face contact in te zetten voor een cliënt is steeds een individuele afweging, waarbij de aanwezigheid van multiproblematiek logischerwijs zal meewegen. Voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten geldt de beperking van 10% face-to-face contact overigens niet.

In antwoord op uw vraag over de één-loket-gedachte constateer ik dat de regierol van de gemeenten de uitvoerders in de sociale zekerheid de mogelijkheden verschaft om samenhangende dienstverlening op meerdere terreinen aan te bieden. Door de uitvoering van het regeerakkoord worden taken op het gebied van de WMO, de AWBZ-zorg, de Jeugdzorg en Werken naar Vermogen bij gemeenten ondergebracht, waardoor de mogelijkheden van gemeenten om de dienstverlening meer integraal te organiseren groter worden.

2

In de brief wordt gesproken over de Persoonsverkenner, een recent door het UWV ontwikkeld instrument dat op basis van harde en zachte kenmerken van de klant de kans op langdurige uitkeringsafhankelijkheid voorspelt. Dit instrument lijkt een goed middel. Kan de regering aangeven wanneer bekend is of dit instrument ingezet kan worden voor de groep mensen met multiproblematiek? En wanneer wordt de Persoonsverkenner daadwerkelijk geïmplementeerd?

De Persoonsverkenner schat op basis van een aantal kenmerken de kans in dat een werkzoekende binnen 12 maanden het werk hervat (of na 12 maanden nog een WW-uitkering heeft). Deze kenmerken zijn bijvoorbeeld: leeftijd, problemen met de Nederlandse taal, arbeidsverleden, de eigen visie op terugkeer naar werk en het werkvermogen. Het instrument is in eerste instantie niet ontwikkeld om multiproblematiek te herkennen, maar een lage score op de genoemde kenmerken kan een indicatie zijn voor de aanwezigheid van multiproblematiek. Nader onderzoek is dan noodzakelijk om multiproblematiek daadwerkelijk te kunnen vaststellen. Een prototype is beschikbaar. Begin 2011 heeft op drie vestigingen een pilot plaatsgevonden met de Persoonsverkenner. De persoonsverkenner zal naar verwachting in 2012 worden geïmplementeerd.

3

Het project Fit 4 Work is een initiatief van UWV, de sociale diensten en GGD-en in de G-4. Kan de regering aangeven hoe de aanpak van dit project eruit ziet? Welke maatregelen kunnen er worden genomen? Welk beleid wordt er gehanteerd? Is er sprake van integraal beleid? Verder vragen de leden van de VVD-fractie zich af wat er specifiek wordt bedoeld met evidence-based methodiek.

De VVD-fractie constateert terecht dat de verantwoordelijkheid voor het project Fit-4-Work ligt bij de diensten Werk en Inkomen en de GGD-en van de vier grote gemeenten en bij het UWV. SZW ondersteunt weliswaar dit project, maar heeft geen primaire inhoudelijke verantwoordelijkheid.

Fit-4-Work richt zich op het ontwikkelen van interventie-instrumenten voor cliënten met meervoudige problematiek met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of WWB-uitkering die psychische en sociale problemen hebben, vaak in combinatie met een negatieve gezondheidsbeleving. Deze klanten zullen via een integrale aanpak -waarbij professionals uit meerdere domeinen samenwerken- begeleid worden naar regulier werk; het streven is dat minimaal 50% uitstroomt naar regulier werk. In de methodische aanpak van Fit-4-Work, loopt het re-integratieproces parallel aan het aanpakken van de andere problemen. De integrale aanpak moet inzicht bieden welke interventie voor wie onder welke omstandigheden het beste resultaat -in termen van uitstroomkansen-  oplevert. Het project zal tussentijds gemonitord worden en na afloop worden geëvalueerd. Hierbij wordt gewerkt met een controlegroep. Ook worden de maatschappelijke kosten en baten in beeld gebracht. Met evidence-based wordt verwezen naar een dergelijke systematische aanpak die ervoor zorgt dat instrumenten worden ingezet, die eerder in de praktijk hun waarde hebben bewezen. Ontwikkeling van en dergelijke methodiek is mogelijk omdat het project een looptijd kent tot en met 2014. De methodiek zal ook beschikbaar zijn voor andere gebruikers, o.a. voor andere gemeenten.

