26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 256
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 maart 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 15 februari 2006 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 16 december 2005 houdende de tiende voortgangsrapportage SUWI (26 448, nr. 230);

– de brief d.d. 23 september 2005 over prikkels in de SUWI-structuur (26 448, nr. 221);

– de brief d.d. 30 september 2005 houdende tweede kwartaalverslagen 2005 SUWI-organisaties en evaluatie aanvraagprocedure Algemene nabestaandenwet (26 448, nr. 224);

– de brief d.d. 26 oktober 2005 houdende rapport van de Ambtelijke Commissie Toezicht II betreffende de zelfevaluatie van de Inspectie Werk en Inkomen (26 448, nr. 226);

– de brief d.d. 2 december 2005 houdende informatie naar aanleiding van het algemeen overleg op 15 september 2005 (26 448, nr. 231);

– de brief d.d. 8 december 2005 over actievere matching van vraag en aanbod door het CWI (26 448, nr. 228);

– de brief d.d. 15 december 2005 houdende het plan van aanpak evaluatie SUWI (26 448, nr. 229);

– de brief d.d. 18 januari 2006 houdende jaarplannen 2006 van CWI, SVB, BKWI, IB, ketenprogramma 2006 en jaarplan 2006 van RWI (26 448, nr. 237);

– de brief d.d. 18 januari 2006 houdende het IWI-rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» (26 448, nr. 236);

–  de brief d.d. 7 februari 2006 over de Begroting UWV 2006 (26 448, nr. 238);

– de brief d.d. 13 februari 2006 houdende het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» (28 719 nr. 35);

– de brief d.d. 14 februari 2006 over blijvende klachten over het UWV (26 448, nr. 241).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Dijk (CDA) wil de evaluatie van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en de rapportage daarover al eind augustus ontvangen, zodat de Kamer de evaluatie nog in deze kabinetsperiode kan afronden. Hij vraagt naar de stand van zaken rond de aanbesteding. Het moet duidelijk zijn waaraan het resultaat zal worden afgemeten. Wordt een vergelijking gemaakt met de pre-SUWI-periode, met het begin van de SUWI-periode en met de doelstellingen voor SUWI? Hij hoopt dat de partijen die hebben geoffreerd, meer informatie hebben ontvangen over de eisen aan het onderzoek dan de Kamer. Verwacht de minister dat Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV) op 1 januari 2007 inderdaad zal voldoen aan de SUWI-normen?

Het rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) roept bij de heer Van Dijk de vraag op wat met de verkregen cijfers precies wordt gemeten, of men weet wat wordt gemeten en of men wil weten wat wordt gemeten. Als het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) zich volledig richt op fase 1- en fase 2-cliënten, zonder energie te steken in fase 3- en fase 4-cliënten, kan het wellicht een mooie uitstroomscore halen, maar voldoet het niet aan de doelstellingen. Volgens het IWI-rapport mankeert er nogal wat aan de gegevens. De staatssecretaris heeft geschreven dat hij niet wil ingrijpen omdat de instellingen hard werken aan betrouwbare indicatoren, maar de heer Van Dijk wil dat de resultaten nu duidelijk zijn. De cliënten van het UWV en het CWI moeten zo snel en betrouwbaar mogelijk worden geholpen.

Het jaarplan van het UWV is nog steeds niet goedgekeurd. Er bestaat tussen de minister en het UWV een verschil van mening over 160 mln. De minister heeft de stukken hierover al in september 2005 ontvangen, maar de Kamer weet nog steeds niet hoe het probleem zal worden opgelost. Hoe kan het gat van 160 mln. in de rest van het jaar nog worden gevuld als de minister pas in mei met een oplossing komt? Heeft de minister het bedrag hiermee al bijna weggegeven? Het aanleveren van deze 160 mln. in de rest van het jaar vereist over die periode een bezuiniging van 270 tot 280 mln. Hoe wil de minister die realiseren? Wat is de rol van het externe onderzoeksbureau? Zijn niet-kloppende cijfers het probleem of verlangt de minister meer van het UWV dan het zegt te kunnen doen? Kan het UWV zijn huidige taken wel aan?

Volgens het rapport van de Nationale ombudsman gaan de meeste ontvangen klachten over het UWV. Het UWV wijt dit aan het computersysteem. Ook de minister heeft in zijn brief verwezen naar ICT-problemen. De heer Van Dijk heeft echter de indruk dat ook andere problemen spelen. Dit zijn problemen die veel irritatie oproepen. Hij noemt lange doorlooptijden, het gedrag van medewerkers, een wachttijd van een jaar voor men zijn geld ontvangt, verouderde telefoonnummers boven brieven en telefonisch slecht bereikbare medewerkers. Wat zal er echt gebeuren om de problemen op te lossen?

Over de individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) ontvangt hij nog steeds de klacht dat deze aan het begin van het jaar niet wordt aangeboden en later in het jaar financieel niet meer haalbaar is. Hoe staat het daarmee? Hij heeft de indruk dat de aangekondigde veranderingen bij het CWI te veel gericht zijn op het halen van goede scores bij de uitstroom en de preventie, waardoor er te veel nadruk komt op fase 1- en fase 2-cliënten, ten koste van fase 3- en fase 4-cliënten. Ook volgens het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» wordt voor de cliënten uit fase 1 en 2 snel veel gedaan, maar worden die uit fase 3 en 4 te veel aan hun lot overgelaten. Wat doet het CWI voor de laatsten aan bemiddeling? De site www.werk.nl zou een groot succes zijn, maar waarom vindt dan de huidige herinrichting plaats? Levert de e-intake al voldoende resultaten en een hogere klanttevredenheid op? Volgens cijfers is het laatste niet het geval. Wat is op dit moment eigenlijk de toegevoegde waarde van het CWI? Die zou veel groter kunnen zijn. Hij heeft nog geen bijzonder positieve geluiden vernomen over het SONAR-systeem voor de intake en bemiddeling van werkzoekenden. Het is prima dat men daar vacatures indient, maar volgens de kengetallen is er te weinig aandacht voor cliënten uit fase 3 en 4.

Volgens het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» kan nog veel worden verbeterd in de ketensamenwerking. Hoe goed is de samenwerking? Hoe wordt ervoor gezorgd dat het bestuurssecretariaat ook in de komende jaren gefinancierd zal worden? De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft de afgelopen jaren goed gepresteerd, maar hoe betrouwbaar is die constatering? De IWI is immers nogal kritisch over de rapportage over dit soort gegevens. Volgens de rapportage van de minister laat de betrokkenheid van de Landelijke Cliëntenraad bij de SUWI-instellingen nog te wensen over. Wat is de reactie daarop van de SUWI-instellingen?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) spreekt haar waardering uit voor de SVB vanwege zijn klantvriendelijkheid, toegankelijkheid en verantwoordelijkheid voor de doelgroep.

De uitvoering van SUWI is een mammoetoperatie waarin tal van organisaties worden samengevoegd. De operatie is nog niet voltooid en is in hoge mate gefrustreerd door de invoering van zeven wetten. Het UWV moest tegelijk met het uitvoeren van deze wetten vijf organisaties integreren en daarbij een taakstelling in besparing en een efficiencydoelstelling van 25% realiseren. Dat lijkt op het stukmaken van het UWV. Het conflict tussen de minister en de Raad van bestuur van het UWV over de 160 mln. baart haar grote zorgen. Zij vraagt de toezegging dat er een overzicht komt van de wijze waarop de minister de taakstelling heeft ingevuld en waar die naartoe is gerekend.

De organisatie heeft gezegd de 160 mln. nodig te hebben, en dan kan de minister haar niet een half jaar lang in onzekerheid laten. Al in september 2005 wist de minister dat hierover discussie bestond. Over welke posten bestaat er verschil van inzicht tussen het UWV en de minister, en wat wil of moet het UWV doen voor dat geld om te zorgen dat de organisatie goed op orde komt? Ook vraagt zij naar het referentiekader voor de kostenopbouw. Is dit bijvoorbeeld de Belastingdienst of een andere grote overheidsgelieerde organisatie die te maken heeft gehad met fundamentele wijzigingen? Zo niet, is de minister dan bereid de reorganisatie van de Belastingdienst als vergelijkingsmateriaal te gebruiken bij de evaluatie van wat het UWV in de SUWI-operatie heeft gedaan?

Volgens het IWI-rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» moeten voor een goed oordeel over de verstrekte informatie de prestatie-indicatoren voldoende worden gedefinieerd. Hoewel de Kamer over dit onderwerp vorig jaar een brief aan de minister heeft geschreven, is er niets gebeurd. Zij vraagt de bewindslieden nu wel in te gaan op een verdere definitie van deze indicatoren.

De klantgerichtheid van het UWV blijft zorgen baren. De responstijden zijn grof gezien verbeterd, maar soms is in afwijking van het gemiddelde sprake van dramatische situaties. In enkele gevallen functioneren hele afdelingen niet goed. De organisatie als geheel is goedwillend, maar in de voegen en kieren zetten groepen mensen de hakken in het zand en maken de situatie voor individuele cliënten zeer problematisch. De organisatie heeft natuurlijk tijd nodig om dit probleem op te lossen, maar zij vraagt de toezegging dat dit per 1 december 2006 gerealiseerd is. Als dit niet lukt, is de minister verantwoordelijk. Als het opruimen van de misstanden meer geld en mensen kost dan heeft zij dat ervoor over. Zij wijst tevens op de schriftelijke vragen van de Landelijke Cliëntenraad en het voorstel voor een fonds voor ketenbrede cliëntenparticipatie.

De CWI-score op klantvriendelijkheid is verbeterd, maar de samenwerking tussen verschillende CWI-regio’s bij de bemiddeling is onvoldoende. CWI-Haarlem kon bijvoorbeeld niet voorzien in zeshonderd vacatures op Schiphol omdat er geen nachtbus rijdt. Het CWI moet geen verkokerde organisatie worden, en er moet worden gezorgd voor regionale samenwerking. Als het CWI daarvoor geen budget heeft, moet dat er komen. Zij vraagt om indicatoren voor de doelmatigheid, ook voor de verhouding tussen frontoffice en backoffice en tussen UWV en CWI. De huisvestingskosten zullen in een apart overleg aan de orde komen, maar het is onverteerbaar dat zulke enorme bedragen worden uitgegeven aan leegstand van kantoren. Zij vraagt hiervoor de aandacht van de minister.

Het plan van aanpak voor de evaluatie van SUWI voldoet niet aan de criteria die mevrouw Noorman-den Uyl stelt aan het meten van de effectiviteit van de doelstelling van SUWI. Het onderzoek moet veel feitelijker zijn, de indicatoren voor een goede uitvoering moeten beschikbaar zijn en de doelstelling moet worden getoetst. De onderzoeksopdracht moet daarom worden aangescherpt. De resultaten van het SUWI-proces moeten ook worden gedefinieerd in termen van het doel van de wet en niet alleen via interviews en papieren analyses. Zij vraagt of een opzet die meer gebaseerd is op meetbare en afrekenbare doelstellingen dan het verzamelen van opvattingen en meningen, past in de aanbestedingsprocedure die de minister voor ogen heeft. Alle organisaties die samenwerken met SUWI-organisaties moeten worden gehoord over de effectiviteit. Wordt ook de werking van het Groot Project SUWI geëvalueerd? Wellicht zal de Kamer dit doen, maar zij vraagt naar de opvatting van de minister daarover.

Zij is niet tevreden met de antwoorden van de staatssecretaris op vragen over het doelgroepenbeleid. De staatssecretaris heeft gezegd dat het Rijk niet meer gaat over de doelgroepen, maar de Kamer wil weten of de resultaten bij de doelgroepen daadwerkelijk worden gerealiseerd. Zijn dankzij de SUWI-operatie alleenstaande ouders vaker aan de slag gekomen en wat is er gebeurd met de jeugdwerkloosheid of met de allochtonen? Ook het niet-gebruik van voorzieningen biedt zicht op de effectiviteit van het proces. De datum van 1 oktober is ambitieus en zij hoopt dat die haalbaar is.

Het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» is te laat naar de Kamer gestuurd. Mevrouw Noorman-den Uyl heeft op 28 oktober 2005 en 25 november 2005 vragen gesteld over de klacht van gemeenten dat UWV en CWI te weinig aan matching doen. Ook de IWI heeft dit geschreven, en UWV en CWI erkennen dat er meer moet gebeuren. De reactie van de staatssecretaris op het IWI-rapport is onvoldoende. Zij wenst een verbetertraject, een taakstelling, een termijn en een offensieve aanpak. De staatssecretaris moet de regie nemen over de verbetering en zij wenst op korte termijn een voortgangsrapportage.

