26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 186
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2005

Via deze brief informeer ik u over de huidige ontwikkelingen bij KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Inleiding

Ik stuur u deze brief naar aanleiding van het bericht van 25 januari 2005 dat de directie van KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V. surseance van betaling hebben aangevraagd en is verleend voor KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V.

Voor de volledigheid meld ik dat de directie van de medio 2003 doorgestarte dochter Kliq B.V. géén surseance heeft aangevraagd.

Hoewel alle consequenties nog niet hiervan duidelijk zijn wil ik u informeren over hetgeen nu bekend is. Voordat ik dat doe zal ik de geschiedenis van de Kliq-organisatie samenvatten. Hierbij verwijs ik naar eerdere brieven die omtrent de Kliq-organisatie aan de Kamer zijn gestuurd.

Historische tijdslijn

Voordat ik in ga op de achtergronden van de verzelfstandiging, de doorstart en de huidige situatie bij Kliq geef ik eerst een kort chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen.

• Het regeerakkoord van 1998 vormde de basis voor de verzelfstandiging van het reïntegratiebedrijf Kliq uit de Arbeidsvoorziening.

• Eind 2001 is N.V. Kliq (voorganger KG Holding N.V.) opgericht.

• In het tweede kwartaal van 2003 bleek dat het niet goed ging bij N.V. Kliq en haar belangrijkste werkmaatschappij Kliq Reïntegratie B.V.en in het derde kwartaal van 2003 is besloten tot een doorstart in een nieuw opgerichte dochtervennootschap Kliq B.V.

• Op 25 januari 2005 heeft de directie van KG Holding N.V. voor KG Holding N.V.en dochtervennootschap Kliq Reïntegratie B.V. meegedeeld dat surseance van betaling is aangevraagd en verleend.

Achtergrond: verzelfstandiging Arbvo

In het Regeerakkoord 1998 was gesteld dat de reïntegratieactiviteiten van het toenmalige zelfstandig bestuursorgaan Arbeidsvoorziening zouden moeten worden ondergebracht in een privaatrechtelijk bedrijf, te weten N.V. Kliq (juridische voorloper van KG Holding N.V.). Dit bedrijf zou in concurrentie met derden opdrachten moeten verwerven1. Hoewel de zogeheten Kliq-wet (die de overgang van de activiteiten van Arbeidsvoorziening naar de Kliq-groep regelde) met een grote Kamermeerderheid werd aangenomen, is tijdens de plenaire behandeling van de SUWI-wet (een verdere invulling van het regeerakkoord) in juni 2001 het voorgestelde overgangsregime met een gedeeltelijk gegarandeerde omzet geschrapt. Een tijdelijk verplichte inkoop door de gemeenten en het UWV bij de Kliq-groep werd niet wenselijk geacht. Door het vervallen van de omzetgarantie voor de Kliq-groep was een bouwsteen in de startpositie van de Kliq-groep weggevallen, een startpositie die toch al krap werd gepercipieerd door een extern onderzoeksbureau. Destijds is ter compensatie aan de Kliq-groep de mogelijkheid geboden om met overnames de te verwachten omzetdaling te compenseren2. In het kader van de verzelfstandiging heeft de Staat aanzienlijke financiële middelen ter beschikking gesteld.

Beslissing tot doorstart in Kliq B.V.

Ondanks eerdere reorganisaties werd in de loop van 2003 meer en meer duidelijk dat de Kliq-groep er nog steeds niet in slaagde winstgevend te opereren. De Kliq-groep heeft toen na een uitgebreide probleemanalyse en in samenwerking met een onafhankelijk adviesbureau voorstellen gedaan voor een herstructureringsoperatie. De herstructureringsoperatie behelsde dat KG Holding N.V. een nieuwe werkmaatschappij, genaamd Kliq B.V., op zou richten. In deze nieuwe werkmaatschappij zou de doorstart plaatsvinden.

De Staat heeft aan deze herstructurering zijn medewerking verleend onder een aantal strikte voorwaarden. Deze voorwaarden waren onder andere: een levensvatbaar business plan, de goedkeuring van de Europese Commissie en de externe financiering van het werkkapitaal1.

Op het moment van de beslissing over de doorstart was aan alle voorwaarden waarvoor toen zekerheid gegeven kon worden voldaan. Vandaar dat ik in totaal € 45 mln. ter beschikking heb gesteld. Op deze manier heb ik de Kliq-groep een goede basis voor de verdere toekomst gegeven. Ik heb zowel in de brief naar aanleiding van de doorstart1 als in het kamerdebat van 3 september 2003 aangegeven dat dit de laatste keer zou zijn dat de Staat geld in de Kliq-organisatie zou steken.