4

De VNG ondersteunt 12 pilotgemeenten met het WMO-project «De Kanteling», waarin een nieuwe manier van werken ontwikkeld wordt ten behoeve van mensen met een beperking. Kan de regering aangeven wanneer er resultaten bekend worden van dit WMO project?

De resultaten zijn naar verwachting eind 2011 bekend.

5

In de brief wordt de Participatieladder genoemd. Kan de regering aangeven wanneer er resultaten bekend worden van de verdere ontwikkeling van de Participatieladder?

Er zijn al enige resultaten bekend en vanaf verantwoording 2011 zal verslag worden gedaan van de participatieontwikkeling. Inmiddels is 80–90% van de bijstandspopulatie ingedeeld op één van de treden van de Participatieladder of een ander vergelijkbaar instrument.

Divosa heeft recent een eerste onderzoek gepubliceerd over de Participatieladder (Participatie-ontwikkeling in perspectief; over de klanten van de sociale dienst, mei 2011).

In dit onderzoek is gekeken naar welke mensen (wanneer) een integratie- of participatievoorziening krijgen en welke ontwikkeling gemeentelijke klanten in 2010 hebben doorgemaakt op de Participatieladder.

6

De regering heeft het voornemen in gesprek te gaan met de VNG over welke concrete belemmeringen professionals ervaren in wet- en regelgeving. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wanneer zij de uitkomsten van deze gesprekken kunnen verwachten.

De VNG is op dit moment bezig met een inventarisatie. Ik zal u in het najaar nader informeren over de uitkomsten van dit traject.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

7

Heeft de regering een helder beeld van de aard en grootte van de multiproblematiek? Is voldoende duidelijk om hoeveel mensen het gaat en wat de meest voorkomende problemen zijn waarmee zij te maken hebben? Wat zijn de oorzaken van de samenloop van deze problemen? Is bekend bij welke instanties zij wel of niet aankloppen voor hulp en of zij zelfstandig de weg kunnen vinden naar de juiste instantie? Hoeveel mensen blijven buiten zicht? Hoeveel mensen zitten in meerdere kaartenbakken tegelijkertijd?

Aangaande aard en grootte, oorzaken, aantallen en meest voorkomende problemen, geeft het rapport Multiproblematiek bij cliënten een helder beeld. In dat rapport, dat ik u op 22 november 2010 heb doen toekomen, wordt geschat dat 40 procent van het aantal uitkeringsgerechtigden (harde kern vangnetters ZW, WAJONG, WAO, WIA, WW en WWB) – naast langdurige werkloosheid – te maken heeft met tenminste twee andere geregistreerde problemen op andere leefgebieden. Dat zijn 360 000 uitkeringsgerechtigden. De oorzaken zijn veelal individueel bepaald. De groepen waar multiproblematiek het meest voorkomt zijn: laagopgeleiden, zieke vangnetters, licht verstandelijk gehandicapten, ex-gedetineerden en in mindere mate jongeren met weinig motivatie voor c.q. afkeer van de arbeidsmarkt. Bij multiprobleemcliënten is er veelal sprake van een dynamiek met een neerwaartse spiraal indien niet tijdig wordt geïntervenieerd. De onderliggende problemen, zoals een lage opleiding, psychische en lichamelijke beperkingen, leiden vaak tot het niet kunnen vinden c.q. behouden van werk. Dit kan weer leiden tot financiële problemen en sociale uitsluiting. Het gevolg daarvan kan zijn dat er psychosociale problemen ontstaan, die sociale uitsluiting versterken. Na verloop van tijd vormt psychosociale problematiek een primaire belemmering voor de overgang naar werk.

Als mensen bij gemeentelijke instanties aankloppen voor hulp, al dan niet op doorverwijzing van professionals of dat zij zich zelfstandig melden, worden er vanaf de start van de hulpverlening uiteraard dossiers bijgehouden. Bij welke instanties cliënten zich melden is divers en ook afhankelijk van hun hulpvraag. Cijfers over mensen die buiten het zicht van de hulpverlening blijven, zijn niet bekend. In het kader van de wijkaanpak, is in verschillende projecten geëxperimenteerd met het opzoeken en ondersteunen van niet-melders tot achter de voordeur. Deze methodiek vindt navolging bij verschillende gemeenten.

8

De brief blinkt niet uit in uitvoerige informatievoorziening; hoe wordt de overgang van «oogsten uit de experimenten» naar «borging in reguliere dienstverlening» vorm gegeven?

Dit dient op lokaal niveau plaats te vinden. Met de VNG en Divosa zijn afspraken gemaakt over het ondersteunen van de platformfunctie van deze twee instanties, met het oogmerk de kennisdeling en het gebruik van die kennis door en tussen gemeenten te faciliteren. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van door uitvoeringspartners en departementale programma’s (1 gezin 1 plan, Achter de voordeur, Erop af, doen en delen, etc.) ontwikkelde bruikbare methodieken voor de aanpak van multiproblematiek bij diverse groepen. Het gaat erom dat gemeenten en andere uitvoerders nu meer dan in het verleden, de reeds aanwezige kennis en ervaringen over (bewezen) goed werkende methodieken of de elementen daaruit benutten, door ze duurzaam een plaats te geven (borgen) in de eigen uitvoeringspraktijk. Juist door gebruik te maken van bestaande methodieken waarvan bekend is dat ze goed werken, kan geld, mankracht en tijd bespaard worden en kan ook in tijden waarin minder publiek geld beschikbaar is, de dienstverlening voor deze cliëntenpopulatie op peil blijven.

9

Er wordt melding gemaakt van een eventuele aanpassing van de Persoonsverkenner voor cliënten met een arbeidshandicap. Wanneer wordt duidelijk of dit kan en wat de voor- en nadelen zijn van het werken met de Persoonsverkenner voor deze groep? Op welke manier verschilt de Persoonsverkenner met een persoonlijk gesprek met een goed opgeleide casemanager? Wordt er ook gedacht over toepasbaarheid van een dergelijke Persoonsverkenner andere groepen?

Naar verwachting zal in het najaar meer bekend zijn over de mogelijkheden om de Persoonsverkenner te benutten voor deze of andere groepen. De Persoonsverkenner wordt digitaal beschikbaar gesteld.

10

De regering zal de VNG vragen welke concrete belemmeringen professionals ervaren in wet- en regelgeving. Is hier nooit eerder naar gevraagd? Krijgt de regering niet voldoende signalen van dergelijke belemmeringen? Zal bij deze inventarisatie ook worden gekeken naar de oorzaken van deze belemmeringen? Op welke manier wordt rekening gehouden met de voorgenomen beleidswijzigingen? Zal de regering hierbij alleen de belemmeringen in professionele sfeer inventariseren of wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar belemmeringen in wet- en regelgeving die burgers tegenkomen? Wordt in dat kader bijvoorbeeld de Nationale Ombudsman betrokken in deze inventarisatie? Wanneer kan de Kamer de resultaten en conclusies van deze inventarisatie verwachten?

De VNG heeft een oproep aan haar leden gedaan via de VNG website. Ik ga in gesprek met de Nationale Ombudsman over zijn mogelijke betrokkenheid bij deze inventarisatie, waarbij uiteraard rekening gehouden moet worden met de onafhankelijke positie van de Nationale Ombudsman. Ik zal u informeren over het resultaat.

11

Wat wordt de toegevoegde waarde van het gebruik van MKBA’s in dit werkveld? Is meer inzicht in kostenverdeling de doelstelling of wordt er ook gekeken naar de «kosten en baten» van multiproblematiek?

De meerwaarde ligt in het helder op een rij zetten van de (verwachte) kosten en uitdrukkelijk ook de (verwachte) baten. Niet in enge zin, maar in brede zin, door alle relevante maatschappelijke effecten mee te nemen.

Vragen van de leden van de PVV-fractie

12

Over welke experimenten met de dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek gaat het? Zijn er experimenten, die een succes kunnen worden genoemd? Zo ja, welke en waarom zijn ze een succes? Zijn ze succesvol genoeg om te kunnen worden uitgebreid en om ze te borgen in de reguliere dienstverlening? Zo ja, waarom?

In de volgende experimenten en departementale aanpakken is gewerkt aan de verbetering van de dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek: de zeven experimenten in het kader van de wijkaanpak, waaronder het experiment «Achter de voordeur», waarin in diverse gemeenten gezocht is naar een vernieuwende manier van dienstverlening aan gezinnen met meervoudige problemen, de aanpak 1 gezin 1 plan, de aanpak voortijdig schoolverlaten, nazorg ex-gedetineerden en de cultuuromslag Wajong. Deze lijst is niet limitatief. Verder zijn in tal van gemeenten specifieke projecten ontwikkeld, gericht op de aanpak van multiprobleemcliënten en -huishoudens. Succesvolle elementen zijn via publicaties en via bijeenkomsten beschikbaar voor andere gemeenten. Ik verwijs kortheidshalve naar het recent verschenen e-book «Aan de slag, achter de voordeur» dat te vinden is op de weblink van de rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aandachtswijken/documenten-en-publicaties.

13

Gebeurde er tot hier toe iets substantieel met mensen met multiproblematiek, specifiek op hen gericht, of bleef het bij de genoemde experimenten?

Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar het antwoord op vraag 12.

De Inspectie Werk en Inkomen constateerde in haar rapport «Maatwerk bij meervoudigheid» dat, daar waar tot enkele jaren geleden de groep cliënten met meervoudige problematiek nog aangeduid werd als het zogenaamde «granieten bestand», of als zeer moeilijk tot onbemiddelbaar, de aandacht voor deze groep nu meer en meer is verplaatst naar participatiegerichte begeleiding. Door samen te werken met partners buiten het stelsel van werk en inkomen, bijvoorbeeld met professionals uit de GGZ-hoek en de wijkaanpak en onderwijs, zoekt de uitvoering meer dan voorheen naar oplossingen die gericht zijn op activering van mensen met meervoudige problemen.

14

Hoe werkt de «Persoonsverkenner» precies? Is het een louter digitaal instrument? Wordt de netto-efficiëntie ervan gemeten en zo ja, hoe?

Zie ook antwoorden op vraag 2 en 9. Het instrument is nog in ontwikkeling en leent zich ervoor om in een digitale omgeving te worden benut. De netto-effectiviteit ervan laat zich niet vaststellen. Het voorspelt de kans op werkaanvaarding binnen 12 maanden en is daarmee geen re-integratie-instrument.

15.

De eerste klanten voor het Fit 4 Work-project zouden begin 2011 instromen. Hoeveel zijn er al ingestroomd, wat zijn tot hier toe de geboekte resultaten? Zal er bij de beoordeling naar de netto-efficiëntie worden gekeken? Wat wordt precies bedoeld met een evidence-based methodiek? Wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de resultaten? Op basis waarvan zal het project als een succes worden bestempeld en zal het beschikbaar worden gesteld voor andere partijen, zoals gemeenten buiten de G-4?

Op grond van de informatie die ik van UWV heb ontvangen over dit project van de G-4 en UWV, is het project in een voorbereidend stadium, waarbij de verwachting is dat op korte termijn aanbesteding zal gaan plaatsvinden. Er zijn dus nog geen klanten ingestroomd. Dat is voorzien voor najaar 2011. Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 3, geldt dat de netto-effectiviteit wordt gemeten met behulp van een controlegroep. Met evidence-based wordt verwezen naar een dergelijke systematische aanpak, die ervoor zorgt dat instrumenten worden ingezet die voorafgaand in de praktijk hun waarde hebben bewezen. UWV en gemeenten hanteren een score van 50% uitstroom naar werk als maatstaf voor succes. Resultaten zullen aan gemeenten beschikbaar worden gesteld en waar relevant ook worden gemeld aan de Tweede Kamer.

16

De website www.interventiesnaarwerk.nl is in 2008 opgestart. Wat is het resultaat tot hiertoe als direct gevolg van de website?

De website geeft inzicht aan klantmanagers, werkcoaches, beleidsmakers en inkopers over welke interventies werken. Er zijn 74 interventies ontwikkeld. In het kennisdocument «Klanten met meervoudige problematiek», december 2010, op www.interventiesnaarwerk.nl vindt u hoe omgegaan kan worden met klanten die meervoudige problematiek hebben.

17

Wat zal het «programma vakmanschap» en «platform professionalisering» dat Divosa heeft opgezet precies doen? Wanneer zijn hiervan resultaten met betrekking tot effectiviteit beschikbaar? Tot wanneer lopen deze initiatieven?

Het programma vakmanschap geeft de missie en visie van Divosa voor de komende jaren tot in 2015 weer. In het programma vakmanschap stelt Divosa als doel de effectiviteit van de inzet van re-integratiemiddelen door sociale diensten te verhogen, door enerzijds het vak van klantmanager verder te professionaliseren (professioneel opleiden en faciliteren van vakmanschap) en anderzijds de transparantie van de re-integratie-inspanningen te verhogen. Centraal hierin staat de doelstelling om meer methodisch te werken, door systematisch gebruik te maken van wat bekend is over effectieve instrumenten en werkwijzen. In het platform professionalisering wisselen vertegenwoordigers van management en HRM van verschillende sociale diensten kennis en expertise uit om de professionaliteit binnen de sector verder te ontwikkelen. In het kader van het programma vakmanschap heeft Divosa de website interventiesnaarwerk overgenomen. Er is er geen looptijd verbonden aan het platform professionalisering.

18

Op welke manier zal de regering precies bevorderen dat kennisinstituten gaan samenwerken bij het verzamelen en verspreiden van goede evidence-based interventies bij multiproblematiek?

De beoogde samenwerking tussen de kennisinstituten van verschillende sectoren is erop gericht de gebruikers van deze instituten kennis met elkaar te laten delen op het terrein van onderzoek, evidence-based aanpakken, etc. Het gaat om kennis die relevant is voor meerdere sectoren.

Het gesprek met de kennisinstituten zal ik in overleg met mijn collega’s van OCW, VWS en BZK na het zomerreces starten.

19

Er wordt melding gemaakt van het feit dat het aantal mensen met multiproblematiek toeneemt. Is er op dit moment betrouwbare informatie beschikbaar over hoeveel mensen kunnen worden gediagnosticeerd als «iemand met multiproblematiek»?

In mijn brieven van 22 november 2010 en van 15 april jl. maar ook in het onderliggende rapport van Meccano/ Astri wordt geen melding gemaakt van een toename van het aantal mensen met multiproblematiek. De schatting die de onderzoeksbureaus Meccano/Astri hebben gemaakt van het aantal uitkeringsgerechtigden met meervoudige problematiek (360 000 in totaal), is gebaseerd op een eenmalige koppeling van een zeer groot aantal bestanden bij het CBS en het UWV over het jaar 2009, op meerdere leefgebieden. Het is belangrijk te onderkennen dat dergelijke aantallen benaderingen zijn, aangezien sommige problemen zoals «niet zelfredzaam» en «geen regie kunnen voeren» niet in statistische bestanden voorkomen.

20

In hoeverre zal er bij multiprobleemhuishoudens aandacht worden besteed aan de preventie van multiproblematiek?

Het kabinet wil een omslag naar preventie teweegbrengen. Het beleid vanuit VWS, OCW en SZW is daarop gericht, onder andere via de aanpak «1 kind, 1 gezin, 1 plan», aanval op schooluitval, de plusvoorziening en het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening om problematische schulden vroeg te signaleren en te voorkomen. De centra voor jeugd en gezin zijn er om vroegtijdig problemen te signaleren en aan te pakken voordat ze escaleren.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

21

De bezuiniging bij het UWV zal leiden tot een grotere digitale hulpverlening. De leden van de CDA-fractie vinden het van groot belang dat daardoor kwetsbare groepen gerichte hulp mislopen. Op welke manier wordt gewaarborgd dat de groep met multiproblematiek wel de goede hulp krijgt bij het zoeken maar werk?

Zie ook mijn antwoord op vraag 1. E-dienstverlening kan goed werken voor grote groepen uitkeringsgerechtigden met een WW-uitkering maar ook voor cliënten met andere uitkeringen. De beslissing om face-to-face dienstverlening in te zetten gebeurt altijd op basis van een individuele beoordeling. De aanwezigheid van multiproblematiek kan een indicatie zijn om face-to-face dienstverlening in te zetten voor een specifieke cliënt.

22

Samenwerking achter het loket helpt de toegankelijkheid voor mensen die verschillende indicaties hebben te stroomlijnen. Een belangrijk instrument op het vlak van het stellen van indicaties is het digitale loket www.regelhulp.nl. Hoe staat het met het onderzoek naar de mogelijkheden van aanpassing van de systemen bij het UWV?

Op 17 mei jl. heb ik u de antwoorden op de vragen van het lid Sterk over Regelhulp gestuurd. UWV en Regelhulp hebben een oplossing gevonden waarmee UWV via Regelhulp digitale aanvragen voor een voorziening in behandeling kan nemen. De klant kan vanuit Regelhulp doorklikken naar de UWV-site waar de klant direct bij het gewenste aanvraagformulier komt. Op dit moment kunnen de WW, de Wajong en de WIA-uitkering digitaal bij UWV worden aangevraagd. Vanaf het derde kwartaal van 2011 is dit bij UWV voor vrijwel alle uitkeringen en voorzieningen mogelijk. Uiterlijk 1 oktober 2011 worden de links naar UWV op Regelhulp geplaatst.

23

In de brief wordt gesproken over een verbeterde samenwerking tussen het UWV Werkbedrijf en de onderwijsprofessionals in het speciaal onderwijs. Kan de regering aangeven waarop dit is gebaseerd? Hoe krijgt deze samenwerking vorm? Welke resultaten zijn er geboekt?

In het kader van de nieuwe Wajong van UWV, met onder andere scholen voor speciaal onderwijs, krijgt samenwerking vorm in zogenoemde Wajongnetwerken. De resultaten van de netwerken zullen qua preventie bijdragen aan een lagere instroom in de Wajong en qua kennis en informatiedeling tussen professionals, bijdragen aan een hoger percentage werkende Wajongeren.

24

In de brief wordt gesproken over dat onderzocht wordt of de Persoonsverkenner aangepast kan worden voor mensen met een arbeidshandicap. Wat zijn daarvoor de belemmeringen? Wanneer zijn de resultaten daarvan bekend? In hoeverre is het mogelijk dat ook straks gemeenten in het kader van de Wet werken naar vermogen hiervan gebruik kunnen maken?

Zie mijn antwoorden op vraag 9 en vraag 14.

25

Op welke manier geeft de regering uitwerking aan de motie Koşer Kaya/Sterk (motie ingediend met vraag om ook deze groep te betrekken bij de Wet werken naar vermogen) (26 448, nr. 455)?

Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar het antwoord op vraag 26.

Vragen van de leden van de D66-fractie

26

De leden van de D66-fractie zien de aanstaande stelselwijzigingen als gevolg van de Wet werken naar vermogen als een kans om het beleid op meervoudige problematiek te verbeteren. In dat licht vinden de leden dat de regering in de hoofdlijnennotitie «werken naar vermogen» (29 544 nr. 297) een nogal algemene en zelfs karige uitvoering geeft aan de motie Koşer Kaya en Sterk over multiproblematiek (26 488 nr. 455). De leden zijn benieuwd of de regering de Wet werken naar vermogen ook als een kans ziet om het beleid op multiproblematiek te verbeteren? Zo ja, hoe wil de regering concreet stimuleren dat gemeenten hier effectief beleid op gaan voeren?

De Wet Werken naar vermogen (WWNV) biedt inderdaad mogelijkheden om voor mensen met meervoudige problemen, die wel beschikken over arbeidsvermogen, re-integratie in te zetten in combinatie met het aanpakken van de meervoudige problemen. Met deze nieuwe wet stelt het kabinet gemeenten in staat een samenhangende aanpak te ontwikkelen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en wordt de regiefunctie van gemeenten versterkt en worden de mogelijkheden om verschillende terreinen goed op elkaar af te stemmen verbeterd. Gemeenten kunnen dit doen omdat zij ook op andere terreinen als (jeugd)zorg, welzijn, schuldhulpverlening en dagbesteding de regie voeren of dit op korte termijn gaan doen. Het rijk wil, waar nodig, gemeenten ondersteunen bij de implementatie hiervan, zonder de wijze van uitvoering voor te schrijven.

27

De leden van de D66-fractie constateren dat de arbeidsdeskundigen en werkcoaches WW specifieke trainingen hebben gevolgd om taalproblemen, schuldenproblematiek en laaggeletterdheid te onderkennen en de cliënt daarop door te verwijzen. De leden vragen de regering om nader in te gaan op de resultaten van deze trainingen.

De leden vragen zich bijvoorbeeld af hoe vaak deze medewerkers de genoemde problemen signaleerden en of deze mensen adequaat doorverwezen werden. De leden vragen zich ook af of dergelijke trainingen zinnig zijn voor het herkennen van drugsverslavingen, psychiatrische problemen en gedragsstoornissen. De leden zijn voorts benieuwd of dergelijke trainingen ook van toegevoegde waarde zijn voor medewerkers van sociale diensten bij de gemeenten.

Deze trainingen zijn bedoeld om problemen op andere leefgebieden te herkennen. UWV heeft voor onder andere werkcoaches en arbeidsdeskundigen trainingen verzorgd om problematische financiële situaties te kunnen onderkennen en adequaat door te verwijzen naar gemeenten voor verdere dienstverlening en mogelijke opname in schuldhulptraject.

UWV is belast met de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsregelingen en heeft vanuit die hoedanigheid expertise in huis om bijvoorbeeld ook psychiatrische en gedragsproblematiek bij cliënten te kunnen onderkennen. Daarnaast is voor de werkcoaches van UWV een checklist ontwikkeld, aan de hand waarvan kan worden nagegaan of er sprake is van taalbelemmeringen (het niet of slecht beheersen van de Nederlandse taal, analfabetisme en digibetisme). Ook heeft UWV in samenwerking met de Stichting Lezen en Schrijven de medewerkers op de Werkpleinen geïnformeerd om digibeten beter te leren omgaan met digitale dienstverlening. Er wordt niet geregistreerd hoe vaak de medewerkers de genoemde problemen signaleren. Er zal nog nader worden gekeken of dergelijke trainingen ook van toegevoegde waarde zijn voor medewerkers van sociale diensten bij gemeenten.

28

De leden van de D66-fractie constateren dat het rapport van Astri/Meccano over multiproblematiek een betere samenwerking tussen professionals als verbeterpunt noemt. De leden zijn benieuwd wat er wordt gedaan om ervoor te zorgen dat medewerkers van sociale diensten, jeugdwerkers, psychiaters, schuldhulpverleners, medewerkers uit de verslavingszorg, e.d. frequenter met elkaar om tafel gaan zitten. De leden vragen zich af welke acties concreet worden genomen om de schotten tussen deze diensten weg te nemen. De leden zijn bijvoorbeeld benieuwd of er trajecten lopen waarbij medewerkers met de verschillende specialismen op elkaars afdelingen meelopen.

Concreet zorgt het regeerakkoord ervoor dat meer taken bij gemeenten komen te liggen zodat er integraal naar de klant kan worden gekeken. Het is daarbij logisch dat gemeenten hun diensten zodanig inrichten dat schotten of belemmeringen voor een integrale aanpak worden vermeden. De samenwerking tussen professionals moet op lokaal niveau worden vormgegeven, vaak tussen en met gemeentelijke diensten. Dit betekent mijns inziens niet noodzakelijkerwijs dat ze vaker met elkaar om tafel zitten, maar vooral dat ze elkaar weten te vinden en de kennis en kunde mobiliseren die nodig is. Of meelopen op elkaars afdeling dienstig is, dient lokaal te worden bezien.

