26 436
Wijziging van de regelingen betreffende de waarborgen rond de vervolging

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 oktober 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 12l komt te luiden:

Artikel 12l

1. Beklag is niet toegelaten terzake van strafbare feiten waarvoor de verdachte buiten vervolging is gesteld.

2. Betreft het beklag een strafbaar feit waarvoor aan de verdachte een kennisgeving van niet verdere vervolging of een beschikking waarin verklaard wordt dat de zaak is geëindigd is betekend, dan moet het beklag worden gedaan binnen drie maanden nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de rechtstreeks belanghebbende met de kennisgeving of beschikking bekend is geworden.

Toelichting

De voorgestelde wijziging beoogt de voorgestelde aanpassing te verbeteren op twee punten die in het verslag aan de orde zijn gekomen. In de eerste plaats heeft het betoog van de leden van de fractie van de VVD mij er attent op gemaakt dat het voorgestelde artikel 12l van het Wetboek van Strafvordering, gelezen in verband met de voorgestelde wijziging van artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering, te impliciet duidelijk maakte dat in geval van buitenvervolgingstelling geen klacht toegelaten is. De nota van wijziging strekt er toe, deze uitzondering op het beklagrecht duidelijk te verankeren in het eerste lid van het voorgestelde artikel 12l van het Wetboek van Strafvordering. Het voorgestelde tweede lid bevat de regeling van het beklagrecht in het geval van een kennisgeving van niet verdere vervolging of een beschikking waarin verklaard wordt dat de zaak geëindigd is. Dienaangaande hebben met name de leden van de fracties van PvdA en D66 de vraag aangesneden wanneer aangenomen mag worden dat de betrokkene bekend is met de kennisgeving. Ik heb in dat verband aangegeven de wens dat in dezen optimale helderheid wordt geschapen te delen. De in deze nota voorgestelde wijziging kan daartoe bijdragen doordat duidelijk – en overeenkomstig met name de artikelen 399, 408 en 432 van het Wetboek van Strafvordering – een «omstandigheid» geëist wordt waaruit voortvloeit dat de rechtstreeks belanghebbende met de kennisgeving of beschikking bekend is geworden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven