26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 227
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 15 september 2005 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de negende Voortgangsrapportage SUWI en de tussenrapportage SUWI 2005 (26 448, nr. 207);

– de brief d.d. 11 maart 2005 houdende rapporten van de Inspectie Werk en Inkomen met betrekking tot de bemiddelingstaak van CWI (26 448, nr. 198);

– de brief d.d. 31 maart 2005 houdende het rapport van de Inspectie Werk en Inkomen «UWV en de gemeenschappelijke verwijsindex: een onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeenschappelijke verwijsindex bij de bestrijding van witte fraude» (17 050, nr. 293);

– de brief d.d. 8 april 2005 houdende het rapport van de Inspectie Werk en Inkomen «Gebruikwaarde Suwinet-Inkijk» en informatievoorziening en elektronische dienstverlening SUWI (26 448, nr. 200);

– de brief d.d. 28 april 2005 over de prestaties van het UWV in 2005 (26 448, nr. 204);

– de brief d.d. 13 mei 2005 houdende het eindrapport van de Expertcommissie informatievoorziening en elektronische dienstverlening SUWI «De burger bediend!» en twee rapporten van de Inspectie Werk en Inkomen met betrekking tot de uitkeringsintake WWB (26 448, nr. 206);

– de brief d.d. 31 mei 2005 houdende het jaarverslag SIOD 2004 (17 050, nr. 299);

– de brief d.d. 3 juni 2005 over de uitbestedingsverplichting reïntegratie (uitvoering van motie-Bruls c.s.) (28 719, nr. 20);

– de brief d.d. 6 juni 2005 over privacyaspecten van gegevensuitwisseling en de beveiliging van SUWI-net (17 050, nr. 298);

– de brief d.d. 27 juni 2005 houdende het rapport van de Inspectie Werk en Inkomen «Ontwikkeling van het handhavingsbeleid binnen UWV» (26 448, nr. 210);

– de brief d.d. 30 juni 2005 houdende de eerste kwartaalverslagen 2005 van de SUWI-organisaties (26 448, nr. 212).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De voorzitter zegt dat opzet van dit algemeen overleg over de negende Voortgangsrapportage SUWI (Structuur en Uitvoering Werk en Inkomen) anders is dan gebruikelijk. De procedure van een begrotingsonderzoek zal worden gevolgd, dat wil zeggen dat in de eerste twee uren van dit drie uur durende overleg in blokken een aantal thema's wordt langsgelopen. De fracties nemen ieder een of twee thema's voor hun rekening. De bewindslieden beantwoorden per thema. Na het antwoord van de bewindslieden kunnen de andere woordvoerders aanvullende vragen stellen die ook door de bewindslieden zullen worden beantwoord. Daarna wordt overgestapt op het volgende thema. De gekozen thema's zijn als volgt over de fracties verdeeld: effectiviteit en ICT worden behandeld door de woordvoerder van de CDA-fractie, efficiency en kwaliteit informatievoorziening door de woordvoerder van de PvdA-fractie en financiële ontwikkelingen door de woordvoerder van de VVD-fractie. Het laatste uur van het overleg is een algemeen deel waarin iedereen nog even het woord krijgt, zoals gebruikelijk is in een algemeen overleg.

Effectiviteit

De heer Van Dijk (CDA) merkt op dat het met betrekking tot effectiviteit vooral om drie thema's draait. Het eerste is het voorkomen van instroom vanuit de WW naar de Wet werk en bijstand (WWB). Dat is vooral een taak van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het tweede is het vergroten van het aantal reïntegratietrajecten en van het plaatsingspercentage voor de WW en de WAO. Daarvoor is vooral de uitkeringsinstantie UWV verantwoordelijk. Het derde thema betreft de rechtmatigheidscores, waarvoor vooral UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) verantwoordelijk zijn. De vragen in dit blok zullen vooral betrekking hebben op de negende Voortgangsrapportage SUWI en de eerste kwartaalverslagen 2005 van de SUWI-organisaties.

De commissie voor SZW had gevraagd om cijfers inzake de doorstroomquote, het voorkomen van doorstroom van de WW naar de WWB en de gemiddelde duur van fase-1-cliënten in de WW en de WWB. Waarom zijn deze cijfers nog niet geleverd en wanneer kan de commissie deze tegemoet zien? In het rapport van de Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) staat dat de mate van ondersteuning door het CWI nogal afhankelijk is van mensen. Er zijn te grote verschillen. Wat wordt gedaan om te voorkomen dat die verschillen te groot worden? De kritiek van de ketenpartners op het CWI is dat uitvoering van kennisgevingen van verwijtbaar gedrag niet op orde is. Wat doet het CWI eraan om deze ontevredenheid bij de ketenpartners weg te nemen? Er is ook kritiek op de intake door het CWI. Gemeenten en UWV moeten allemaal nieuwe gegevens vragen als zij het dossier krijgen. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de intake op een goede manier plaatsvindt? Kan de minister inzicht geven in de effectiviteit van de CWI-website Beursvloer? Hoe wordt de preventiequote gemeten?

Volgens de IWI is er ten aanzien van de tijdigheid van toetsing op reïntegratie-inspanningen bij werkgevers en werknemers het een en ander op te merken. De norm is dat 80% van de dossiers binnen de gestelde tijd wordt getoetst. In de praktijk was dat in 2004 slechts 53%. Hoe komt het dat de tijdigheid van de toetsing op reïntegratie-inspanningen niet uit de verf komt? Wat wordt gedaan om dit percentage te verhogen? Als de toetsing niet tijdig plaatsvindt, kunnen eventuele sancties immers ook niet tijdig worden opgelegd. Tijdige toetsing zou kunnen leiden tot een instroombeperking bij de WAO. De reïntegratiebedrijven hebben weinig geïnvesteerd in de reïntegratietrajecten voor de WW. Hoe komt dit en wat gaat de minister doen om de investeringen te vergroten? De dalende percentages van rechtmatigheid van uitkeringen bij UWV baren zorgen. Deze liggen soms 20% onder de norm. Wat is de oorzaak hiervan? Vallen de cijfers voor 2005 lager of hoger uit dan de cijfers voor 2004? Welke aanvullende maatregelen worden genomen om de rechtmatigheidspercentages weer op niveau te krijgen?

In de eerste kwartaalverslagen 2005 wordt regelmatig gesteld dat door aanpassing van de berekeningswijze een achteruitgang van de prestaties is waar te nemen. Dat is een weinig bevredigende verklaring. Het is van belang om cijfers met elkaar te kunnen vergelijken om trends te kunnen waarnemen. UWV kan pas twee jaar na dato meten hoe het zit met duurzame plaatsing via reïntegratietrajecten. Tot het laatste kwartaal van 2002 zat men nog redelijk in de buurt van de norm wat betreft de arbeidsongeschiktheid, vanaf 2003 is er een daling te zien. De percentages van de reïntegratietrajecten WW liggen sowieso onder de norm. Was het een verrassing dat de cijfers zo laag waren? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de norm wordt gehaald? Bij de sluitende aanpak wordt opgemerkt dat de norm niet wordt gehaald omdat de cijfers niet betrouwbaar zijn. Betekent dit dat het mogelijk is dat de realisatie nog lager is dan uit de cijfers blijkt? De norm is dat de snelle reïntegratietrajecten 85% vormen van het totaal. Het percentage komt echter in het eerste kwartaal van 2005 op 40 uit. UWV verwacht dat de inzet van reïntegratiecoaches ervoor zal zorgen dat de norm in het derde kwartaal van 2005 wel wordt bereikt. Deelt de minister deze verwachting van UWV?

Op pagina 2 van de voortgangsrapportage staat iets wat haaks staat op de informatie die op pagina 9 staat met betrekking tot de tijdigheid van de WWB-cijfers. Kunnen deze verschillen worden toegelicht? Welke staat moet worden gevolgd?

De minister merkt op dat in de prestatie-indicatoren voor 2005 zowel het percentage als de absolute aantallen zijn opgenomen. Het percentage blijkt niet eenvoudig meetbaar te zijn omdat het altijd wordt berekend over een bepaald cohort. Er moet dus ver in de tijd voor worden teruggegaan. UWV heeft in 2004 21 000 plaatsingen gerealiseerd. Voor 2005 is de norm vastgesteld op 25 000 plaatsingen. Tot en met het tweede kwartaal zijn 12 292 plaatsingen gerealiseerd. Voor 2006 is de raming 27 500 plaatsingen. Er is dus sprake van een opgaande lijn. De absolute plaatsingscijfers zijn dus betrouwbaar. Hoewel de cijfers over het eerst halfjaar meestal gunstiger zijn dan die over het tweede halfjaar omdat de vakantie in het derde kwartaal valt, wordt verwacht dat de raming voor 2005 zal worden gehaald door het inzetten van gespecialiseerde reïntegratiecoaches. De minister heeft zich afgevraagd waarom de plaatsingspercentages van WW en WAO zo laag zijn. Ook daarbij blijkt het moeilijk te zijn om betrouwbare gegevens te produceren. Er wordt getracht om een doorstroomquote op te stellen. De definitie van duurzame plaatsing is dat er sprake is van een dienstverband van ten minste zes maanden.

Vanaf 2004 wordt bij UWV de rechtmatigheid van de distribuerende en de collecterende functies apart bepaald. UWV heeft al verschillende maatregelen genomen om de rechtmatigheid te verbeteren. In 2004 was de score echter 97,4% en was er dus sprake van een lichte daling. De vergelijkbare rechtmatigheidscore in 2003 was 97,8%. De verlaging van de score is onbevredigend, al betekent dit niet dat het aantal fraudegevallen is toegenomen. Het gaat erom dat de verantwoording aan de eisen van rechtmatigheid voldoet. UWV zal het kwaliteitsmanagement op centraal en regionaal verder verbeteren. In het tweede kwartaalverslag, het jaarverslag en het jaarplan 2006 wordt daar nader over gerapporteerd. In 2005 wordt gestreefd naar een rechtmatigheidscore van 99%.

De staatssecretaris benadrukt dat in de keten niet alleen UWV en het CWI een rol spelen, maar ook 465 gemeenten. Het leveren van bijvoorbeeld cijfers over de gemiddelde verblijfduur van fase-1-cliënten in de WW en de WWB is daardoor niet zo eenvoudig. Bij de invoering van de WWB is bovendien besloten om de uitvraag van gegevens aan gemeenten aanzienlijk te beperken. Het CWI kan dit probleem niet alleen oplossen. Er moet sprake zijn van een ketenaanpak. Er moet worden bezien hoe binnen de keten bestanden kunnen worden gekoppeld. In het ketenprogramma voor 2005 is opgenomen dat er een ketendoorstroomquote moet worden opgesteld. Daartoe moet eerst een definitie worden opgesteld en moet een eerste meting plaatsvinden. Een punt is dat niet alle ketenpartners rechtstreeks door het Rijk worden aangestuurd. Verwacht wordt dat de eerste resultaten van dit proces in het vierde kwartaal beschikbaar zullen komen. In 2006 kunnen de definitie en de metingen worden verfijnd zodat het instrument adequate informatie oplevert. In de gegevens over de preventiequote zit een vervuiling omdat iedere ontmoediging bij een contact wordt meegenomen. Daar moet nog eens goed naar worden gekeken. Het is niet de bedoeling om de gegevens steeds op een andere wijze te berekenen, maar soms is een wijziging van de systematiek noodzakelijk in verband met de vraag.

De CWI-websites Beursvloer en Werk.nl zijn instrumenten waarbij de zelfwerkzaamheid van mensen groot is. Het is een andere wijze van bemiddeling dan de reguliere. Doordat mensen hier gebruik van maken, is meer en intensievere dienstverlening aan andere cliënten mogelijk. Het is moeilijk om de effectiviteit van deze instrumenten te bepalen, ook omdat de bemiddelaar op afstand staat. Er kunnen wel cijfers worden gegeven over het gebruik, maar die zeggen niet veel over de effectiviteit.

Er waren vragen over de tevredenheid over bijvoorbeeld de intake, de bemiddeling en de meldingen van verwijtbaar gedrag. Daarbij spelen veel elementen een rol. Er zijn niet overal klachten. Dat heeft onder andere te maken met de mensen die bij het CWI werken. In het overleg met de ketenpartners is aandacht besteed aan samenwerking en communicatie. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het CWI moeten aanvullende activiteiten ondernemen om samenwerking en communicatie verbeteren. De signalering moet goed zijn. Er worden stappen gezet en er wordt ondersteunend instrumentarium ontwikkeld op het terrein van bemiddeling zodat er meer uniformiteit ontstaat. Automatisering en de nieuwe fasering spelen hier ook een rol in.

Bij vragen over de intake spelen omgaan met cliënten, effectief opereren in de keten en de taakverdeling een rol. In het rapport-Keller is een rapportage van de uitvraag van gegevens opgenomen. Het is mogelijk dat de uitvraag tachtig bladzijden gegevens oplevert. Dit kan worden voorkomen door de nieuwe dossiervorming. Het advies van Keller is om te bepalen dat een bepaald gegeven van een persoon maar één keer mag worden uitgevraagd en dat het moet worden uitgevraagd door degene die het nodig heeft. Dat zou de effectiviteit moeten vergroten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vindt het storend dat in het accountantsrapport geen melding wordt gemaakt van het ontbreken van de gevraagde gegevens over de instroom in de WWB vanuit de WW in de negende Voortgangsrapportage SUWI. Kan de minister de accountants daarop wijzen?

De heer Van der Sande (VVD) wil weten hoe het zit met de overstap van de fases 1 tot en met 4 naar fases A en B en de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de fases.

De minister zal de vraag van mevrouw Noorman-den Uyl doorgeven aan de accountant en zal ervoor instaan dat die adequaat wordt beantwoord.

De staatssecretaris zegt dat de AB-routering een belangrijk instrument wordt bij de begeleiding en bemiddeling van mensen die bij het CWI worden gemeld. Voor invoering van de AB-routering is wijziging van de regelgeving nodig, maar op basis van het experimenteerartikel kunnen wel al pilots worden opgezet. Aan de hand van de resultaten daarvan kan worden bepaald hoe het beste met de AB-routering kan worden gewerkt. Het is de bedoeling dat meer ruimte wordt gegeven aan professionals. Het ligt voor de hand dat dit bij het CWI gebeurt.

Efficiency

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) zegt dat UWV tijdens het transformatieproces gefinancierd wordt uit reguliere budgetten en uit transformatiebudgetten. Daar wordt nu niet meer separaat op verantwoord. Daardoor kan de Kamer niet goed zien hoe de realisatie is van beide budgetten. Hoe zit het met de afspraken met UWV en het CWI over een geleidelijke daling van de reguliere kosten? Kan de minister dat schriftelijk toelichten? Het klantvolgsysteem is een punt van zorg, onder andere omdat de ICT-toepassing van het CWI niet goed is afgestemd op die van UWV en de gemeenten. Met welke regiemiddelen kan ervoor worden gezorgd dat de toepassing van ICT bij het CWI naadloos aansluit op de systemen van UWV en de gemeenten? Wanneer wordt het klantvolgsysteem verder geïmplementeerd en wanneer is het klaar?

Volgens de voortgangsrapportage verloopt de uitkeringsintake van het CWI goed en zijn er weinig problemen. In het IWI-rapport van april 2005 staat echter dat bij de uitkeringsvaststelling voor de WWB sprake is van slechte samenwerking tussen het CWI en gemeenten doordat het CWI niet over de middelen beschikt om de aanvragen te doen, ontbrekende gegevens te leveren of de juistheid van de gegevens te toetsen. Het CWI rapporteert daar zelf niet over. De commissie-Keller vindt het van belang dat de eenmalige uitvraag van gegevens wordt uitgevoerd door de organisatie die de cijfers nodig heeft. Is het wenselijk om de volledige bijstandsuitvraag bij het CWI onder te brengen terwijl het niet voldoende beschikt over het bijbehorende instrumentarium en voor het primaire proces geen belang bij heeft bij deze gegevens? Kan dit nog eens tegen het licht worden gehouden? De staatssecretaris geeft niet aan hoe en wanneer de tekortkomingen in de samenwerking zullen worden opgelost. Kan hij dat toelichten?

Er zijn behoorlijke kostenoverschrijdingen voor huisvesting, in elk geval bij de CWI's. In welke mate zal de huisvesting in bedrijfsverzamelgebouwen daadwerkelijk worden gerealiseerd? De vorming daarvan blijft achter bij de aanvankelijke verwachtingen en dat staat haaks op de opdracht die volgt uit de SUWI-wet. Waarom wijken de bedragen voor huisvesting in het jaarverslag 2004 af van de bedragen die in de voortgangsrapportage zijn opgenomen? Wat waren de totale huisvestingskosten van UWV? Kan de minister de overschrijding van het budget voor huisvesting van UWV in 2004 verklaren? Waarom heeft het CWI bij de vaststelling van de begroting 2004 geen rekening gehouden met de vorming van bedrijfsverzamelgebouwen?

De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over de structurele kosten voor uitvoeringsorganisaties.

De staatssecretaris zegt dat de discussie over het elektronische dossier al heel lang wordt gevoerd. De commissie-Keller is gevraagd of en hoe het elektronische dossier met het daaraan gekoppelde klantvolgsysteem gestalte zou kunnen krijgen. Het kabinet neemt het rapport van de commissie in beginsel over en zal het implementeren. Er zal een wetsvoorstel worden opgesteld waarin staat dat een bepaald gegeven maar één keer mag worden uitgevraagd. Zo'n wet is ook een instrument om partijen aan elkaar te binden. Het ICT-probleem dat hierbij een rol speelt, kan niet eenvoudig worden opgelost omdat ook gemeenten allemaal hun eigen systeem hebben. Ondanks de ontwikkelingen die zijn ingezet op dit terrein, zullen de problemen niet snel kunnen worden opgelost. Zowel de proceskant als de techniekkant van ICT heeft een hoge prioriteit, ook binnen het Algemeen Ketenoverleg (AKO). Er zijn al experimenten gedaan met het systeem SONAR waarmee alle CWI's zullen gaan werken. De uitrol hiervan is voorzien voor begin volgend jaar. De regie op dit proces vindt plaats via de samenwerking in het AKO.

Het is van belang dat de keten lokaal en regionaal tot stand komt. Daarvoor zullen UWV, het CWI en de gemeenten iets moeten doen. Dat kan in het AKO. De belangrijkste prestatie-indicator is dat werkgevers, UWV, het CWI en gemeenten met elkaar in de regio kans zien om op een effectieve en snelle manier zo veel mogelijk mensen aan de slag te krijgen. Daar wordt hard aan gewerkt. De bedrijfsverzamelgebouwen schieten als paddestoelen uit de grond. Als een organisatie naar een bedrijfsverzamelgebouw verhuist, komt de oude kantoorruimte leeg te staan. Door de slechte situatie op de onroerendgoedmarkt, leidt dit tot extra kosten. Ook de huisvesting van Kliq drukt nog op het budget.

De heer Van der Sande (VVD) vraagt zich af of het opzetten van een klantvolgsysteem alleen aan het CWI moet worden overgelaten. Hij wil weten welke bemoeienis het ministerie en de staatssecretaris hebben. Hij wijst op het systeem van de Kruispuntbank dat in België is opgezet.

De staatssecretaris zegt dat de commissie-Keller heeft opgemerkt dat het systeem dat in Nederland wordt opgezet, beter is dan dat van de Belgische Kruispuntbank. Het CWI is gevraagd om het voortrouw te nemen bij de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Keller, waaronder het opzetten van een klantvolgsysteem. Het CWI zal daarbij intensief moeten samenwerken met de andere partijen die in de keten opereren. Dat gebeurt onder supervisie van het bestuur van het AKO. SZW controleert dit proces onder andere door regelmatige overleggen met het bestuur van het AKO. Dit proces heeft een relatie met de ontwikkelingen rond de elektronische overheid. Wat er gebeurt in het kader van werk en inkomen moet aansluiten op en inpasbaar zijn in het programma Andere Overheid en het actieprogramma Elektronische Overheid. Er is hierover interdepartementaal bewindsliedenoverleg.

Kwaliteit informatievoorziening

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) zegt dat de IWI vindt dat de kwaliteit van de niet-financiële informatievoorziening moet worden verbeterd. Haar oordeel over bedrijfsvoering met betrekking tot doelmatigheid van met name UWV en het Inlichtingenbureau is kritisch. Het oordeel over het CWI, de SVB en het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen is iets minder kritisch, maar ook daar moeten verbeteringen worden gerealiseerd. Dit betreffen onder ander het voldoen aan de VBTB-eisen. Zijn de bewindslieden bereid om te waarborgen dat de prestaties worden verbeterd? Op welke wijze oefenen zij hier invloed op uit? Is de minister ervan op de hoogte dat de cliëntenraden van UWV geen inzicht krijgen in de reïntegratiecijfers van UWV? Welke informatieverplichting heeft UWV in dit opzicht? Cliëntenraden kunnen hun werk niet goed doen als zij niet kunnen beschikken over alle relevante informatie. Is de minister bereid om UWV te vragen om interne richtlijnen op te stellen waardoor ook de cliëntenraden op een juiste wijze worden geïnformeerd, op landelijk en regionaal niveau?

In de achtste voortgangsrapportage stond een melding over de telefonische bereikbaarheid van UWV. Die was in oktober 2004 63%. In een algemeen overleg in februari 2005 heeft de minister gezegd dat hij de klachtafhandeling bij UWV een punt van zorg vindt. Wat zijn de prestaties van UWV op het terrein van klachtafhandeling medio 2005? Het is vreemd dat het CWI het voortouw krijgt bij het opbouwen van een informatiestructuur, ook gezien het oordeel van de IWI. Welke norm wordt gesteld voor informatievoorziening en binnen welke termijn moeten de organisaties daaraan voldoen?

De minister merkt op dat de kwaliteit van de financiële informatievoorziening redelijk op orde is, maar dat op het terrein van niet-financiële informatievoorziening verbeteringen mogelijk en noodzakelijk zijn. Er is een ketenbreed klantenonderzoek uitgevoerd in opdracht van het AKO, het CWI, Divosa, UWV en de VNG. Daaruit blijkt dat de meerderheid van de klanten tevreden is met de afhandeling van de aanvraag van uitkeringen. Slechts 45% is tevreden over de ondersteuning bij het zoeken naar werk. Een belangrijke factor bij tevredenheid blijkt de informatievoorziening te zijn. Er wordt gestreefd naar een goede adequate informatievoorziening die recht doet aan de vraag van de informatievrager en die op een intelligentie wijze aansluit bij het primaire proces van de organisatie. Er moet worden voorkomen dat het reguleren van de informatievoorziening een enorme administratieve lastendruk oplevert voor de organisaties. Het streven is dat dit in 2006 is gerealiseerd.

UWV heeft verbeteringen voorgesteld met betrekking tot de planning- en controlcyclus en de ontwikkeling van een datawarehouse. Er worden stappen gezet in het kader van de ISO-certificering. Er vindt ook uniformering van de primaire processen plaats. Deze zaken kunnen worden benut om de niet-financiële informatievoorziening te verbeteren. Bij het CWI zal met name de implementatie van het systeem SONAR in de loop van dit jaar tot verbeteringen in de informatievoorziening leiden. De opmerkingen van de IWI over de informatievoorziening bij de SVB worden meegenomen in het veranderproces SVB dat de komende jaren gestalte gaat krijgen. De einddatum van dit proces is 2010. Er zal goed worden gecheckt of verbeteringen in het primaire proces daadwerkelijk tot verbetering van de informatievoorziening leiden. De informatievoorziening moet ook tegemoet komen aan de vragen van de cliëntenraden. Als dat niet het geval is, zijn aanvullende afspraken nodig. De cliëntenraden en de organisaties zijn ermee gediend dat de informatievragen adequaat worden behandeld.

ICT

De heer Van Dijk (CDA) vindt het goed dat er nu eindelijk een SUWI-dossier wordt ontwikkeld. Het systeem is pas eind 2006 beschikbaar, dus er moet nog anderhalf jaar met het huidige systeem worden gewerkt. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat mensen niet steeds dezelfde gegevens moeten verstrekken? Het is goed dat er sprake is van regionale samenwerking, maar er moet worden voorkomen dat regio's steeds het wiel opnieuw gaan uitvinden. Hoe kan dit worden voorkomen? Er kunnen eenvoudiger gegevens worden uitgewisseld op het terrein van handhaving. De Utrechtse wethouder van sociale zaken, de heer Spekman, heeft in een brief van 14 februari 2005 aangegeven dat binnen de lokale keten niet goed kan worden samengewerkt met het Openbaar Ministerie. Het gevolg van het handelen van het OM is dat de handhavingsacties van het interventieteam geen of onvoldoende resultaat hadden. Hoe kan dit probleem worden opgelost? Wat is de stand van zaken?

Het belangrijkste probleem dat in het IWI-rapport met betrekking tot het SUWI-net wordt genoemd, is dat het imago ervan niet goed is. Uitvoerders beschouwen het als onvoldoende betrouwbaar. Daardoor worden gegevens alsnog uitgevraagd. Wat wordt hieraan gedaan in de periode tot eind 2006? De uitgaven voor ICT in 2004 zijn gedaald ten opzichte van 2003. In 2003 waren er nog incidentele lasten, maar er is niet duidelijk omschreven wat die waren. Er is echter ook sprake geweest van een onderuitputting. Heeft de temporisering van bijvoorbeeld veranderprogramma's mogelijk financiële gevolgen voor het ICT-budget voor het jaar 2005?

De staatssecretaris zegt dat het CWI naar aanleiding van het rapport-Keller is gevraagd om een plan van aanpak te maken over de implementatie van het SUWI-dossier. Er is onder andere voor het CWI gekozen omdat in het rapport stond dat het systeem SONAR een goede basis zou zijn. Dat plan van aanpak is beschikbaar. Er worden nu afspraken over gemaakt binnen de keten. Dat kost tijd. SONAR kan waarschijnlijk binnen een paar maanden landelijk worden uitgerold. Vervolgens zal de transformatie moeten worden georganiseerd. Het is niet uit te sluiten dat een deel van de huidige problemen zal blijven voortbestaan. Een ander deel zal geleidelijk kunnen worden opgelost bij de implementatie van het nieuwe landelijke systeem. Er hoeven in de regio geen wielen meer te worden uitgevonden doordat het systeem uniform is en de uitrol ervan vanaf het landelijke niveau plaatsvindt. Er is wel ruimte voor een regionale invulling. Het AKO heeft een taak bij de informatie-uitwisseling hierover. Er zijn maatregelen genomen om SUWI-net te verbeteren.

In veel gevallen zal het geld dat in een bepaald jaar niet is uitgegeven, worden doorgeschoven naar het volgende jaar. Voor de startfase van de implementatie van het rapport-Keller is 5 mln. beschikbaar voor begeleiding en ondersteuning van het proces. Het is niet goed als er niets gebeurt met gesignaleerde fraudezaken. Dit punt is onderwerp van overleg tussen de staatssecretaris en de minister van Justitie. Er zijn gesprekken geweest met wethouder Spekman en met verschillende interventieteams en er vinden besprekingen plaats tussen het OM en de interventieteams. De Kamer zal hier schriftelijk over worden geïnformeerd.

Financiële ontwikkelingen

De heer Van der Sande (VVD) vindt dat de structuur van de rapportage aanzienlijk is verbeterd. De cijfers zijn echter zeer summier. Voor de uitvoeringskosten en de daaraan gerelateerde kosten per organisatie staan alleen totalen weergegeven die nauwelijks worden toegelicht. UWV heeft bijvoorbeeld geen informatie gegeven over besparingen als gevolg van doelmatigere uitvoering, terwijl wel om die gegevens was gevraagd. Kan die informatie worden geleverd? UWV is in 2004 binnen het budget gebleven en geeft aan dat dit deels komt omdat het ambitieniveau is verlaagd en deels door een aanpassing van de planning. Dit is echter niet verder onderbouwd. Kan een nadere toelichting worden gegeven op de realisatie van de voorgenomen doelmatigheidsbesparingen bij UWV en het CWI? Kan er een overzicht worden gemaakt van de voorgenomen en de gerealiseerde kosten van het CWI en UWV ten aanzien van transformatieprojecten en van de kwaliteitsprojecten over de jaren 2002 tot 2004? In de voortgangsrapportage staat dat er voor 2006 een bedrag voor transformatiekosten moet worden opgenomen voor UWV, maar in de meibrief zijn geen transformatiekosten in het budget opgenomen. Kan dat worden toegelicht?

In de jaarplannen van UWV zijn budgetten opgenomen voor uitvoeringskosten en kwaliteits- en transformatietrajecten. Het is moeilijk om een verband te leggen met de voortgangsrapportage. Hoe verhoudt de informatie zich tot elkaar? Het lijkt er bij UWV op dat de bezuinigingstaakstelling hetzelfde jaar wordt ingezet voor kwaliteits- en transformatieprojecten. Is dat het geval en, zo ja, om welke bedragen gaat het? De totale kosten die zijn opgenomen in het jaarverslag 2003 van UWV komen niet overeen met de opgave in de voortgangsrapportage. Wat is hier de oorzaak van? De kwaliteitsprojecten tot 2004 zijn niet apart in het jaarverslag opgenomen. Daardoor is moeilijk na te gaan of de besparingen als gevolg van de efficiencytaakstellingen daadwerkelijk zijn gerealiseerd. UWV had in 2005 eigenlijk 25% moeten besparen ten opzichte van 2002. In de stukken staat dat dit niet lukt omdat er nieuwe werkzaamheden zijn. Er is in 2005 wel een besparing die gelijk is aan die in 2004, maar die moet volledig worden aangewend voor de dekking van de niet-gecompenseerde loon- en prijsstijgingen in de afgelopen jaren. Kan dit worden toegelicht? Wat is de mening van de bewindslieden over het oordeel van de IWI? Zijn zij ervan overtuigd dat de genoemde zaken in 2005 wel goed zullen komen? Wat is het oordeel over het functioneren van UWV? Kan er, vooruitlopend op de evaluatie van SUWI in 2006, een onafhankelijk onderzoek plaatsvinden naar de feiten en cijfers van vier jaar SUWI?

De minister staat voor de gegeven financiële verantwoording. De IWI heeft ook tekortkomingen gesignaleerd ten aanzien van de financiële informatie. De verschillen tussen de cijfers in de verschillende stukken moeten worden verklaard. Het gaat om de ambitie en de planning in de doelmatigheid en de gerealiseerde besparingen bij UWV en het CWI, het niet aanwezig zijn van transformatiebudgetten in de meibrief en een toelichting op de loon- en prijsstellingen. De Kamer zal hierover schriftelijk worden geïnformeerd. UWV heeft vooraf duidelijke en concrete afspraken gemaakt over het realiseren van een doelmatigheidsbesparing van 25%. Het is de vraag of UWV kan aangeven welke besparingen het gevolg zijn van de bijgestelde ambitie en welke van de bijgestelde planning. Er zal een verklarend inzicht worden gegeven in deze cijfers. De minister tracht om deze gegevens tijdig voor aanvang van het begrotingsjaar aan de Kamer zenden. Hij heeft goede nota genomen van de suggestie om voorafgaand aan de evaluatie van SUWI in 2006 een onafhankelijke instantie een onderzoek te laten doen naar de cijfers.

Overige vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Dijk (CDA) vindt dat de gekozen werkwijze voor dit overleg goed is. De vraag is hoe ver het proces is gevorderd. Als aan het einde van dit jaar de SUWI-organisatie er moet staan, met uitzondering van UWV, zou het proces voor driekwart moeten zijn gevorderd. Is dat het geval? Uit de rapportage blijkt dat zaken behoorlijk zijn verbeterd, maar er zijn nog kritische kanttekeningen te plaatsen. Via de betrouwbaarheid van de gegevens wordt getracht om grip te krijgen op wat er gebeurt. Het gaat immers om mensen. In de afgelopen jaren was de individuele organisatie nog steeds de maat der dingen. Er moet de komende tijd voor worden gezorgd dat de burger centraal komt te staan. Het is zorgelijk dat de klanttevredenheid over de kleinere CWI-kantoren groter is dan die over grotere CWI-kantoren. Er moet worden voorkomen dat het SUWI-dossier hetzelfde imago gaat krijgen als het SUWI-net. Hoe staat het met het realiseren van de taakstellingen die bij het CWI en de SVB moeten worden gehaald? Het onderbrengen van organisaties in bedrijfsverzamelgebouwen blijft achter bij de verwachtingen. Er zijn signalen dat gemeenten worden gekort als zij de organisaties huisvesten in een bedrijfsverzamelgebouw. Hoe kan de ontwikkeling van bedrijfsverzamelgebouwen worden gestimuleerd?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vraagt de regering om de Kamer schriftelijk te informeren over de verdere implementatie van het plan van de commissie-Keller. Het CWI heeft het voortouw, terwijl het een record heeft van mislukte ICT-projecten. Dat roept twijfel op. De commissie-Keller zegt dat de kern van het systeem moet zijn geënt op authentieke basisadministraties. Waar liggen de authentieke basisadministraties in dit pakket? De uitvraag moet uiteraard plaatsvinden door de organisatie die de gegevens nodig heeft voor de uitvoering. Kunnen de overwegingen met betrekking tot de positionering van de uitvraag op papier worden gezet? De commissie-Keller heeft de aanbeveling gedaan om gebruik te gaan maken van een omgekeerde intake, dus dat alleen maar gegevens worden gevraagd die nodig zijn en niet al bekend zijn. Dat is goed mogelijk bij de verzekeringen die worden uitgevoerd door UWV. De WWB is echter een heel andere regeling. Er bestaat recht op bijstand als men niets anders heeft en nergens anders recht op heeft. Er moet dus worden aangetoond dat men nergens recht op heeft. Moet de bijstand dan worden vervangen door een verzekering? Kan de minister dat toelichten?

Het SUWI-dossier staat niet op zichzelf. Wordt er rekening gehouden met bijvoorbeeld aansluiting op systemen die de Belastingdienst ontwikkelt voor de uitvoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen? Er moet voor worden gezorgd dat die koppelingen er zijn. Kan de Kamer schriftelijk worden geïnformeerd over de voortgang? De cliëntenparticipatie begint zich aardig te ontwikkelen. Het belangrijkste knelpunt is dat het ministerie van WVS ervoor kiest om subsidies voor organisaties die zich bezighouden met cliëntenparticipatie te schrappen voor zover het taken buiten te zorg om betreft. Er komt echter geen financiering van SZW. Cliëntenorganisaties moeten in staat worden gesteld om hun taken goed uit te voeren. Er zouden projectsubsidies moeten worden gegeven. Daartoe zou een fonds kunnen worden ingesteld waaruit cliëntenparticipatie kan worden gefinancierd. Cliëntenparticipatie is immers van groot belang bij beleidsontwikkeling.

De heer Van der Sande (VVD) merkt op dat in de IWI-rapporten over arbeidsbemiddeling in de Beursvloer staat dat er onvoldoende aandacht is voor het aanbrengen van evenwicht in de werk- en uitkeringscomponenten door het CWI en het verwerven van inzicht in de mate waarin deze instrumenten bijdragen aan het vinden van werk. De verbeteringen die de regering voorstelt zijn wat vaag. Welke concrete acties vinden er plaats? In de aanbiedingsbrief bij het jaarverslag 2004 van de Sociale Inlichtingendienst (SIOD) staat de wat cryptische zin: «Informatie wordt omgezet in kennis die ook beschikbaar wordt gesteld aan partners.» Wat is er specifiek op dit vlak gebeurd en is daaruit iets te leren voor andere partijen?

Uit verschillende IWI-rapporten blijkt dat er het nodige schort aan de samenwerking tussen het CWI en de gemeenten. Welke maatregelen worden concreet op dit terrein genomen? Het lijkt erop alsof men lokaal vaak wel wil samenwerken, maar hinder ondervindt van muren die zijn opgetrokken door centrale organisaties. Als men lokaal niet wil, moet er voor worden gezorgd dat de samenwerking wel tot stand komt. Welke maatregelen worden genomen door partijen die op lokaal niveau actief zijn? De heer Van de Sande benadrukt dat het essentieel is dat de staatssecretaris bovenop het ICT-traject blijft zitten. Er moeten niet te veel lagen zitten tussen de politieke leiding en de uitvoering.

De minister zegt dat de SUWI-operatie die was gepland van 2002 tot 2006, in tijd al een aardig eind onderweg is. Het streven is om het tijdsbestek van vier jaar aan te houden zodat de evaluatie daadwerkelijk in 2006 kan plaatsvinden. Een aantal ontwikkelingen brengt echter met zich mee dat sommige onderdelen van de SUWI-doelstellingen iets later worden gerealiseerd. De startsituatie was minder rooskleurig dan werd gedacht. De conjunctuur en grote beleidsveranderingen hebben de zaken niet eenvoudiger gemaakt. De uitvoering nu is heel veel verbeterd ten opzichte van die voor de start van de SUWI-operatie. Om de doelstelling «werk boven uitkering» te bereiken is een totale cultuuromslag gemaakt bij gemeenten, UWV en het CWI. Dit gaat gepaard met enorm ingrijpende organisatorische veranderingen. Bij UWV verdwijnen 9000 van de 20 000 arbeidsplaatsen en ook andere organisaties slanken af.

Het is gelukt om tijdig een juiste uitkering te verstrekken aan één miljoen cliënten en 692 000 niet-werkende werkzoekenden in te schrijven bij het CWI. Daarvoor hebben verschillende wetswijzigingen plaatsgevonden. Er kunnen al vruchten worden geplukt van de nieuwe oriëntatie op werk. Het aantal WAO'ers is gedaald en ook de WW laat sinds februari een dalende lijn zien. Dat is een gevolg van zowel beleid als uitvoering daarvan. Er wordt gestreefd naar het leveren van meer maatwerk. De klantgerichtheid van de uitvoeringsorganisaties kan en moet worden verbeterd. Concrete casussen moeten worden gebruikt om te bezien welke verbeteringen nodig zijn. De evaluatie van de SUWI is een geëigend moment om de balans op te maken en een oordeel te geven over de operatie.

Het is inderdaad van belang dat ervaringsdeskundigheid wordt betrokken bij beleidsontwikkeling. De kwaliteit van de cliëntenparticipatie neemt toe. De Landelijke Cliëntenraad kan een deel van de subsidie besteden aan het verwerven van expertise. Eventuele subsidiëring kan bij de behandeling van de begroting SZW aan de orde worden gesteld.

De staatssecretaris vindt dat de samenwerking tussen UWV, het CWI en de gemeenten de afgelopen jaren aanzienlijk is verbeterd. Er zijn echter nog wel grote verschillen, zowel tussen gemeenten als binnen gemeenten. Binnen organisaties zijn soms ook weerstanden. Er moet nog veel gebeuren. Binnen het CWI is aandacht voor deze problematiek. Het vormen van bedrijfsverzamelgebouwen is hierbij instrumenteel. De samenwerking kan worden bevorderd met allerlei instrumenten, zoals landelijk gestandaardiseerde dienstverleningsformules. Ook het systeem SONAR en het klantvolgsysteem binden mensen en bevorderen het ontstaan van samenwerking. Binnen het AKO-bestuur is de intentie goed. Samenwerking tussen gemeenten, bijvoorbeeld in bedrijfsverzamelgebouwen, kan leiden tot toename en afname van de bijdrage. Dit is het gevolg van het verdeelmodel voor de WWB dat door de Kamer is vastgesteld. De VNG zal de staatssecretaris informeren over haar visie op deze problematiek. De heer Van Dijk vroeg hoe het zit met de realisatie van de taakstellingen van het CWI en de SVB. Er vinden gesprekken plaats met de uitvoeringsorganen over de begrotingen. Daarin zullen de afgesproken taakstellingen worden meegenomen.

Het SIOD doet onderzoeken op verschillende terreinen voor interne doeleinden. Die vertalen zich in input en beleidsmaatregelen, maar ook in constateringen waar andere handhavers op het gebied van werk en inkomen iets aan hebben. Daarover informeren partijen elkaar. De ambitie bij de ontwikkeling van het SUWI-dossier is heel hoog. Er moet sprake zijn van zorgvuldigheid, ondanks het streven naar snelle invoering. Er is nu een plan van aanpak. De Kamer zal schriftelijk worden geïnformeerd over de stand van zaken op dit terrein. Er moet even worden bekeken wat hiervoor een juist moment is. De voortgang moet niet stokken.

Er werd gevraagd naar de gegevens en de omgekeerde intake. Het is zeker niet de bedoeling om een verzekering te maken van de bijstand. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen, zoals de gemeentelijke basisadministratie. Het systeem moet binnen het systeem van het programma Andere Overheid en het actieprogramma Elektronische Overheid passen. Er wordt dus aangesloten bij de Belastingdienst en andere databronnen. De staatssecretaris zit bovenop het ICT-traject. Er moet echter voor worden gewaakt dat de spelers van bovenaf wordt verteld hoe alles moet. Draagvlak en medewerking van alle spelers is van groot belang. Dat draagvlak is er en dat geeft het vertrouwen dat er op een goede wijze stappen worden gezet.

De voorzitter noemt de toezeggingen:

– de minister zal de Kamer nader informeren over de verklaring die de accountantsdienst van het departement heeft gegeven bij de negende Voortgangsrapportage SUWI;

– de minister zal de Kamer een overzicht verstrekken waarin nader wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen van UWV en CWI in het verleden en heden;

– de staatssecretaris zal de Kamer informeren over de samenwerking met het OM met betrekking tot gegevensuitwisseling;

– de staatssecretaris zal de Kamer informeren over de voortgang met betrekking tot de verdere uitwerking van de aanbevelingen van de commissie-Keller op een moment dat hij geschikt acht;

– de minister checkt of de verzoeken om informatie van de cliëntenraden adequaat worden beantwoord door de uitvoeringsorganisaties en rapporteert hier zo nodig over.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA) en Van Egerschot (VVD).

Naar boven