De heer Van der Sande (VVD) maakt zich flinke zorgen over de grote lijn. Wat kan wel en niet worden bereikt? Wat is al het overleg waard? Alles staat of valt met de betrouwbaarheid van de informatie, stelt hij, met verwijzing naar het IWI-rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?». Hoe kan hij zich een oordeel vormen als niet zeker is of de informatie betrouwbaar is? Hoe betrouwbaar achten de bewindslieden de gepresenteerde informatie? Het lijkt of prestatie-indicatoren worden gehaald, maar is dat wel zo? Worden de aanbevelingen van de IWI overgenomen, en op welke wijze? In een van de voorliggende brieven staat dat deze informatie mogelijk wordt opgenomen in de jaarverslagen over 2006, maar dat is te laat. De heer Van der Sande zou de evaluatie graag vóór 1 oktober ontvangen. Hij verzoekt de bewindslieden in deze evaluatie een duidelijke paragraaf op te nemen over de kwaliteit van de informatievoorziening. Als reden noemt hij enkele conclusies uit de stukken: de kwaliteit van de niet-financiële informatievoorziening bij het UWV is onvoldoende en het is niet zeker of in 2005 de betrouwbaarheid van de informatie van het CWI kan worden gegarandeerd. Wanneer is de niet-financiële informatie van de betrokken zelfstandige bestuursorganen (zbo) op orde? Wat is de rol van de bewindslieden hierin? Wat is de waarde van de verstrekte informatie? Hoe zal men daarmee omgaan in de evaluatie?

Wat betreft de voortgangsrapportage stelt de heer Van der Sande dat over de niet-financiële kwantitatieve informatie onduidelijkheid bestaat, dat de financiële informatie niet is gevalideerd en dat de IWI geen oordeel geeft over de prestaties. Hoe kan de Kamer zo haar werk doen? Wat is de visie van de bewindslieden hierop en waarom achten zij het verstandig zo door te gaan? Hoe weten zij dat het cijfer voor de klantwaardering bij het CWI klopt? De werkelijke problematiek is dat de zbo’s op afstand staan, terwijl de Kamer meer controle wenst. Het UWV heeft bijvoorbeeld aangegeven dat de efficiencytaakstelling is gerealiseerd en dat men binnen de begroting is gebleven, maar is dat wel zo? Is men binnen de begroting gebleven doordat de efficiencytaak is gerealiseerd of doordat andere taken niet zijn uitgevoerd? Dergelijke essentiële vragen kunnen niet worden beantwoord op basis van de voorliggende informatie. Wat is hierop de visie van de bewindslieden?

Er bestaat tussen de Raad van bestuur van het UWV en de minister een verschil van mening over 160 mln. Dit verschil komt bij verschillende onderdelen van de UWV-begroting naar voren. Hij eist hierover uitleg van de minister. Hoe houdt de minister sturing op deze organisatie en wat zijn hiertoe de mogelijkheden van de Kamer? Als de Kamer de gegevens pas half mei zal ontvangen, kan zij pas dan beoordelen of de doelstellingen van het jaarplan 2006 kunnen worden gehaald. Heeft de minister voldoende vertrouwen dat het UWV, en vooral de raad van bestuur, zijn taken uitvoert zoals de minister wenst?

De IWI kan geen integraal oordeel over 2004 geven. Wat is hierover de mening van de minister? Zal de IWI wel een integraal oordeel uitspreken over 2005? Het UWV zou SUWI-proof worden op 1 januari 2007. Zal dit worden gehaald? Wat zijn op dit moment de issues?

Over de klanttevredenheid is in de stukken geen informatie opgenomen. Wel staat geschreven dat het wel goed zal komen. Hoe is dit mogelijk terwijl volgens de Nationale ombudsman de meeste klachten over het UWV gaan en de mailboxen van de Kamerleden daarmee vollopen? In het antwoord op de vragen van de commissie wordt voor de oorzaken verwezen naar een reactie uit februari 2005. De oorzaken kent hij echter, want het gaat om het voorkomen van klachten en om het goed afhandelen van de klachten die desondanks worden ingediend.

Vooral de realisatie van een snelle start bij de reïntegratie van WW’ers en arbeidsgehandicapten is onder de norm. Er staat geschreven dat ook dat goed zal komen. Zijn de bewindslieden het daarmee eens? Waarom kan het UWV geen prestatie-indicatoren geven voor de verhouding van het personeel van frontoffice en staf en wat gaan de bewindslieden hieraan doen? Volgens de stukken wordt nagedacht over een eenduidige indicator, maar de bewindslieden hebben dat ook al in november 2004 geschreven. Voor een beoordeling van de doelmatigheid van deze zbo’s zijn additionele doelmatigheidsindicatoren nodig, maar wanneer komen die?

De heer Van der Sande is niet tevreden over het plan van aanpak voor de evaluatie van de SUWI-wetgeving. In een plan van aanpak moet staan welke vragen er zijn, hoe die zullen worden beantwoord, welke informatie nodig is en welke meetpunten worden gebruikt. Vooraf moeten meetbare doelstellingen worden vastgesteld, zodat men op basis daarvan achteraf kan oordelen. Naar de cliëntenparticipatie wordt bijvoorbeeld een deelonderzoek verricht, maar nadere informatie ontbreekt. Ten opzichte waarvan wordt de doelmatigheid beoordeeld? Ten opzichte van pre-SUWI of post-SUWI of wordt de ontwikkeling in de loop der tijd weergegeven? Is er een verschil tussen de diverse instellingen? Wat zullen de kosten van het onderzoek zijn? Klopt het dat al bij de aanbesteding een richtbudget zal worden aangegeven? Hoe gaan de bewindslieden daarmee om? Wanneer komt de eindvraag? Klopt het dat de aanbesteding al loopt? Hoe kan de aanbesteding nog zo worden bijgestuurd dat de gewenste resultaten worden geleverd? Hij vreest op basis van dit plan van aanpak een rapport met louter meningen waaruit geen conclusies te trekken zijn.

De conclusies van het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» liegen er niet om. Instrumenten worden niet benut, werkgevers en uitkeringsgerechtigden pakken hun verantwoordelijkheid niet op, het traject Work First moet meer aandacht krijgen, partners werken onvoldoende samen, en het enige gezamenlijke project, in de tuinbouw, was niet succesvol. Hoe kan het gevoel worden weggenomen dat werklozen onvoldoende bereid zijn om te werken en dat UWV, CWI en gemeenten op sommige vlakken te weinig doen? Hoe zal men zorgen dat de afstemming wel op de juiste wijze zal plaatsvinden?

Er wordt veel goed werk verricht binnen de organisaties. Toch zijn er zo veel vragen en onduidelijkheden dat de heer Van der Sande wel kritisch moet zijn. Het wijzigen van structuren is niet de oplossing, maar kan wel helpen. Bij de SUWI-evaluatie gaat het erom hoe men kan komen tot een scherpere afbakening van taken en een duidelijker en betere uitvoering.

De heer De Wit (SP) constateert dat het UWV de overheidsinstantie is waarover burgers het meest klagen. Van de vijfduizend klachten per kwartaal die bij het UWV binnenkomen, wordt ongeveer de helft gegrond verklaard, en van de 600 klachten die de Nationale ombudsman heeft behandeld, zijn er 240 gegrond verklaard. Er is dus iets grondig mis. Ook zijn er veel mensen die niet klagen. Hij verzoekt de bewindslieden een steekproef te houden om te onderzoeken waarom mensen geen klacht indienen. Van een zorgvuldige uitvoering lijkt bij het UWV geen sprake te zijn. Zijn fractie wordt overstelpt met klachten. Het UWV heeft nu een callcenter ingeschakeld, maar na een contact worden cliënten niet of pas dagen later teruggebeld. Niet alleen mensen met een uitkering klagen hierover, maar ook artsen, behandelaars en medewerkers van het CWI. Hij vraagt de minister het UWV beter bereikbaar te maken. Mensen moeten bijvoorbeeld worden doorverbonden met degene die een beslissing neemt of over hun zaak gaat.

Er zijn problemen rond de huisvesting van het UWV. De destijds ontslagen directeur heeft een aantal beschuldigingen geuit. Hoe staat het met de onderzoeken daarnaar? De keuringsartsen hebben een rapport naar buiten gebracht. Er waren capaciteitsproblemen bij herbeoordelingen voor de WAO. Het jaarplan 2006 is er nog steeds niet. De begroting 2006 is nog niet goedgekeurd vanwege een bedrag van 160 mln. Waarover gaat de discussie in verband met dit bedrag en waarom duurt het zo lang? Straks zal het onmogelijk zijn om nog goed in die 160 mln. te voorzien. Hij vraagt hierover opheldering van de bewindslieden. Het lijkt erop dat de minister noch de Kamer het UWV in de hand heeft. Is de minister niet te goed van vertrouwen? Bij het conflict rond de directeur is de minister niet ingelicht en telkens als de Kamer een probleem aan de orde stelt, zijn er net verbeterplannen gemaakt. Wordt de minister niet aan het lijntje gehouden?

Het is buitengewoon ernstig dat het volgens het IWI-rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» onzeker is of de cijfers van UWV, CWI en SVB wel betrouwbaar zijn. Volgens de IWI schiet de informatievoorziening door het UWV tekort en is bij het CWI de kwaliteit niet op orde. Wat gaan de bewindslieden daaraan doen? In 2004 heeft de minister het UWV opgeroepen verbetermaatregelen te nemen. Volgens de IWI heeft het UWV geen aanvullende acties ondernomen. Waarom niet?

De evaluatie is heel hard nodig, maar de heer De Wit heeft kritiek op het plan van aanpak. Volgens dit plan gaat het om een kwalitatief onderzoek om de percepties over en de ervaringen met de SUWI-organisatie in beeld te brengen. Hij verzoekt de minister concrete onderzoeksdoelen te formuleren en vraagt om een grondige vergelijking van de huidige situatie met die van voor de invoering van SUWI. Deze vergelijking is zowel nodig voor de beantwoording van de cruciale vraag of de private uitvoering van de reïntegratie het bedoelde resultaat heeft opgeleverd, als voor andere thema’s in het onderzoek, zoals de aansturing, de doelmatigheid, de klantgerichtheid en het beginsel «werk boven inkomen». Wordt die vergelijking in het onderzoek gemaakt? Kan het onderzoek wel binnen vier maanden gereed zijn, gezien de vaagheid van de vragen en de invalshoek van het plan van aanpak?

In het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» komen ook de moeilijk vervulbare vacatures aan de orde. Dit onderdeel werpt licht op de komende discussie over het al of niet openen van de grenzen voor de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Volgens het rapport is er nauwelijks voldoende controle op de inspanningen van werkgevers om personeel in de oude EU-landen te vinden, maar het CWI moet daarover wel beslissingen nemen. Dit lijkt te gebeuren op basis van onvoldoende informatie. De vraag is dus waardoor er zoveel tewerkstellingsvergunningen worden aangevraagd, die niet goed binnen de vereiste termijn worden beoordeeld. De conclusies van het rapport komen overeen met de informatie die binnenkomt op de meldlijn van de SP over oneerlijke concurrentie door personeel uit Oost-Europa en over de uitbuiting van dit personeel. Hij vraagt de mening van de minister over het voorbeeld waarin een transporteur heeft gevraagd om facturen voor niet-geplaatste personeelsadvertenties. Op grond van die facturen heeft het CWI deze ondernemer een aantal tewerkstellingsvergunningen verleend. De heer De Wit heeft mede op grond van het IWI-rapport de indruk dat een deel van de vergunningen ten onrechte wordt afgegeven. Wat is de mening van de bewindslieden?

Mevrouw Koşer Kaya (D66) heeft in de stukken geen echte resultaten gelezen. Zij heeft genoeg van pleisters plakken om de SUWI-keten te verbeteren en gelooft niet dat die de oplossing bieden. Uit de brief van 23 september 2005 over prikkels in de SUWI-structuur blijkt dat de financiële prikkels voor de SUWI-organisaties beperkt zijn. Blijven daardoor de resultaten achter? Bij de SUWI-evaluatie moeten de volgende zaken worden meegenomen: klantvriendelijkheid en tijdige betaling van uitkeringen; wetenschappelijk bewijs dat de reïntegratie-inspanningen succes hebben; uitgebreide evaluatie van budgetoverschrijdingen in de afgelopen jaren; rechtmatigheid in de uitgaven bij het UWV.

Uit het IWI-rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» blijkt dat de externe kwantitatieve niet-financiële beleids- en verantwoordingsinformatie en de toelichting daarop bij SUWI zeer gebrekkig zijn. Er moet een betrouwbaar kwantitatief zicht zijn op de beleidseffecten in deze sector. Hoe moet SUWI worden geëvalueerd als de beschikbare informatie niet deugt? Kan zij de brief van de staatssecretaris interpreteren als een toezegging dat de problemen in de jaarverslagen over 2006 zullen zijn opgelost?

Zij steunt de minister bij het niet goedkeuren van de UWV-begroting voor 2006. Vooralsnog is zij er niet van overtuigd dat de problemen zijn ontstaan doordat het UWV allerlei nieuwe taken heeft gekregen. Als dit wel het geval is, kan de Kamer daarnaar kijken. De SVB werkt overigens zo goed door de duidelijk afgebakende taken en wetten. Wellicht moet wat lucht worden gehaald uit UWV en CWI op het onderdeel werk en inkomen. Het is te gek voor woorden dat het UWV een budget van 1,77 mld. met 160 mln. denkt te kunnen overschrijden, terwijl bovendien de klanten ontevreden zijn, de rechtmatigheid van de financiën en de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie niet op orde zijn en de afgelopen jaren al diverse budgetoverschrijdingen plus een huisvestingsaffaire hebben plaatsgevonden. Dit roept ook vragen op over competentie van de UWV-bestuurders. In zijn brief van 7 februari jongstleden heeft de minister geschreven dat hij de Kamer in mei nader zal informeren, terwijl in een eerdere brief heeft gestaan dat de minister ernaar streeft om uiterlijk 1 april 2006 een beslissing te nemen over het jaarplan en de begroting van het UWV. Kan de minister aangeven hoe het verder moet en wat dit voor het functioneren van het UWV in de tussentijd betekent? Zijn dergelijke toestanden ook bij andere SUWI-organisaties mogelijk? Ook bij de CWI-begroting is het door het ministerie van SZW toegekende budget voor 2006 naderhand met 11,7 mln. verruimd. Wat is hierop de reactie van de bewindslieden?

Zij somt de problemen in de SUWI-keten op: het effect van de bedragen voor reïntegratie is minimaal; de klantvriendelijkheid stelt heel weinig voor; de administratieve handelingen overlappen elkaar; externe kwantitatieve niet-financiële beleids- en verantwoordingsinformatie en de toelichting daarop zijn zeer gebrekkig; er is een betrouwbaar kwantitatief zicht nodig op de beleidseffecten en de miljarden die in deze sector omgaan; financiële prikkels voor de SUWI-organisatie zijn zeer beperkt. SUWI is daarom geen eindstation. Zij brengt het D66-voorstel uit «De zekerheid van werk» onder de aandacht. Te veel organisaties houden zich bezig met uitkeringsverstrekking en begeleiding van werklozen. Dit leidt tot een versnipperd beleid, oncontroleerbaarheid, te veel bureaucratie en onduidelijke en lange lijnen, terwijl een werkzoekende gebaat is bij een-op-eenbegeleiding en duidelijke structuren. Zij pleit ervoor dit net als de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) bij de gemeenten onder te brengen. Binnen gemeenten moet immers verantwoordelijkheid worden afgelegd en vindt controle plaats. Zij bepleit een activeringsloket bij de gemeente met een onderdeel uitkeringen en een onderdeel reïntegratie. Andere taken kunnen bij het UWV blijven.

In mei zal de Rekenkamer oordelen over de rechtmatigheid in 2005, maar afgaande op de kwartaalverslagen is de kans groot dat de rechtmatigheid achterblijft bij de norm. In het verleden heeft de Rekenkamer geconstateerd dat de rechtmatigheid bij sommige door het UWV uitgevoerde verzekeringen aanzienlijk minder is dan het gemiddelde van de verzekeringen samen, waardoor slechte uitkomsten konden worden verdoezeld. Wat is nu de stand van zaken en wanneer zal de rechtmatigheid hersteld zijn? Eventuele starre regelgeving is geen excuus voor gebrekkige rechtmatigheid. De minister zal dan voor een oplossing moeten zorgen.

Volgens het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» worden tienduizenden mensen uit het buitenland gehaald voor seizoensarbeid, terwijl de SUWI-organisaties nauwelijks mensen uit Nederland aanleveren. Bovendien lijken de Nederlandse uitkeringsgerechtigden weinig animo te tonen. De staatssecretaris is terecht bezig met projecten om hierin verandering te brengen, maar de resultaten vallen tegen. De brief van de staatssecretaris gaat onvoldoende op de problemen in, maar zij begrijpt dat hij het resultaat van de pilots wil afwachten. In elk geval moet hier serieus aandacht aan worden besteed. Overigens mogen de grenzen open; voor alle landen in Europa gelden dezelfde regels.

In het rapport van de Ambtelijke Commissie Toezicht II staat dat ministerie en IWI één informatiebron moeten worden, zodat de beleids- en toezichtmedewerkers nooit meer hetzelfde hoeven te vragen aan de uitvoeringsorganisaties. De IWI is als onderdeel van het ministerie al niet geheel onafhankelijk, maar als beide instellingen in één adem worden genoemd, geeft dat haar reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van het toezicht. Wat is hierover de mening van de bewindslieden?

Antwoord van de bewindslieden

De minister noemt het cruciaal dat de SUWI-evaluatie tijdig wordt uitgevoerd, zodat er in deze kabinetsperiode een politiek debat over kan worden gevoerd. Het materiaal moet ook in de ogen van de Kamer relevant zijn en hij zegt daarom toe de behoeften van de Kamer aan feitelijke informatie en verduidelijking te zullen meenemen in het plan van aanpak. Een van de eisen in het programma van eisen is flexibiliteit ten opzichte van hetgeen de minister met de Kamer bespreekt. De aanbesteding zal de komende weken worden gefinaliseerd. De vragen waarop de onderzoekers hebben ingeschreven staan in het plan van aanpak. De geheel andere aanpak waarom mevrouw Noorman-den Uyl heeft gevraagd, past niet in de aanbestedingsprocedure. Het kabinet heeft echter niet alleen gevraagd om een optelsom van meningen van betrokkenen. Er zal worden bezien of SUWI in vergelijking met de pre-SUWI-periode de bedoelde resultaten heeft opgeleverd. Het is logisch dat daarbij ook wordt meegenomen hoe dit in de praktijk wordt ervaren. De situaties voor en na 1 januari 2002 zullen met elkaar worden vergeleken, en verder zal de voortgang sinds 1 januari 2002 worden onderzocht. In het door de regering geëntameerde onderzoek is de centrale vraag in hoeverre de hoofddoelstellingen van de Wet SUWI zijn gehaald. Deze doelstellingen zijn: werk boven uitkering, betere klantgerichtheid en betere doelmatigheid. In het plan van aanpak van de onderzoekers zal dit moeten worden gekwantificeerd. Het zoeken naar oplossingsrichtingen voor knelpunten en het meenemen van het D66-plan zou te veel tijd vergen.

Het debat over de politieke preferenties draagt het kabinet niet op aan het externe onderzoeksbureau, want dat moet in de Kamer worden gevoerd. Het onderzoeksrapport zal de Kamer worden aangeboden met een opvatting van het kabinet. Naar aanleiding van het verzoek om het onderzoeksrapport al eind augustus 2006 gereed te hebben, zegt hij dat er tussen 1 oktober 2006 en 1 mei 2007 voldoende gelegenheid zal zijn om het debat goed af te ronden. Hij is bereid om al dit voorjaar mee te werken aan een planning. De evaluatie van een Groot Project is een taak van de Kamer zelf.

De afronding van de transformatie van het UWV hoeft pas in 2007 operationeel te zijn, onder andere vanwege het wetgevingsprogramma dat het UWV is opgedragen. Het UWV zal in de loop van 2006 de eigen veranderorganisatie afbouwen. De personeelsreductie kan echter een zekere uitloop hebben.

De discussie over het bedrag van 160 mln. is in het afgelopen najaar gevoerd. Daarbij is gebleken dat het kabinet op een aantal punten te weinig inzicht had in de kostenopbouwstructuur bij het UWV. Daarom heeft het kabinet in goed overleg met het UWV besloten om daarover een externe opinie te vragen. Het UWV heeft lange tijd met de kostenopbouw van de verschillende uitvoeringsinstellingen gewerkt en heeft nu gekozen voor een integrale opbouw. Als kabinet en UWV het daarover eens zijn, zal het verschil van mening over de begroting op rationele wijze worden afgehandeld. Door de kostenopbouw nu diepgaand te behandelen, zal in de volgende jaren minder vertraging ontstaan door een debat over de kostenopbouw en het budget. Het desbetreffende onderzoeksrapport zal in maart verschijnen. Daarna is even tijd nodig voor een oordeel van de minister en een afspraak met het UWV daarover. Hij zegt toe zijn oordeel aan de Kamer te sturen zodra het er is, maar een precieze datum kan hij niet geven. Van een vergelijking met andere organisaties is geen sprake. De minister kan geen details geven met betrekking tot de vraagtekens bij de UWV-begroting. Het is het meest praktisch als het kabinet openheid van zaken geeft bij zijn oordeel over het onderzoek.

Het UWV heeft voor het uitvoeren van de taken in 2006 een budget toegekend gekregen conform het besluit van de minister. Indien en voor zover het lopende dispuut en het onderzoek daarna zullen leiden tot een aanvullend budget, zal dit voor de minister een aanvullende budgettoekenning zijn. Hangende dit onderzoek is het jaarplan nog niet definitief goedgekeurd. Dat het jaarplan niet is goedgekeurd, dwingt het UWV tot grote terughoudendheid. Door de rationele aanpak, waarmee ook het UWV eventueel zijn voordeel kan doen, verwacht hij dat men de komende maanden op rationele wijze tot elkaar kan komen. Het is puur een begrotingstechnische discussie, die echter wel consequenties heeft voor de sturing op de verschillende kostensoorten. Er is afgesproken dat de taakstelling onverminderd doorloopt.

Hét antwoord op de klachten over het UWV is beter werken. Het dieptepunt lijkt voorbij. In het laatste kwartaal is er een dalende trend in het aantal klachten. Voor de beeldvorming is het van belang dat het UWV het indienen van klachten heeft vereenvoudigd om meer heldere klachten binnen te krijgen. Dit heeft geleid tot een enorme toename. Op basis daarvan is een verbeterproces ingezet waardoor het aantal klachten nu daalt. De minister heeft zelf aan de IWI gevraagd te onderzoeken of de verwerkingswijze van klachten en alles rond klantbejegening voldoende geborgd zijn in de primaire processen van het UWV. Het UWV geniet zijn volle steun en vertrouwen bij de verbetering. De efficiencydoelstelling van 25% geldt voor de hele SUWI-operatie en is niet op het jaar 2005 of 2006 geënt. Zij heeft betrekking op het oorspronkelijke UWV. Sindsdien zijn correcties toegepast, bijvoorbeeld voor het overbrengen van de premie-inning naar de Belastingdienst en de extra inzet voor de herbeoordelingsoperatie. In de evaluatie zullen de afgesproken amenderingen worden meegewogen. Overigens mocht van de 25% capaciteitsreductie een deel opnieuw worden geïnvesteerd. Er is geen sprake van een kaasschaafmethode met een reductie van 25% voor iedere nieuwe taak. Hij wil de invulling van de taakstelling zo helder mogelijk herleiden, daar de efficiencytaakstelling en de mogelijkheid van herinvestering al tijdens het wetgevingsproces zijn gekwantificeerd.

De verhouding tussen de minister en de raad van bestuur van het UWV is uitstekend. De raad van bestuur geniet zijn volle vertrouwen. Hij wordt geïnformeerd en nieuwe ontwikkelingen worden hem gemeld. De samenwerking is perfect, met behoud van ieders verantwoordelijkheid. Het vertrouwen is in het verleden een keer beschaamd. Zodra dit weer het geval blijkt te zijn, is hij in staat maatregelen te nemen.

Het IWI-rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» is inderdaad te laat naar de Kamer gestuurd. De betrouwbaarheid van de verantwoording over de financiën en de rechtmatigheid van de uitkeringen staat niet ter discussie. Kabinet en Kamer hebben gekozen voor bepaalde prestatie-indicatoren om te kunnen sturen op wat maatschappelijk van belang is. De IWI acht de betrouwbaarheid van de informatie over de indicatoren nog onvoldoende geborgd in de SUWI-organisaties. Daarmee staat of valt op den duur of men met de prestatie-indicatoren kan sturen. Hij zegt toe de Kamer binnen vier weken het pakket van maatregelen te leveren dat voortvloeit uit het IWI-rapport. De Rekenkamer beziet altijd de jaarverslagen, dus de rechtmatigheid zal in mei 2006 aan de orde komen. Het oplossen van de klachtenproblematiek moet tot uiting komen in de prestatie-indicator klanttevredenheid. Verder moet er een solide systeem komen voor de serieuze behandeling van klachten en moet geborgd zijn dat de organisatie leert van gegronde klachten. Er kunnen verbeterplannen zijn die niet direct betrekking hebben op de prestatie-indicatoren. De Landelijke Cliëntenraad zal bij de evaluatie bevraagd worden. De minister zal schriftelijk ingaan op het voorgestelde fonds voor ketenbrede cliëntenparticipatie.

Het is hem niet bekend dat de IRO minder mogelijkheden biedt op grond van budgettaire gegevens. De IRO is soms iets duurder dan totale inkoop van reïntegratie, maar dit is niet van invloed op de mate waarin het gebruik van IRO openstaat voor de cliënt.

Hij herkent het beeld van UWV-medewerkers die in hoeken en gaten de hakken in het zand zetten niet. Onder de tienduizenden medewerkers kan incidenteel iemand een conflict hebben met de leiding. Als hij een klacht ontvangt die van algemene strekking lijkt te zijn, legt hij deze voor aan het UWV. De tevredenheid van klanten die geen klacht indienen komt tot uiting in de steekproefsgewijze externe meting van de klanttevredenheid. In de steekproef wordt geen onderscheid gemaakt tussen klagers en niet-klagers. Het UWV heeft naar aanleiding van de slechte bereikbaarheid de norm gesteld dat in 80% van de gevallen een vraag direct afgehandeld moet worden. De realisatie is nu 83%.

Naar aanleiding van de uitingen van de ex-directeur heeft het UWV zelf om een rechercheonderzoek gevraagd. Vanwege prioriteitstelling van het OM is dit onderzoek nog niet afgerond. Zodra het resultaat bekend is, zal de Kamer dit ontvangen. Wel is er een uitspraak van de rechter waaruit blijkt dat de ex-directeur grote schande over zichzelf heeft afgeroepen.

De staatssecretaris beziet SUWI als een samenhangend geheel van uitvoering in de keten ten behoeve van werk en inkomen. Na de invoering zijn de verschillende instanties vooral met zichzelf bezig geweest, de keten heeft in de volgende fase meer aandacht gekregen. Dat is tot uiting gekomen in het ketenprogramma. Op elk van de daarin geformuleerde ambities wordt voortgang geboekt. Een van ambities is de AB-routering, in plaats van de oude indeling in de fasen 1 tot en met 4. Met deze wat grovere indeling wordt nu op een aantal plaatsen gewerkt. Waarschijnlijk zal er deze maand een evaluatierapport over verschijnen, dat hij de Kamer zal toesturen. Een deel van de cliënten heeft het CWI wellicht niet nodig, maar kan zijn weg vinden met behulp van de instrumenten van het CWI, zoals e-intake en internet. De energie kan dan worden gestoken in moeilijker groepen, liefst niet door één organisatie maar in de keten. Hij is voorstander van een nauwere samenwerking tussen UWV, CWI en gemeenten. Op dat terrein is een enorme ontwikkeling gaande. Hij wijst op de SUWI-landkaart op de site www.landkaart.bkwi.nl, waarop is te zien wat in het land aan ketensamenwerking plaatsvindt rond jongerenaanpak, handhaving, klantroutering, bedrijfsverzamelgebouwen, werkgeversbenadering, Work First, diagnosestelling en integrale dienstverlening.

Volgens de commissie-Keller kan de keten niet zonder het digitale klantdossier, waardoor gemeenten, UWV en CWI over hetzelfde dossier beschikken. Op dat terrein vindt grote voortgang plaats. Een deel van de basis van het digitale klantdossier wordt gevormd door SONAR. SONAR is inmiddels over het hele land uitgerold. Men is nu bezig met het saneren en digitaliseren van het grote aantal gegevens dat klanten zelfs tweemaal moeten invullen. Vanaf het eind van dit jaar zal een klant zo veel mogelijk maar één keer worden uitgevraagd, eventueel via e-intake of internet.

Er zijn veel goede voorbeelden van ketensamenwerking, maar ook voorbeelden waar het niet zo goed gaat als men zou wensen. Volgens een rapport van Divosa moet de helft van de gemeenten de cultuuromslag van inkomen naar werk nog maken. De werking van de WWB moet zijn beslag nog krijgen. Het instrument daarin om gemeentebestuurders scherp te maken op de te behalen winst moet voorlopig blijven bestaan. Gevraagd naar zijn eigen rol in de ontwikkeling, antwoordt de staatssecretaris dat in de uitvoering van de WWB de ketenpartijen UWV en CWI voor een groot deel door het kabinet zijn te beïnvloeden. De 450 gemeenten zijn zelfstandig en daarom probeert hij die via Divosa en de VNG te bereiken. Voor een belangrijk deel lukt dat en voor een deel is het een kwestie van persoonlijke inzet bij diverse gelegenheden. Binnenkort zal een activiteit onder de naam De Verleiding het licht zien, waarbij mensen uit UWV, CWI en gemeenten bij elkaar worden gebracht om met elkaar te praten, best practices te tonen en dergelijke.

Het maakt de staatssecretaris niet veel uit of CWI, gemeenten of UWV zich inzetten voor de moeilijk bemiddelbaren. Hij wil dat men het gezamenlijk doet, want de integrale klantbenadering is een van de meest essentiële ontwikkelingen. De matching, de bemiddeling door het CWI, verloopt beter, maar er moet nog veel gebeuren. Matching geschiedt nog te veel op functie of persoon en te weinig op competenties. Het is daarom belangrijk dat het CWI competentiecentra uitbreidt en toonkamers opzet. De verbetering van de zoekmachines op internet hangt samen met de betere matching. Ook moet het CWI werken aan een persoonlijke benadering. De 11 mln. extra voor het CWI heeft te maken met nieuwe ontwikkelingen als www.werk.nl, elektronische intake, et cetera. Wel moet men dicht bij de oorspronkelijke doelstelling blijven, en de CWI-begroting van 2006 is inderdaad lager dan die van 2005. Hij heeft met de raad van bestuur van het CWI duidelijke afspraken gemaakt over prestaties en kwaliteit. Dat dwingt het CWI tot onderzoek van de eigen prioriteiten.

Een aantal wetenschappers verricht onderzoek naar de reïntegratiemarkt. Hij verwijst tevens naar de benchmark van de brancheorganisaties van reïntegratiebedrijven en arbodiensten (Borea) en de Raad voor Werk en Inkomen (RWI). De evaluatie van de reïntegratiemarkt die wordt uitgevoerd op basis van het Trendrapport 2006, zal worden betrokken bij de evaluatie van SUWI. Vooruitlopend op de AB-indeling is de cliëntengroep groter geworden doordat een deel van de cliënten uit fase 2 en 3 is meegenomen. Om die reden is de norm voor de uitstroom van de WWB in het jaarplan verlaagd van 55% naar 40%. Op de vraag over de regio-overschrijdende uitwisseling van vacatures en mensen antwoordt hij dat de keten niet stopt met UWV, CWI en gemeenten. De werkelijke toeleiding naar werk moet in regionale verbanden plaatsvinden. Op de SUWI-landkaart is te zien dat er regionale verbanden zijn gevormd in de vorm van CWI-regio’s. Hij zal nagaan of ook wordt bemiddeld tussen vraag en aanbod in verschillende regio’s en daaraan zo nodig aandacht schenken.

Dat adverteerders wel de vacature maar niet de advertentie willen, is een slechte zaak. De tussenstand betreffende de evaluatie van de seizoensarbeid en het Ecorys-rapport over het openen van de grenzen op 1 mei zal de Kamer op zeer korte termijn ontvangen. Het zijn slechts elementen in de totale discussie, waardoor de staatssecretaris nu niet meer over dit onderwerp kan zeggen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Dijk (CDA) wil het evaluatierapport ook werkelijk op 1 oktober aanstaande hebben. Hij wil van de minister vernemen wat inhoudelijk in het plan van eisen voor de evaluatie staat, ervan uitgaande dat dit meer is dan wat in de brief staat. Ook wil hij weten wat de minister op basis van dit overleg extra zal vragen aan het onderzoeksbureau.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) stelt dat de kritiek die in december 2005 is geuit op het plan van aanpak van de evaluatie, in de voorliggend notitie niet is meegenomen. Er moeten feitelijke, meetbare onderzoeksdoelen worden geformuleerd voor het onderzoek begint. Bij de start van SUWI heeft de Kamer gezegd dat er nulpuntenmetingen waren. Daarover is overleg gevoerd. De Kamer heeft een extern onderzoek laten verrichten om bij de evaluatie ten opzichte van die metingen veranderingen en resultaten te kunnen registeren, gerelateerd aan het doel van de wet. De bewindslieden hebben daarmee niets gedaan.

Zij wil dat de huisvesting op korte termijn aan de orde komt, daar nu grote bedragen aan leegstand worden uitgegeven, en zij vraagt wanneer de Kamer het complete dossier hierover zal ontvangen. Zij vindt het onverantwoord dat de minister het UWV zo lang in onzekerheid laat terwijl de organisatie nog een aantal forse slagen te maken heeft. De minister is niet voldoende ingegaan op haar opmerking over de hoeken en gaten van de organisatie, waarin mensen met de hakken in het zand zaken frustreren. Zij wil dit probleem voor het eind van het jaar opgelost zien.

De staatssecretaris heeft gezegd dat een actievere matching bij het CWI op komst is, maar is niet ingegaan op de klacht van het CWI dat gemeenten en UWV te weinig doen met terugmeldingen van sancties bij werkweigering. De IWI heeft hetzelfde geschreven. Zij vraagt de staatssecretaris dit aan te pakken. Zij stelt verder dat door de dualisering ook de gemeenteraad partij is en vraagt of de gemeenteraad niet op de hoogte moet zijn van de jaarcijfers van het CWI en de mate waarin terugmeldingen hebben geleid tot sancties.

De heer Van der Sande (VVD) stelt dat de minister heeft gezegd dat de 160 mln. voor het UWV een begrotingstechnisch probleem betreft. De prestatie-indicatoren en de doelen voor 2006 staan niet ter discussie. Waarom ontvangt de Kamer het jaarplan dan niet, zodat zij het eerder kan beoordelen? Het plan van aanpak van de evaluatie is niet concreet genoeg. Hij wenst een voorstel met concrete en helder uitgewerkte onderzoeksvragen en met de operationalisering van de onderzoeksvragen, met de vermelding welke informatie noodzakelijk is om tot de onderzoeksvragen te komen en wat het onderzoek moet opleveren in termen van meetbare doelstellingen. Hij wil dat de Kamer vervolgens een oordeel geeft over het plan van aanpak. Hij is zeer tevreden met de toezegging dat de Kamer binnen vier weken geïnformeerd zal worden over maatregelen om te komen tot betrouwbare gegevens.

Het enthousiasme van de staatssecretaris spreekt hem aan. Inderdaad zullen sommige zaken langer duren dan men zou wensen. Toch ziet hij op lokaal niveau nog steeds veel onvrede, onduidelijkheid en onbegrip. Dit blijkt ook uit het IWI-rapport «Gezocht: werklozen». Met welke maatregelen wil de staatssecretaris met de aanbevelingen en conclusies in dit rapport positieve resultaten bereiken? Er is in de beantwoording onvoldoende ingegaan op de prestatie-indicatoren. Hij herhaalt dat het UWV geen verhouding aangeeft tussen frontoffice en staf terwijl het CWI dit wel doet. Ook wordt nauwelijks informatie verschaft over de doelmatigheidsindicatoren. Hij heeft om additionele informatie gevraagd om te kunnen beoordelen of de doelmatigheid wordt gehaald. Hij vraagt de bewindslieden aan te geven hoe dit kan worden opgepakt.

De heer De Wit (SP) onderschrijft de eisen die de heer Van der Sande heeft gesteld aan de evaluatie. In het IWI-rapport «Gezocht: werklozen» wordt twijfel uitgesproken of het CWI terecht al deze tewerkstellingsvergunningen voor seizoensarbeid verschaft. Wat is hierop de reactie van de staatssecretaris?

De minister zegt het evaluatierapport voor 1 oktober aanstaande toe. Ook zegt hij het programma van eisen toe, met de toevoegingen naar aanleiding van dit debat. De meetbare onderzoeksdoelen staan deels in het programma van eisen en deels in de startnotities. Die worden deze weken opgesteld en zullen daarna aan de Kamer worden toegestuurd. Aanvullende vragen daarover zal de minister zeer snel beantwoorden. Hij zal de mogelijkheid bezien om alvast informatie te geven over de prestatie-indicatoren in het UWV-jaarplan. Als het UWV de 160 mln. niet zal ontvangen, zal dit mogelijk tot verandering van het jaarplan leiden. De Kamer zal informatie over huisvesting ontvangen.

De staatssecretaris beaamt dat de komende tijd nog dikwijls over het CWI zal worden gesproken. De matching zal daarbij een belangrijk onderwerp zijn. Als het CWI iets terugmeldt, mag men verwachten dat gemeenten daarmee iets doen. Hij zal dit in het overleg met ketenpartijen aan de orde stellen, maar wijst op de zelfstandigheid van de gemeenten. Die speelt ook een rol bij het onvoldoende beschikbaar stellen van mensen voor bijvoorbeeld de tuinbouw. Dit kan worden besproken wanneer de WWB aan de orde komt. Uiteindelijk komt de rekening bij de gemeenten te liggen wanneer zij onvoldoende doen aan uitstroom uit de werkloosheid. Hij sluit niet uit dat de mevrouw Noorman-den Uyl gelijk heeft met haar opmerking over het informeren van de gemeenteraad. Hij zal bezien of de gevraagde informatie inzichtelijk gemaakt kan worden.

De vraag over de verlening van de tewerkstellingsvergunningen kan in een ander debat aan de orde komen. Hij begrijpt dat de heer De Wit bedoelde dat het CWI onvoldoende kijkt in de oude EU-landen. Dit laat onverlet dat ook in Nederland een bestand inzetbaar is.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD) Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA) en Van Egerschot (VVD).

Naar boven