26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 441 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2010

Hierbij doe ik u de Programmarapportage participatie van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) «Dienstverlening op maat: Het voorkomen van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid in tijden van crisis» toekomen.1

In de rapportage worden de uitkomsten van onderzoeken op drie deelterreinen beschreven: «Het voorkomen van (langdurige) werkloosheid», «Vraaggerichte re-integratie: werken met werkgevers» en «De re-integratie van langdurig zieke werklozen». Hieronder ga ik in op eerste twee genoemde deelterreinen. Het deel over de re-integratie van langdurig zieke werklozen, neem ik mee in mijn heden aan u aangeboden brief inzake «ontwikkelingen ZW-vangnet».

Het voorkomen van (langdurige) werkloosheid

De IWI concludeert dat veel van de dienstverlening werk en inkomen toegesneden is op het snel weer aan het werk helpen van de meer zelfredzame cliënten. Deze dienstverlening sluit aan bij de behoefte van de overgrote meerderheid van de cliënten. Als echter sprake is van een verhoogd risico op langdurige werkloosheid, wordt dit vaak pas later vastgesteld, waardoor intensievere dienstverlening pas na enige maanden start. De inspectie concludeert dat de preventie van langdurige uitkeringsafhankelijkheid hierdoor beperkt wordt.

De inspectie geeft aan dat de dienstverlening van het UWV sinds november 2009 gebaseerd is op de WERKformule. De dienstverlening begint met een intake en een diagnose van de kansen van de cliënt op de arbeidsmarkt. Het uitgangspunt daarbij is dat cliënten die werkloos dreigen te worden uit een dienstbetrekking in beginsel geschikt zijn voor de arbeidsmarkt. Voor werkzoekenden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt basisdienstverlening ingezet. Voor werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidmarkt kan UWV selectief en effectief externe dienstverlening inzetten.

Ik ben van mening dat een goede diagnose en intake van groot belang is en dat maatwerk geleverd moet worden. Om de medewerkers van het UWV hierbij nog verder te ondersteunen, brengt UWV, met behulp van de pilot Voorspellers van Werkhervatting, de factoren in kaart die leiden tot hetzij snelle werkhervatting dan wel langdurige werkloosheid. Op deze manier kan nog beter worden ingeschat welke klanten een hoog risico op langdurige werkloosheid hebben en in aanmerking moeten komen voor dienstverlening.

De inspectie constateert dat veel met ontslag bedreigde werknemers gedurende vrijwel de gehele periode van hun opzegtermijn geen gebruik maken van de ondersteuning die UWV Werkbedrijf kan bieden bij het voorkomen van werkloosheid. Het aantal werknemers dat zich bij een (dreigend) ontslag snel, na ontslagaankondiging, meldt is klein. In de meeste gevallen melden cliënten zich pas een week voor het intreden van de werkloosheid. De inspectie wijst wel op het succes van de mobiliteitscentra, die met name gericht zijn op met ontslag bedreigde werknemers. De inspectie constateert dat het mobiliteitscentrum meerwaarde heeft in de situatie van een (voorgenomen) collectief ontslag. Volgens de inspectie laten sommige werkpleinen zien dat het wel mogelijk is om werknemers uit te nodigen zich snel te melden. De succesvolle praktijken en de werkwijze van de mobiliteitscentra kunnen naar mijn mening ook elders ingezet worden. Daarom heb ik het UWV gevraagd de werkwijze van de mobiliteitscentra in te bedden in de reguliere dienstverlening.

Ik ben overigens wel van mening dat gezien de grote toeloop van werkzoekenden bij UWV, een selectieve inzet van re-integratiemaatregelen van groot belang is, zoals ook uitdrukkelijk met uw Kamer gedeeld.

Vraaggerichte re-integratie: werken met werkgever

IWI heeft tot slot de samenwerking met werkgevers en de vraaggerichte re-integratie onderzocht. De inspectie constateert dat de meeste betrokkenen de ontwikkeling van de samenwerking en dienstverlening op het niveau van de 30 regionale werkpleinen ondersteunen. De inbreng van kennis over de regionale arbeidsmarktsituatie en over bestaande vacatures door de mobiliteitscentra beoordeelt IWI als een duidelijk te beredeneren toegevoegde waarde. Wel is er tijd nodig om de structuur van onderop meer vorm te geven. De verbinding met werkgevers en andere actoren komt steeds meer tot stand, maar er is onduidelijkheid over de rol van de partijen in het samenwerkingsverband. Zo wijkt volgens IWI de visie op het regionale niveau vaak af van de visie op de werkvloer van de uitvoering en krijgen lokale belangen vaak de prioriteit boven regionale belangen.

Voorts concludeert de IWI dat de vraaggerichte inzet van re-integratie nu nog te weinig concreet is. Werkcoaches kijken vooral nog naar de situatie en kwalificaties van de cliënt in plaats van naar de concrete vraag van werkgevers in de regio. Werkgevers worden vooral benaderd vanuit de mobiliteitscentra, de vestigingsmanagers en het werkgeversservicepunt op de werkpleinen.

Ik ben van mening dat UWV met de mobiliteitscentra, en in samenwerking met gemeenten en andere partijen als de uitzendbureaus, een goede start heeft gemaakt met de werkgeversdienstverlening op het regionale niveau. De aansluiting met het lokale niveau, waar ik ook goede voorbeelden zie, kan verbeterd worden. Daarom komt die aansluiting nadrukkelijk aan de orde bij de doorontwikkeling van de werkgeversdienstverlening die op dit moment plaatsvindt, in het licht van de inbedding van de mobiliteitscentra op de (regionale) werkpleinen. Bij die verdere ontwikkeling ben ik nauw betrokken.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven