nr. 413
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2009
Met deze brief beantwoord ik de vragen die tijdens het Algemeen Overleg
op 24 september 2009 gesteld zijn naar aanleiding van het door UWV in
juni 2008 stopzetten van het programma Wia. U heeft gevraagd naar de reikwijdte
van de opmerking van IWI dat de problemen bij UWV breder van aard zijn dan
het aspect ICT of het programma WIA en tot welke acties dit heeft geleid.
Verder heeft u gevraagd in hoeverre UWV nog zaken doet met bij het programma
Wia betrokken externe partijen. Alvorens deze vragen te beantwoorden, ga ik
in op de belangrijkste punten waarover ik u in mijn eerdere brieven heb geïnformeerd
(Kamerstukken 26 448, 361, 369, 371, 383, 386, 389 en 393).
UWV moest per begin 2006 de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia)
invoeren. Hiertoe heeft UWV als tijdelijke oplossing een bestaand WAO-systeem
aangepast. Tegelijkertijd is UWV gestart met het ontwikkelen van de Definitieve voorziening Wia. Dit nieuwe ICT-systeem was
nodig omdat het aangepaste bestaande systeem op termijn onvoldoende mogelijkheden
bood voor een flexibele, doelmatige en effectieve wetsuitvoering. Daarnaast
waren er onvoldoende mogelijkheden voor uitgebreide sturingsen verantwoordingsinformatie
en voor optimale ondersteuning van de keten van werk en inkomen, met name
met betrekking tot re-integratie. Verder wilde UWV de Definitieve voorziening Wia op een zodanige manier bouwen dat ook
de uitvoering van andere wetten op eenvoudige wijze aan het systeem toegevoegd
zou kunnen worden (de multiwetgedachte).
In mijn brief van 11 april 2008 over het rapport «Invoering WIA» van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), berichtte
ik u dat het invoeren van de Definitieve voorziening Wia was vertraagd (kamerstuk 26 448, 361). In mijn brief van 17 juni
2008 berichtte ik u dat de Raad van Bestuur van UWV tot de conclusie was gekomen
dat het niet verantwoord zou zijn om door te gaan met de ontwikkeling van
de Definitieve voorziening Wia (Kamerstuk
26 448, 369). Doorgaan zou steeds hogere kosten met zich mee brengen
zonder dat het resultaat daarmee zeker zou worden gesteld.
In mijn brieven van 17 juni en 26 september 2008 heb ik u bericht
dat uitkeringsgerechtigden en werkgevers geen hinder hebben ondervonden van
het besluit tot het stopzetten van het programma Wia (kamerstukken 26 448,
369 en 383). Het programma Wia heeft namelijk bij het invoeren van de wet
in 2006 volgens plan voorzien in een werkende oplossing. De beslissing van
UWV om de bouw van de Definitieve voorziening Wiastop
te zetten, had wel financiële consequenties. De kosten van de nieuwbouw
Wia zijn geraamd op € 89 miljoen.
Sinds juni 2008 is allereerst onderzoek gedaan naar de feitelijke gebeurtenissen
in het programma Wia en de oorzaken van de ontstane situatie. Vervolgens heeft
UWV een actieplan opgesteld en in uitvoering genomen om de ICT op een hoger
niveau te brengen. Verder doet IWI onderzoek naar de problemen, oorzaken en
de maatregelen. Eind oktober 2009 verwacht ik de rapportage van IWI over de
uitwerking van de maatregelen.
Uit de analyses van UWV in 2008 bleek nadrukkelijk dat de problemen zich
niet beperkten tot het programma WIA of het aspect ICT. Om die reden strekken
de verbetermaatregelen zich uit tot een breed terrein en zijn er veel organisatieonderdelen
van UWV bij betrokken. Het gaat hierbij onder meer om zaken als planning,
sturing, verantwoording en organisatie van de ICT-functie. Verder richten
de concrete maatregelen zich op het vergroten van de interne deskundigheid
op ICT-gebied en is er een UWV-breed programma Houding en Gedrag (zie bijlage «Implementatieplan
Herbezinning ICT» van 12 februari 2009 bij kamerstuk 26 448,
389).
De prestaties van UWV zoals vermeld in het jaarverslag UWV 2008 en de
daarbij verstrekte onderzoek- en toezichtinformatie geven echter geen aanleiding
om de problematiek te veralgemeniseren tot de gehele organisatie. Verder verwijs
ik naar de opmerking van de inspecteur-generaal dat UWV de problemen die geleid
hebben tot het stopzetten van het programma Wia, toereikend heeft geanalyseerd
en dat de aangekondigde maatregelen aansluiten bij de analyse van UWV (bijlage
bij kamerstuk 26 448, 393).
Bij het programma WIA zijn diverse externe bureaus ingeschakeld om een
onpartijdig deskundigenoordeel te verkrijgen over de haalbaarheid van het
programma en de wenselijkheid om het programma voort te zetten. In het algemeen
kan worden gesteld dat deze bureaus UWV adequaat hebben geadviseerd naar de
kennis van dat moment. UWV heeft daarnaast contracten met externe partijen,
waar het gaat om het systeembeheer en het afnemen van ontwikkeldiensten. Gegeven
het feit dat het mislukken van het programma WIA slechts in geringe mate aan
de betrokken partijen was toe te rekenen, was er geen reden om de samenwerking
met die partijen te beëindigen of van nieuwe contracten met UWV uit te
sluiten. Wel was er uiteraard reden voor verbetermaatregelen betreffende het
leveranciersmanagement binnen UWV. Dit is door UWV opgepakt.
Ik heb met de Raad van Bestuur van UWV afgesproken om mij periodiek te
informeren over de voortgang van de maatregelen. Op 1 oktober 2009 ontving
ik van UWV een rapportage met een tussenbalans, die ik u hierbij doe
toekomen.1 In november 2009 stuur ik u met de
reguliere tussentijdse verslagen SUWI de rapportage van IWI over de uitwerking
van de maatregelen en mijn oordeel daarbij.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner