nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de regelingen betreffende de waarborgen rond de vervolging.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
2 maart 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheid
om zich over het niet vervolgen van strafbare feiten te beklagen in ruimere
mate open te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 74, derde lid, komt te luiden:
3. De officier van justitie doet in geval van misdrijf aan de rechtstreeks
belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de
datum waarop hij die voorwaarden heeft gesteld.
B
Artikel 74c wordt als volgt gewijzigd:
a. De laatste volzin van het derde lid vervalt.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij het stellen van voorwaarden door opsporingsambtenaren zijn de artikelen
74, derde lid, en 74b van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12k komt te luiden:
Artikel 12k
1. Bij toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht dan wel
van het bepaalde krachtens artikel 74c van dat wetboek moet het beklag worden
gedaan binnen drie maanden na de datum waarop de rechtstreeks belanghebbende
met deze toepassing bekend is geworden.
2. Het beklag kan ook na deze termijn worden gedaan, indien de verdachte
niet aan de gestelde voorwaarden voldoet.
B
Artikel 12l komt te luiden:
Artikel 12l
Betreft het beklag een strafbaar feit waarvoor aan de verdachte een kennisgeving
van niet verdere vervolging of een beschikking waarin verklaard wordt dat
de zaak is geëindigd is betekend, dan moet het beklag worden gedaan binnen
drie maanden nadat de rechtstreeks belanghebbende met de kennisgeving of beschikking
bekend is geworden.
C
Aan artikel 36 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De officier van justitie doet in geval van vervolging wegens misdrijf
aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk
mededeling van de beschikking waarin verklaard wordt dat de zaak geëindigd
is.
D
Artikel 245a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De officier van justitie doet in geval van vervolging wegens misdrijf
aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk
mededeling van de kennisgeving van niet verdere vervolging.
E
In artikel 255, eerste lid, wordt na «bepaalde bij» ingevoegd:
artikel 12i of.
ARTIKEL III
Kennisgevingen van niet verdere vervolging en beschikkingen waarin verklaard
wordt dat de zaak geëindigd is welke van voor de inwerkingtreding van
deze wet dateren, hebben de rechtsgevolgen die daar ten tijde van hun totstandkoming
aan worden toegekend.
ARTIKEL IV
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,