26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 391
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2009

Hierbij bied ik u de «Eindevaluatie IRO» aan.1 Dit rapport is het vervolg op de vier eerdere voortgangsrapportages die u respectievelijk in januari 2005, september 2005, oktober 2006 en december 2007 hebt ontvangen (Kamerstukken 26 448, nrs. 183, 220, 298 en 345). De eindevaluatie Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO) geeft een geactualiseerd beeld van de werking en het gebruik van de IRO-regeling tot maart 2008. Ik vind het belangrijk de conclusies uit deze eindevaluatie ook in het licht van het plan van aanpak re-integratie2 te bezien. In het plan van aanpak re-integratie heb ik aangegeven dat het doel van het re-integratiebeleid is zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen en zo weinig mogelijk mensen langdurig afhankelijk te laten zijn van een uitkering. De aanpak draait om de kernwoorden: resultaat, selectiviteit, vraaggerichtheid en transparantie. Re-integratietrajecten, waaronder de IRO, worden selectiever ingezet zonder af te doen aan keuzemogelijkheden en maatwerk.

Bemiddeling en re-integratie door UWV

Het werkbedrijf UWV is verantwoordelijk voor de bemiddeling en re-integratie van uitkeringsgerechtigden in het UWV-domein. De positieve ervaringen met de IRO heeft het UWV vertaald naar het totale dienstverleningsconcept en UWV heeft een nieuw inkoopkader vastgesteld. Re-integratietrajecten worden steeds meer individueel ingekocht door UWV. De re-integratiecoach3 stelt bij instroom in de uitkering een re-integratievisie op. Hij bepaalt daarbij in samenspraak met de cliënt de afstand tot de arbeidsmarkt. Op basis daarvan wordt bezien welke ondersteuning bij de re-integratie noodzakelijk is. Een deel van de uitkeringsgerechtigden en vooral WW’ers heeft slechts een beperkte afstand tot de arbeidsmarkt. De benodigde ondersteuning is daarmee ook beperkt. Handhaving van de verplichtingen, monitoring en voortgangsgesprekken zijn in dat geval toereikend voor een snelle werkhervatting. Bij een beperkte afstand tot de arbeidsmarkt koopt UWV slechts onderdelen van trajecten ofwel modulaire diensten in. Bij de modulaire diensten heeft de cliënt meer keuze in het bedrijf dat de dienst gaat uitvoeren. Wanneer de afstand tot de arbeidsmarkt groter is dan kan de inkoop van een (volledig) re-integratietraject nodig zijn. Indien de cliënt dat wenst kan dit een IRO zijn.

In het kader van de afspraken die ik met het UWV heb gemaakt over de uitvoering van het plan van aanpak re-integratie, volg ik de ontwikkelingen nauwgezet die het UWV heeft ingezet voor wat betreft het nieuwe inkoopbeleid waaronder IRO-trajecten.

Eindevaluatie IRO

In 2004 is de Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO) geïntroduceerd. In de eerste vier jaar zijn jaarlijks voortgangsrapportages uitgebracht over de werking van de IRO die u op bovengenoemde data zijn toegestuurd. De kern van de regeling voor de IRO is dat een cliënt zelf een re-integratiebedrijf kan kiezen en zelf een trajectplan kan vormgeven.

Belangrijkste bevindingen

Hieronder treft u een korte samenvatting aan van de belangrijkste resultaten van de eindevaluatie IRO.

De bevindingen van de eindevaluatie IRO bevestigen het beeld uit de eerdere voortgangsrapportages wat betreft gebruik, kosten, inhoud en uitvoering. De IRO wordt positief gewaardeerd door cliënten en het veld. Vooral de keuzevrijheid van de cliënt in de vormgeving van het trajectplan en in de keuze van het re-integratiebedrijf worden positief gewaardeerd. De IRO heeft zich ontwikkeld tot een effectief re-integratieinstrument dat mensen weer naar de arbeidsmarkt toe leidt. Daarbij spelen resultaat, selectiviteit, vraaggerichtheid en transparantie een belangrijke rol. De IRO-trajecten zijn binnen enkele jaren populairder geworden dan de reguliere trajecten.

Cliënten met een IRO hebben gunstiger profielkenmerken, zoals kortere uitkeringsduur, meer recente werkervaring, hogere opleiding, meer gemotiveerd voor werk dan cliënten die reguliere trajecten volgen. Rekening houdend met de profielkenmerken hebben IRO-cliënten meer baat bij een IRO dan bij een regulier traject. De IRO levert positieve resultaten op met hogere plaatsingspercentages dan reguliere trajecten.

Profiel IRO-cliënten

Het profiel van de IRO-cliënten verschilt van de reguliere cliënten:

• IRO-cliënten hebben meer recente werkervaring dan cliënten met een regulier traject.

• Bij de start van het traject is de uitkeringsduur van een IRO-cliënt korter dan van cliënten met een regulier traject.

• Cliënten met een IRO-traject zijn meer gemotiveerd voor werk dan cliënten met een regulier traject.

• IRO-cliënten zijn hoger opgeleid dan cliënten met een regulier traject.

• Cliënten met een IRO geven aan een betere gezondheid te hebben dan cliënten met een regulier traject.

• De belangstelling voor IRO-trajecten verschilt nauwelijks tussen mannen en vrouwen.

• De werkloze IRO-cliënten zijn gemiddeld 1,5 jaar ouder dan de reguliere WW-cliënten.

Gebruik en kosten

Vanaf januari 2004 tot en met maart 2008 zijn 90 933 IRO-trajecten gestart, waarvan 58% WW-gerechtigden en 42% uitkeringsgerechtigden met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De IRO is vanaf de start enthousiast ontvangen door cliënten, maar ook door UWV en de re-integratiebranche. Veel cliënten blijken de ruimte voor eigen wensen en behoeften positief te waarderen. Cliënten met een IRO zijn gemiddeld meer tevreden over de dienstverlening van UWV en re-integratiebedrijven dan cliënten met een regulier traject. Dit enthousiasme heeft geresulteerd in een sterke groei van het aantal IRO-trajecten. In 2007 is 60% van de gestarte re-integratietrajecten een IRO.

Zowel voor WW’ers als voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten is de gemiddelde prijs van een IRO-traject hoger dan voor een regulier traject. Een IRO-traject voor WW’ers kost gemiddeld € 4 430, dat is gemiddeld € 1 120 meer dan een regulier traject. Voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten is een IRO-traject gemiddeld € 660 duurder. Een regulier traject voor deze laatste groep kost gemiddeld € 4 145. Daar staat tegenover dat de IRO-trajecten meer plaatsingen opleveren dan de regulier aanbestede trajecten.

Bij de WW’ers zijn de plaatsingspercentages van de IRO-trajecten gemiddeld 52% in de periode april 2004 tot april 2006. Bij WW’ers en gedeeltelijk arbeidsgeschikten leiden IRO-trajecten tot een gemiddeld 12 procentpunt hoger plaatsingspercentage in vergelijking met reguliere trajecten in diezelfde periode.

Voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten zijn de kosten per plaatsing van een IRO-traject lager dan bij een regulier traject; bij WW’ers zijn de kosten per plaatsing gemiddeld hoger dan bij een regulier traject. Voorts blijkt dat IRO-trajecten vaker tot een (meer) duurzame plaatsing leiden dan de reguliere trajecten. Bij de berekening van de gemiddelde prijzen en de kosteneffectiviteit is geen rekening gehouden met verschillen tussen IRO-cliënten en reguliere cliënten.

Inhoud en uitvoering

Training (vooral sollicitatie- en netwerktrainingen), loopbaanoriëntatie of assessment, persoonlijke begeleiding en scholing zijn de meest voorkomende trajectonderdelen. Inhoudelijk verschillen de IRO-trajecten niet zoveel van reguliere trajecten; wel is bij de IRO sprake van meer individuele aandacht voor de cliënt. Zowel cliënten als UWV-medewerkers waarderen de mogelijkheden die de IRO biedt voor maatwerk. De invloed van de cliënt is de belangrijkste succesfactor van de IRO. Deze invloed krijgt gestalte doordat de cliënten zelf bepalen welk re-integratiebedrijf hun traject gaat begeleiden en hoe hun re-integratie eruit moet zien. De cliënt heeft bij de IRO meer keuzevrijheid om het re-integratietraject zelf samen te stellen. Cliënten zijn daardoor meer bewust van hun eigen verantwoordelijkheid bij de re-integratie en meer gemotiveerd. Re-integratiebedrijven hebben meer aandacht voor de wensen en behoeften van de cliënt omdat zij moeten concurreren om de gunsten van de cliënt.