Bij de bovenstaande beslissing is aangegeven dat het ter beschikking stellen van dit geld onderworpen was aan het reddings- en herstructureringskader van de Europese Commissie. In overleg met de Europese Commissie bleek dat alleen een aanvraag voor zogenaamde reddingssteun binnen het gewenste korte tijdsbestek beoordeeld kon worden door de Europese Commissie. De reddingssteunaanvraag betekende wel dat de gelden die ik als eigen vermogen ter beschikking wilde stellen aan de Kliq-groep initieel als (reddings)lening verstrekt zouden moeten worden. De Europese Commissie heeft deze aanvraag tot verstrekking van een reddingslening in december 2003 gehonoreerd. Na de goedkeuring van deze aanvraag heb ik de aanvraag voor definitieve herstructureringssteun ingediend en de (reddings)lening verstrekt.

Periode na de doorstart

Zoals gezegd, in oktober 2003 vond de doorstart plaats. Destijds is met de Raad van Commissarissen (RvC) van KG Holding N.V. afgesproken dat hij de doorstart strak zou monitoren aan de hand van een aantal kritische succesfactoren, de zogenaamde mijlpalen. Deze mijlpalen hadden onder andere betrekking op ICT, omzet en «order-intake». Ook Financiën heeft als (indirect) aandeelhouder van Kliq B.V. een vinger aan de pols gehouden, onder andere middels periodieke voortgangsrapportages en overleg met de directie en de raad van commissarissen van KG Holding N.V. over Kliq B.V. en Kliq Reïntegratie B.V. Dit heb ik ook in de brief over de doorstart aangegeven1.

Echter, recent is gebleken dat de prognoses welke aan de doorstart ten grondslag liggen niet zijn gehaald.

De ontwikkelingen binnen de Kliq-groep – waarop ik in deze brief gezien de vertrouwelijkheid van de informatie niet kan ingaan – hebben de Staat in het najaar van 2004 doen besloten om de door KG Holding N.V. nog vrijwel niet gebruikte Rekening Courant faciliteit van € 17 miljoen te blokkeren. Deze faciliteit had de Staat reeds ten tijde van de verzelfstandiging ter beschikking gesteld aan KG Holding N.V. Blokkering hield in dat zonder expliciete instemming van ondergetekende KG Holding N.V. niet (langer) van de faciliteit gebruik kon maken. Ik meende hiermee het maximale gedaan te hebben om de positie van de Staat als kredietverschaffer zeker te stellen. Dit was namelijk het enige bedrag dat nog niet aan de Kliq-groep ter beschikking was gesteld. Overigens was mijn inschatting inmiddels als gevolg van de recente ontwikkelingen dat de kans op een succesvol verloop van de herstructureringsoperatie bij de Europese Commissie sterk was afgenomen.

De zorg van de Staat over de ontwikkelingen binnen de Kliq-groep werd bevestigd toen op 13 januari 2005 ten laste van KG Holding N.V. beslag werd gelegd onder de Staat en onder een groot aantal debiteuren van KG Holding N.V. alsmede op de door KG Holding N.V. gehouden aandelen in haar werkmaatschappijen. Inmiddels was ook gebleken dat KG Holding N.V. haar rentebetalingen aan de Staat niet had voldaan.

Op 25 januari 2005 heeft mij het bericht bereikt dat de directie van KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V. surseance van betaling hebben aangevraagd en is verleend voor KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V. De directie van het doorgestarte Kliq B.V. heeft géén surseance aangevraagd.

Over het verdere verloop van de surseance heb ik op dit moment geen informatie.

Financiële consequenties voor de uitstaande leningen van de Staat

Het uitspreken van de surseance van KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V. leidt onder andere tot het automatisch en onmiddellijk opeisbaar worden van de verschillende geldleningen die door de Staat aan KG Holding NV zijn verstrekt. Het betreft hier enerzijds leningen die nog voortvloeien uit de afspraken ten tijde van de verzelfstandiging eind 2001: een geldlening van € 12 mln. en een achtergestelde converteerbare geldlening van €12 mln. Naast deze leningen die reeds vóór de doorstart van 2003 door KG Holding N.V. volledig waren opgenomen is er ook nog de bovengenoemde (geblokkeerde) Rekening Courant faciliteit met een maximale omvang van € 17 mln. die aan KG Holding N.V. ten tijde van de verzelfstandiging is meegegeven. In lijn met de opeising van de andere leningen, ben ik voornemens deze blokkering omzetten in een beëindiging van de kredietfaciliteit. Deze leningen zijn allen bij de verzelfstandiging verstrekt en dienden naast het ingebrachte eigen vermogen voor de kapitalisatie van het verzelfstandigde Kliq.

Ter financiering van de doorstart in 2003 heeft de Staat een reddingslening met een totale omvang van € 45 mln. verstrekt. Ook deze reddingslening zal – in samenspraak met de Europese Commissie – dienen te worden opgeëist. Ik kom daar hieronder nog kort op terug.

In totaal heeft de Staat aan Kliq voor € 69 mln. aan leningen verstrekt sinds de verzelfstandiging. De uiteindelijke financiële gevolgen van de surseance kan ik op dit moment nog niet overzien, aangezien het op dit moment niet te voorspellen is hoe de surseance zal verlopen. In de komende periode zal hier meer duidelijkheid over ontstaan.

Consequenties voor de Staat: intrekking melding herstructureringssteun Europese Commissie:

Ten tijde van de besluitvorming over de doorstart in juli 2003 heb ik mij gecommitteerd aan het verstrekken van € 45 mln. aan de Kliq-organisatie. Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven, heb ik na goedkeuring van de Europese Commissie (EC) daartoe een reddingslening van € 45 mln. verstrekt. De procedure om goedkeuring van de EC te verkrijgen om deze reddingslening om te mogen zetten in herstructureringssteun is tot op heden nog niet afgerond. Direct nadat KG Holding N.V. aan Financiën had meegedeeld dat de surseance is uitgesproken door de rechtbank, is de EC hierover geïnformeerd. Ik zal nader bekijken welke gevolgen de surseance van KG Holding N.V. heeft voor de staatssteunmelding bij de Europese Commissie.

Ten overvloede wil ik benadrukken dat de situatie en vooruitzichten van de Kliq-organisatie op het moment dat werd besloten tot de doorstart zeer verschillend waren van de huidige realiteit. Ten tijde van de doorstart in 2003 was er voor mij voldoende reden om aan te nemen dat de Europese Commissie tot een positief oordeel kon komen aangezien bij het halen van het business plan in mijn ogen aan het beoordelingskader van de Europese Commissie voldaan zou worden.

Sociale en overige consequenties

Tijdens de voorbereidingen van de verzelfstandiging bleek dat de personele bezetting van Kliq te groot was om slagvaardig te kunnen opereren in een competitieve omgeving. In 2001 heeft er derhalve een afvloeiing plaatsgevonden van ongeveer 800 werknemers. Na deze afvloeiing en dus op het moment van de verzelfstandiging eind 2001 werkte er ongeveer 2250 werknemers bij Kliq. Dit aantal bleek na de aanvang ook te groot en aan het begin van 2003 werd een aanvullende reorganisatie van wederom ongeveer 800 werknemers uitgevoerd, zodat het totale aantal medewerkers van Kliq daarna ongeveer 1450 bedroeg. Bij de doorstart in de tweede helft van 2003 heeft er vervolgens nogmaals een reorganisatieronde plaatsgevonden van 900 werknemers. Op dit moment werken er ongeveer 580 mensen bij Kliq B.V., waarvan voorzover ik momenteel begrijp ongeveer 450 vast en de rest flexibel. Welke gevolgen het aanvragen van surseance voor KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V. heeft voor de medewerkers van Kliq B.V. is op dit moment onbekend. Het is immers niet bekend wat de plannen zijn van de bewindvoerder van KG Holding N.V. met de dochteronderneming Kliq B.V. Aangaande de afwikkeling van de surseance zal de gebruikelijke procedure gevolgd worden. Ik heb hierover op dit moment geen nadere informatie.

Tot slot

In deze brief heb ik een feitelijk overzicht gegeven van de de stand van zaken bij KG Holding NV. Op sommige onderwerpen met name ten aanzien van de ontwikkelingen in 2004, kan ik in deze brief uit oogpunt van vertrouwelijkheid niet volledig ingaan. Indien u dit wenselijk acht kan ik in een (eventueel vertrouwelijk) overleg nader ingaan op de verschillende aspecten en consequenties die voortvloeien uit deze surseance.


XNoot
1

Kamerstuk 27 549/27 296, nr. 6.

XNoot
2

Kamerstuk 27 549/27 296, nr. 9.

XNoot
1

Kamerstuk 26 448, nr. 81.

Naar boven