26 448
Toekomstige structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

nr. 11
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 10 mei 2000

Op 23 maart 1999 heeft het kabinet zijn standpunt over de toekomstige structuur van de uitvoering werk en inkomen (kortweg SUWI) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken 26 448). In een nota-overleg op 21 juni 1999 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit standpunt met de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besproken. Op 24 januari 2000 heeft het kabinet vervolgens een nader standpunt aan de Kamer aangeboden, waarover de Kamer op 21 en 23 maart jl. een hoofdlijnendebat heeft gevoerd.

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt de Kamer voor, onder verwijzing naar art. 31 RvO, om SUWI aan te wijzen als groot project. Conform de procedureregeling grote projecten heeft de vaste commissie het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven ingewonnen. Dit advies (zie bijlage) is positief.

De vaste commissie acht de grote projectenregeling op SUWI van toepassing, aangezien de operatie, waarin de uitvoering van de werknemersverzekeringen geheel wordt gereorganiseerd, voor de samenleving van grote betekenis is. Tenslotte gaat het om de uitvoering van wettelijk vastgestelde regelingen, gefinancierd met wettelijk vastgestelde en opgelegde premies. Ook de complexiteit van het besturings- en uitvoeringsproces zijn redenen om SUWI aan te merken als groot project. Over de kosten en baten van het proces zijn op dit moment nog geen verantwoorde uitspraken te doen, doch verondersteld mag worden dat ook de omvang dáárvan een reden kan zijn.

De vaste commissie stelt de Kamer tevens voor om haar te belasten met de uitvoering van de grote projectenregeling. Indien de Kamer haar voorstel zal hebben aanvaard, zal zij zo spoedig mogelijk met de verantwoordelijke bewindslieden in overleg treden om een informatie- en communicatieprotocol vast te stellen, waarin de opzet en de frequentie van rapportages naar de Kamer worden geregeld, alsmede de oplevering van een start- of basisrapportage. Vaststaat dat het gehele project enkele jaren zal beslaan.

De commissie heeft de volgende onderwerpen vastgesteld waaromtrent zij in ieder geval periodiek over de voortgang geïnformeerd zal wensen te worden :

1. het samenvoegen van de uitvoeringsinstellingen tot één uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen, waarbij ook aandacht besteed zal moeten worden aan uitbestedingsmogelijkheden van taken, b.v. op het gebied van automatisering, gebouwenbeheer en reïntegratie;

2. de vorming van Centra voor Werk en Inkomen (CWI's);

3. het automatiseringsproces van de CWI's via het Cliënt Volg en Communicatiestelsel (CVCS);

4. de privatisering van de reïntegratie en de ontvlechting van de arbeidsvoorzieningsorganisatie, daarbij betrokken de rol van gemeenten in het kader van reïntegratie en sociale activering;

5. de inrichting van het bestuurlijk en toezichtskader (waaronder de vorming van een Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen en een Raad voor Werk en Inkomen);

6. de vormgeving aan cliëntenparticipatie;

7. de vormgeving aan handhaving en fraudebestrijding;

8. de financiële aspecten van de verschillende operaties.

De commissie sluit niet uit dat zij externe expertise nodig zal blijken te hebben om haar te begeleiden bij het beoordelen van de rapportages. In dat geval zal zij zich uiteraard met uw tussenkomst tot de Kamer wenden met een verzoek om daarvoor middelen ter beschikking te stellen.

In de hoop en verwachting dat u zult willen bevorderen dat de Kamer spoedig over dit voorstel zal beslissen,

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Van Dijk

BIJLAGE Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

's-Gravenhage, 18 april 2000

Bij brief van 12 april heeft uw commissie de commissie voor de Rijksuitgaven om advies gevraagd over het aanwijzen van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) als groot project. De commissie voor de Rijksuitgaven heeft hierover op 18 april beraadslaagd en steunt het voorstel van uw commissie om de Kamer voor te stellen SUWI aan te wijzen als groot project. De volgende overwegingen spelen daarbij een rol.

Volgens de procedureregeling grote projecten (24 752 nr. 2) moeten grote projecten in ieder geval aan de volgende criteria voldoen:

1. het gaat om een niet-routinematige en in de tijd begrensde activiteit;

2. het gaat om een activiteit waarvoor de staat alleen of grotendeels verantwoordelijkheid draagt;

3. er is sprake van een activiteit met substantiële financiële consequenties en/of aanmerkelijke uitvoeringsrisico's.

Daarnaast kunnen belangrijke gevolgen voor de samenleving of de rijksdienst, de toepassing van nieuwe technologieën of financieringsconstructies en de complexiteit van het besturings- en uitvoeringsproces een reden zijn voor aanwijzing van een project als groot project.

Aan het eerste criterium wordt zonder meer voldaan. Er wordt een duidelijke taakverdeling tussen publieke en private organisaties voorgestaan, waarbij het SUWI-project als afgerond kan worden beschouwd als deze organisaties volledig zijn ingericht (inclusief het bijbehorende bestuurlijk en toezichtskader). Bij de start van SUWI als groot project kan de minister worden gevraagd een concreet tijdpad te schetsen waarbinnen het gehele project moet worden uitgevoerd.

Daarnaast gaat het om een belangrijke wettelijke taak van de rijksoverheid, waarbij de publieke taken (premie-inning, claimbeoordeling en de uitkeringsverzorging) aan een publiekrechtelijke organisatie worden opgedragen. De reïntegratie van werklozen en arbeidsgehandicapten wordt uitgevoerd door private reïntegratiebedrijven in opdracht van de daartoe meest aangewezen partijen, binnen het hiervoor geldende wettelijk kader.

Het gehele project heeft belangrijke gevolgen voor de samenleving en voor de rijksdienst. De samenvoeging van de huidige uitvoeringsinstellingen (met gedeelde bestuurlijke verantwoordelijkheid door de sociale partners) tot één publiek uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen heeft direct gevolg voor de rolverdeling tussen overheid en sociale partners in de sector sociale zekerheid. Verder is de onderlinge samenhang tussen de diverse op te richten organisaties (Uitvoeringsorgaan werknemersverkeringen, Landelijk instituut voor werk en inkomen en de Raad voor werk en inkomen) en het reeds bestaande College van toezicht sociale verzekeringen alsmede de gevolgen daarvan voor de ministeriële verantwoordelijkheid (bestuurlijk en toezichtskader) dermate complex dat aanwijzing van SUWI als groot project volgens de commissie voor de Rijksuitgaven gerechtvaardigd is.

Tenslotte zijn de financiële consequenties (onder te verdelen naar de grote geldstroom, de kleine geldstroom en de kosten van het uitvoeringsproces) nog onvoldoende duidelijk maar naar verwachting wel groot. Bij de start van SUWI als groot project kan de minister worden gevraagd naar een nadere kwantificering en onderbouwing van de verwachte financiële consequenties.

Op grond van het voorgaande is de commissie voor de Rijksuitgaven van mening dat er voldoende argumenten zijn voor de aanwijzing van SUWI als groot project.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

J. van Walsem

Naar boven