29

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering een reactie op twee onderzoeken over multiproblematiek naar de Kamer heeft gestuurd (26 448, nr. 445).

Voorts constateren de leden van de D66-fractie dat de regering schrijft dat van het UWV en de gemeenten wordt verwacht dat zij op de Werkpleinen tenminste problemen op andere leefgebieden kunnen signaleren en dat ze doorverwijzen naar andere specialistische hulpverleners. Zij zijn benieuwd of de gemeenten en het UWV deze verwachtingen waarmaken. De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij dit zoveel mogelijk kan onderbouwen met harde feiten en cijfers bijvoorbeeld over het aantal (succesvolle) doorverwijzingen.

Op een werkplein zijn gemeenten en UWV samen vertegenwoordigd. Een doorverwijzing kan op meerdere manieren plaatsvinden. In het geval dat schuldenproblematiek belemmerend werkt voor re-integratie, kan de UWV werkcoach de werkzoekende direct doorgeleiden naar de betreffende gemeenteambtenaar. Er is dan sprake van warme overdracht. Ook kan in de reguliere klantbespreking op de werkpleinen aan de andere op het werkplein vertegenwoordigde professionals een oordeel gevraagd worden over een cliënt. Het aantal (succesvolle) doorverwijzingen wordt niet door het rijk bijgehouden.

30

De leden van de D66-fractie zijn tot slot benieuwd of gemeenten methodieken ontwikkelen om multiproblematiek aan te pakken. Zij zijn benieuwd of er cijfers bekend zijn over het percentage gemeenten dat methodieken heeft ontwikkeld. De leden van de D66-fractie vragen de regering of de ontwikkeling van methodieken wenselijk wordt gevonden. Zo ja, naar welk percentage gemeenten met een methodiek streeft de regering? De leden van de D66-fractie vragen zich voorts af of er al initiatieven lopen om het ontwikkelen van methodieken door gemeenten te stimuleren.

Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om de aanpak van mensen met multiproblematiek goed te organiseren. Het Rijk houdt dan ook geen percentages of aantallen bij van gemeenten die aan methodiekontwikkeling doen. Het is belangrijk dat gemeenten methodisch werken. Ter ondersteuning hiervan is de website interventiesnaarwerk.nl ontwikkeld. Ik verwijs naar het antwoord bij vraag 16 voor meer informatie over het ontstaan van de website.

Ik zal de uitvoeringspartners, VNG, Divosa en UWV, ondersteunen bij het uitwisselen van kennis en ervaring over bruikbare, evidence-based methodieken. Ook zal SZW het proces van professionalisering van klant-, casemanagers, frontlijncoaches etc. waar nodig, ondersteunen, zoals onder andere via steun aan het project Fit-4-work; zie ook de antwoorden op de vragen 3 en 15.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), voorzitter, Hamer, M.I. (PvdA), Ham, B. van der (D66), Sterk, W.R.C. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Hijum, Y.J. van (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Ulenbelt, P. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), ondervoorzitter, Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Dijkgraaf, E. (SGP), Azmani, M. (VVD), Jong, L.W.E. de (PVV), Klaver, J.F. (GL), Huizing, M.E. (VVD), Straus, K.C.J. (VVD), Besselaar, I.H.C. van den (PVV) en Vacature, (SP).

Plv. leden: Voortman, L.G.J. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Pechtold, A. (D66), Uitslag, A.S. (CDA), Klijnsma, J. (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Dijkstra, P.A. (D66), Kooiman, C.J.E. (SP), Schouten, C.J. (CU), Fritsma, S.R. (PVV), Çelik, M. (PvdA), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Staaij, C.G. van der (SGP), Aptroot, Ch.B. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Sap, J.C.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Harbers, M.G.J. (VVD), Mos, R. de (PVV) en Gesthuizen, S.M.J.G. (SP).

Naar boven