Om de kwaliteit van de IRO-trajecten te verbeteren gaat UWV in 2009 verschillende maatregelen nemen. UWV wil een benchmark invoeren, waarbij de prestaties van de re-integratiebedrijven transparant worden gemaakt. De cliënt en de re-integratiecoach zijn zodoende in staat om een keuze te maken uit de best presterende re-integratiebedrijven in de regio. Daarnaast wil UWV de positie van het keurmerk Blik op Werk in het inkoopkader versterken. UWV streeft er in de komende periode naar een situatie waarin re-integratiebedrijven verplicht worden om het keurmerk van stichting Blik op Werk te behalen.

Conclusie IRO-evaluatie

Uit de eindevaluatie blijkt dat de IRO als succesvol bestempeld mag worden. De IRO heeft geleid tot grotere tevredenheid van cliënten en ook de uitvoering oordeelt positief.

IRO-cliënten hebben meer recente werkervaring, een kortere uitkeringsduur, zijn hoger opgeleid en zijn vaak meer gemotiveerd voor werk dan cliënten met een regulier traject.

Gelet op deze kenmerken hebben IRO-cliënten meer baat bij een IRO dan aan een regulier traject. Ten opzichte van reguliere trajecten leidt de IRO tot meer plaatsingen.

Persoonsgebonden Re-integratie Budget

Voorafgaand aan de IRO is vanaf 1998 in drie regio’s geëxperimenteerd met het Persoonsgebonden Re-integratie Budget (PRB) voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Kenmerken van het PRB-experiment zijn:

• het PRB-experiment is alleen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, niet voor WW’ers;

• de trajectprijs van een PRB is maximaal € 3 630, met een hardheidsclausule kan van het maximum worden afgeweken;

• de trajectduur van het PRB is maximaal 1 jaar;

• er is geen resultaatfinanciering bij het PRB en er zijn geen vaste declaratiemomenten;

• verantwoording van het budget en het budgetbeheer gebeurt door de cliënt.

De positieve ervaringen met dit experiment hebben destijds geleid tot invoering van de landelijke IRO-regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten én werklozen in 2004.

In de periode januari 2002 tot augustus 2008 zijn er 1 038 cliënten met een PRB-traject gestart. De regelingen IRO en PRB verschillen op enkele punten: zo beheert de cliënt bij de PRB zelf het budget en kent het PRB geen resultaatfinanciering zoals wel bij de IRO het geval is. De maximumprijs van een PRB ligt lager en het PRB-traject mag maximaal een jaar duren. Uit eerdere analyses bij de monitoring IRO blijkt dat de PRB-trajecten gemiddeld duurder zijn dan IRO-trajecten. De PRB kent minder financiële prikkels tot effectieve besteding zoals dat wel bij de IRO het geval is door o.a. 50% resultaatfinanciering bij de IRO en budgetbeheer door UWV.

Zoals ik in het plan van aanpak re-integratie heb aangegeven wordt re-integratie selectief ingezet op basis van een goede diagnosestelling. De IRO biedt voldoende mogelijkheden om resultaatgericht en selectief re-integratietrajecten in te zetten. Bovendien kent de IRO meer financiële prikkels tot effectieve besteding van de re-integratiegelden.

Gelet op de goede ervaringen met de IRO vind ik het onwenselijk om de experimenten met het PRB nog langer in stand te houden en naast de IRO te laten voortbestaan. Daarom ben ik voornemens om met een overgangsregeling voor de lopende contracten, de experimenten met het PRB af te schaffen omdat de IRO voldoende keuzemogelijkheden en maatwerk biedt.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 719, nr. 60.

XNoot
3

Er zijn verschillende benamingen in gebruik zoals klantmanager en re-integratiecoach. Ketenpartners hebben afgesproken dat zij de term werkcoach gebruiken. Voor deze brief hanteren we de naam re-integratiecoach omdat deze naam ook in de eindevaluatie IRO wordt gebruikt.

Naar boven